‘Misschien heb je met de verkeerde mannen een relatie gehad,’ antwoordde Matthias en hij glimlachte kort.
‘Ik maakte een grapje,’ antwoordde Þóra. ‘Ik ben natuurlijk nog nooit eerder in een slaapkamer terechtgekomen die op deze manier versierd is.’ Ze liep naar een groot flatscreen, dat aan de muur tegenover het bed bevestigd was. ‘Ik ril bij de gedachte te weten welke film er in zijn speler zat,’ zei ze, terwijl ze vooroverboog naar een dvd-speler, die daaronder op een laag kastje stond. Ze zette hem aan en drukte de knop in om de dvd eruit te halen, maar het laatje kwam leeg tevoorschijn.
‘Ik had de dvd er al uit gehaald,’ zei Matthias vanaf het bed, vanwaar hij naar haar keek.
‘Wat was hij aan het bekijken?’ vroeg Þóra, terwijl ze zich naar Matthias omdraaide.
‘The Lion King,’ antwoordde Matthias met een effen gezicht en stond op. ‘Kom, ik zal je de studeerkamer laten zien. Daar heb je de grootste kans iets te vinden dat ons verder zou kunnen helpen.’
Þóra ging staan en liep achter hem aan. Ze besloot zichzelf nog even te kwellen door in Haralds nachtkastje te kijken. Ze trok het laatje van het nachtkastje open. Daarin wemelde het van de potjes en tubes crème, evenals een pakje condooms dat was opengemaakt en niet meer helemaal vol was. Er waren dus vrouwen geweest die de wandversiering geen belemmering gevonden hadden, dacht Þóra. Ze deed de la dicht en ging achter Matthias aan.
10
Laura Amaming keek op de klok. Het was gelukkig pas kwart voor drie: ze had nog genoeg tijd om haar werkzaamheden af te ronden en precies om vier uur aanwezig te zijn: na een jaar op IJsland gewoond te hebben had ze zich er in het najaar eindelijk toe gebracht zich voor ‘IJslands voor buitenlanders’ in te schrijven en ze had er een hekel aan om te laat te komen. Het kwam uitstekend uit dat er in het hoofdgebouw van de universiteit lesgegeven werd, op een steenworp afstand van Árnagarður, waar ze schoonmaakte. Het zou bijna onmogelijk voor haar geweest zijn om naar deze cursus te gaan als die elders gegeven zou worden: wanneer ze klaar was met werken, had ze niet meer dan een halfuur voordat de les begon, en ze had geen auto om zich mee te verplaatsen.
Laura legde de dweil in de spoelbak en spoelde het meeste vuil eruit onder de straal heet water. Ze mompelde de woorden ‘heet’ en ‘koud’ zachtjes voor zich uit en schold in gedachten op de moeilijke uitspraak.
Ze wrong de dweil uit en deed hem in een emmer bleekmiddel voor vuile doeken. Ze pakte de spuit met schoonmaakmiddel voor op de ruiten en drie schone droogdoeken. Vandaag moesten op de tweede etage aan de noordzijde van het gebouw alle ramen aan de binnenkant gelapt worden en daarom had ze meer dan één doek nodig. Ze verliet het schoonmaakhok en liep omhoog naar de tweede etage.
Ze had geluk: de drie eerste werkkamers waren leeg. Het was veel prettiger om dan schoon te maken dan als er wel iemand aanwezig was, met name wanneer het om ramen lappen ging, want dan moest ze op stoelen of andere meubels klimmen om bij de bovenkant te kunnen komen. Ze vond het heel onprettig om dat te doen wanneer er toeschouwers waren met wie ze niet kon praten. Thuis op de Filippijnen was ze spraakzaam en helemaal niet verlegen geweest. Hier vond ze dat ze nooit zichzelf kon zijn, behalve bij haar landgenoten. Op het werk voelde ze zich vaak eerder een ding dan een mens: de mensen praatten en deden alsof ze er niet was. Iedereen, behalve hun voorman, Tryggvi: die man stelde zich altijd volkomen hoffelijk op, deed alles wat binnen zijn bereik lag om een soort werkrelatie met Laura en haar collega’s te hebben, hoewel ze maar al te vaak op handgebaren moesten terugvallen, hetgeen van tijd tot tijd nogal amusant kon worden. Hij leek zich nochtans niets van hun gelach aan te trekken, wanneer ze in zijn bijzijn trachtten te raden wat hij hun probeerde duidelijk te maken. Het was een bovenstebeste kerel en Laura verlangde ernaar in de toekomst in zijn eigen taal iets tegen hem te kunnen zeggen. Eén ding was in elk geval duidelijk: ze zou zijn naam nooit kunnen uitspreken, ook al nam ze alle cursussen IJslands die er maar waren. Ze zei zacht ‘Tryggvi’ en kon alleen maar glimlachen toen ze hoorde hoe dat eruit kwam.
Laura ging naar de vierde ruimte: dat was een grote studiezaal die voor studenten bestemd was en gebruikt werd als pauzeruimte. Ze klopte zachtjes op de deur en ging naar binnen. Op een versleten bank zat een jong meisje, dat Laura uit de vriendenkring van de vermoorde student kende. De jongelui hier waren eenvoudig te herkennen: ze deden haar altijd denken aan een onweerslucht, zowel in hun gedrag als in hun kleding. Het roodharige meisje was verdiept in een telefoongesprek op haar gsm en hoewel ze op zachte toon sprak, was het duidelijk dat het gespreksonderwerp niet leuk was. Het meisje keek chagrijnig omhoog naar Laura en deed vlug haar hand voor haar mond en het mondstuk van de telefoon alsof ze er zeker van wilde zijn dat Laura niet kon horen wat ze zei. Ze beëindigde het telefoongesprek, stak haar telefoon in een legergroene handtas, stond op en liep arrogant langs Laura. Laura probeerde naar haar te glimlachen en deed vreselijk veel moeite om ‘tot ziens’ tegen haar te zeggen toen ze voorbijliep. Het meisje draaide zich in de deuropening om, verbaasd door de groet, en mompelde iets onduidelijks, voordat ze naar buiten ging en de deur achter zich dichtdeed. Jammer, dacht Laura. Dit was een beeldschoon meisje; dat wil zeggen, ze zou als mooi beschouwd kunnen worden, als ze er op zijn minst een poging toe zou doen om haar uiterlijk op te knappen, die vreselijke ringen uit haar wenkbrauwen en neus zou halen en zo nu en dan eens zou glimlachen. Hoe dan ook: de ramen wachtten en de tijd verstreek. Laura begon. Ze besproeide de eerste ruit met schoonmaakmiddel en wreef de doek steeds met draaiende bewegingen over het glas. Er viel gelukkig niet veel vuil weg te halen. De ramen werden heel vaak aan de binnenkant gelapt en daarom zat er geen vuil op het glas. Ze werkte de ene na de andere ruit af, maar toen ze met de laatste klaar was, merkte ze voor de eerste keer echte viezigheid op. Het zat niet op het glas zelf, maar het was een kleine, bruine vlek aan de zijkant van het stalen handvat waarmee het venster werd geopend.
Laura haalde de vieze doek die ze in de zak van haar overall aan het proppen was, weer tevoorschijn: het was zonde om de doek die ze nu in haar handen had vuil te maken, want die was nog brandschoon. Ze sproeide de vloeistof op het handvat en wreef de doek eroverheen en onderdoor. Het gebeurde wel dat de jongste schoonmaaksters zich er bij het schoonmaken van plaatsen die niet zichtbaar waren, nogal gemakkelijk vanaf maakten en ze zag dat dit vuil – wat het dan ook was – ook onder het staal te vinden was. Ze was blij dat ze dit gemerkt had: stel je eens voor dat een van die luie studenten die deze ruimte opzochten, het raam zou openen, het vieze staal zou vastpakken en erover zou gaan klagen hoe slecht hierbinnen schoongemaakt was.
Laura haalde haar neus op voor de graad van netheid daarbinnen: het handvat was slechts één voorbeeld van hoe vuil het er was. Wie had er nou eigenlijk zulke vieze handen? Wat het ook was, het ging er vanaf alsof het niets was en Laura haalde er pro forma de doek nog één keer overheen. Ze keek tevreden naar het glanzende, schone staal; ze voelde zich alsof ze een kleine overwinning op Gunnar behaald had. Toen ze de doek weer in haar zak wilde stoppen, werd haar blik gevestigd op de vlek die zich daarop gevormd had. Hij was donkerrood. De bruine kleur was bij het nat worden op de doek duidelijk verdund. Dit was bloed; dat leed geen twijfel. Maar hoe was dat op het handvat terechtgekomen? Laura herinnerde zich geen bloed op de vloer daarbinnen; degenen die het handvat vastgepakt hadden, moesten wel elders gebloed hebben. Ze overlegde bij zichzelf of dit met de moord verband kon houden, maar dat viel volgens haar te betwijfelen. De ramen waren daarna echter wel gelapt. Ze fronste haar wenkbrauwen, in gedachten verzonken. Ze herinnerde zich niet dat ze zelf de ruit gelapt had, maar dat betekende niet dat niemand anders het gedaan had. Ze probeerde het zich te herinneren; was er niet juist in de oostelijke vleugel schoongemaakt op de dag na de moord? Ja, hoe kon ze dat nou vergeten: natuurlijk was dat zo. Beter gezegd, de politie had een van de jongere meisjes verhoord: Gloria, die in de weekeinden dienst had.