Выбрать главу

‘Waarnaar zijn we hier eigenlijk aan het zoeken?’ vroeg ze opeens.

Matthias legde de stapel papieren die hij vasthield op een klein bijzettafeltje en wreef zijn vermoeide ogen uit. ‘In de eerste plaats zijn we aan het zoeken naar iets wat ons verder zou kunnen helpen; iets wat de politie over het hoofd gezien heeft. Iets wat bijvoorbeeld verklaart wat er met het geld gebeurd is dat Harald hierheen liet sturen. We zouden ook kunnen stuiten op…’

Þóra onderbrak hem. ‘Dat bedoelde ik niet. Wat ik bedoel is dat we misschien voorzichtig moeten proberen af te wegen wie waarschijnlijk met de moord te maken zouden kunnen hebben of daar baat bij gehad konden hebben. Om precies te zijn: ik heb geen enkele ervaring in het onderzoek naar een moord en zou meer houvast willen hebben, voordat ik meer gegevens doorneem. Ik vind het niet bijzonder spannend om dit hele circus misschien te moeten herhalen, als we later een of ander onverwacht nieuw inzicht krijgen.’

‘Nee, dat begrijp ik,’ zei Matthias. ‘Maar toch weet ik niet zeker wat ik je moet antwoorden. We zijn niet op zoek naar iets bepaalds. Jammer genoeg. Misschien zijn we überhaupt niet naar iets aan het zoeken. We zijn eigenlijk alleen aan het proberen Haralds leven vóór de moord te begrijpen en om een idee te krijgen van de redenen en de gebeurtenissen die tot de moord geleid kunnen hebben; vinden we onderweg iets wat ons naar de moordenaar leidt, dan is dat alleen maar mooi meegenomen. Als het je enigszins helpt om je kader te beperken: je kunt wel stellen dat datgene wat mensen er het meest toe brengt een moord te plegen, neerkomt op jaloezie, kwaadheid, financieel gewin, wraak, een stoornis, zelfverdediging of overspel.’

Þóra wachtte op meer, maar Matthias had zijn opsomming zo te zien afgerond. ‘Verder niets?’ vroeg Þóra. ‘Er moet toch nog meer zijn.’

Matthias antwoordde geïrriteerd. ‘Er bestaan zeker meer redenen, maar dit is het enige wat mij te binnen schiet.’

Þóra dacht hierover na, voordat ze verderging. ‘Oké, laten we zeggen dat dit de belangrijkste redenen zijn. Welke daarvan zou bij de moord op Harald een rol gespeeld kunnen hebben? Had hij bijvoorbeeld een relatie met een vrouw? Kan jaloezie een van de redenen geweest zijn?’

Matthias haalde zijn schouders op. ‘Ik denk dat hij vrijgezel was. Toch zou jaloezie altijd een rol hebben kunnen spelen. Misschien hield iemand van hem zonder dat die liefde beantwoord werd.’ Hij zweeg en voegde er toen aan toe: ‘Ik denk trouwens dat vrouwen zelden degene die ze vermoorden, wurgen, dus het is onwaarschijnlijk dat dit een crime passionnel geweest is.’

‘Nee,’ zei Þóra nadenkend. ‘Behalve als dit een crime passionnel geweest is die door een andere man begaan is. Was Harald soms homo?’

Matthias schudde zijn hoofd. ‘Nee, ik weet heel zeker van niet.’

‘Hoe weet je dat?’ vroeg Þóra.

‘Dat weet ik gewoon,’ antwoordde Matthias. Hij zag de twijfel op Þóra’s gezicht en voegde eraan toe: ‘Ik heb daar een soort voelspriet voor: ik voel het over het algemeen wel wanneer een man van de verkeerde kant is. Ik weet niet waarom, maar ik heb daar nu eenmaal een neus voor.’

Þóra besloot hier niets meer over te zeggen, maar ze wist uit eigen ervaring dat Matthias er naar alle waarschijnlijkheid niet beter dan anderen in was om de seksuele geaardheid van anderen te ontdekken. Haar ex verkeerde in dezelfde waan en Þóra had hem er ontelbare malen op betrapt dat hij het bij het verkeerde eind had. Ze veranderde van onderwerp. ‘Het scheen geen verkrachting te zijn geweest en er werden geen sporen van seksuele handelingen gevonden, zodat we dat kunnen uitsluiten.’

‘Dat reduceert de mogelijke drijfveren aanzienlijk,’ antwoordde Matthias en hij lachte sarcastisch naar Þóra. ‘We beginnen nu duidelijk ergens te komen.’

Þóra trok zich hier niets van aan. ‘Waarom denk jij dat hij vermoord is?’

Matthias keek haar een tijdje aan, voordat hij antwoordde. ‘Het meest waarschijnlijk is dat het iets met geld te maken had. Toch kan ik niet van het gevoel af komen dat het op een of andere wijze met zijn onderzoek naar hekserij te maken heeft. Dat met zijn ogen en met dat magische teken dat op zijn lijk gekrast was, wijst duidelijk in die richting. Ik kan me alleen de drijfveer niet voorstellen en dat ergert me. Waarom zou je uit hekserij of vanwege eeuwenoude gebeurtenissen een moord plegen?’

‘Is dat nou niet juist de vraag? De politie vond niets wat erop wees dat de moord met hekserij verband hield, ondanks het toetakelen van zijn lichaam. Ze moeten deze mogelijkheid toch onderzocht hebben,’ zei Þóra en ze voegde er vlug aan toe: ‘En niet zeggen dat ze zo dom zijn: dat is veel te kort door de bocht.’

‘Je hebt inderdaad gelijk,’ zei Matthias. ‘Ze hebben onderzocht of er sprake was van een verband. Ik denk dat ze gewoon niet beseften dat Haralds onderzoek niet een of andere afwijking of abracadabra was. Ze kwamen hier binnen, zagen wat er aan de muren hing en dachten daarna dat Harald gewoon een verwarde nietsnut was. Voor hen zijn deze kostbare stukken antiek slechts iets walgelijks, wat misschien niet zo heel ver van je eigen reactie af staat.’ Matthias wachtte op een antwoord van Þóra, maar toen ze helemaal niet op zijn laatste opmerking reageerde, ging hij verder: ‘Daarbij kwam nog het feit dat er verdovende middelen in zijn bloed gevonden werden. In de ogen van de politie was hij een krankzinnige verslaafde in de ban van sadisme, die het laatst gezien werd in het gezelschap van nog zo’n gek. Die laatste had geen alibi en was ook nog eens zo stoned als een garnaal. De politie heeft wel enige reden om tot deze conclusie te komen, maar ik ben het er absoluut niet mee eens. Er blijven veel te veel vragen onbeantwoord.’

‘Je denkt met andere woorden dat dit onderzoek van Harald naar de heksenverbrandingen en toverij verband houdt met de moord?’ vroeg Þóra in de hoop dat hij dit ontkennend zou beantwoorden: als het voor hun onderzoek niet van belang was, zouden ze meteen de grootste helft van de gegevens terzijde kunnen leggen.

‘Ja, hoewel ik het verre van zeker weet,’ zei Matthias. ‘Maar ik heb een sterk vermoeden. Kijk hier bijvoorbeeld eens naar.’ Hij bladerde door de stapel papieren die hij op schoot had, en reikte Þóra een uitgeprinte e-mail van Harald aan.

Þóra las door wat er in het bericht stond. Aan de kop van het bericht kon ze zien dat de mail door Harald verstuurd was aan ene malcolm@gruniv.uk en dat het in het Engels geschreven was, acht dagen voor de moord.

Hey Mal,

ga hier maar eens goed voor zitten, vriend. Gevonden bedankt. Vanaf vandaag moet je me met ‘hoogeerbiedwaardige heer’ aanspreken. Ik wist het, ik wist het, ik wist het; niet dat ik jou je twijfels wil verwijten. Of zoiets.

Moet alleen de precieze details nog regelen: er is een stomme idioot die de boel wat aan het verkloten is. Met andere woorden – bereid jezelf maar voor – het is volkomen briljant; denk erover me flink te gaan bezuipen, als je begrijpt wat ik bedoel. Heb nog contact met je, sukkel.

H