Выбрать главу

12

Een echtscheiding brengt niet alleen voordelen met zich mee: het was Þóra allang duidelijk geworden dat er ook nadelen aan kleefden. Vroeger werd bijvoorbeeld het huishouden door hen beiden bekostigd, maar nu moest het loon van één voldoen. Het was een spel op zich om de draagkracht te vergroten en daarmee het gemak; Þóra herinnerde zich tenminste geen bijzondere problemen met de overgang van arme student naar werknemer. Het was een heel ander verhaal toen de broekriem aangehaald moest worden, zoals Þóra had moeten proberen. Hannes, haar ex, was letselschadearts; met andere woorden, hij had een goede baan met een hoog salaris. Bij de scheiding had Þóra daarom afstand moeten nemen van veel dingen die ze als vanzelfsprekend was gaan beschouwen: nu was het niet langer vanzelfsprekend om uit eten te gaan, weekenduitjes naar het buitenland te ondernemen, dure kleren te kopen of iets anders te doen wat het leven kenmerkt van hen die zich geen zorgen om geld hoeven te maken. Hoewel de nadelen niet alleen financiën betroffen – hier schoot Þóra de uitdrukking ‘geen seks’ meteen te binnen – miste ze nog het meest de vrouw die tweemaal per week bij hen kwam om schoon te maken. Toen Þóra en Hannes van elkaar scheidden, had ze haar op moeten zeggen, omdat ze de eindjes gewoon niet meer aan elkaar kon knopen. Daarom stond Þóra nu bij de bezemkast en probeerde hem zo goed ze kon dicht te doen zonder de stofzuigerstang ertussen te krijgen, die zich er voortdurend weer uit wurmde en in de weg kwam te zitten. Het lukte haar de deur dicht te doen en Þóra slaakte een zucht van opluchting. Ze had net alle vloeren in het ruim tweehonderd vierkante meter grote huis gestofzuigd en was best tevreden over zichzelf.

‘Ziet het er nu niet helemaal anders uit?’ vroeg ze Sóley, die in de keuken zat te tekenen.

Het kleine meisje keek op. ‘Ziet wat eruit?’ vroeg ze nieuwsgierig.

‘De vloeren,’ antwoordde Þóra. ‘Ik heb net gezogen. Zijn ze niet mooi?’

Sóley keek naar de vloer onder zich en toen weer naar haar moeder. ‘Je bent hier een stuk vergeten.’ Ze wees met haar groene waskrijtje naar een vieze plek onder de stoel waarop ze zat.

‘O, vergeef me, edele vrouwe,’ zei Þóra en kuste haar dochter op het hoofd. ‘Wat voor moois ben je aan het tekenen?’

‘Dat zijn ik en jij en Gylfi,’ antwoordde Sóley en wees naar drie figuren van ongelijke grootte op het papier. ‘Jij hebt je mooie jurk aan en ik ook en Gylfi een korte broek.’ Ze keek naar haar moeder. ‘Het is zomer op de tekening.’

‘Wauw, wat ben ik chic,’ zei Þóra. ‘Ik ga van de zomer zo’n jurk kopen.’ Ze keek op de klok. ‘Kom, ik ga je tanden poetsen. Het is tijd om ermee op te houden.’

Terwijl Sóley bij haar kleurtjes wegliep, liep Þóra bij haar zoon naar binnen. Ze klopte eerst netjes op de deur van zijn kamer, voordat ze hem opendeed. ‘Is dit niet mooier wonen?’ vroeg ze en ze wees naar de vloer in zijn kamer.

Gylfi antwoordde niet meteen. Hij lag uitgestrekt op zijn bed en praatte door zijn gsm. Hij hing gauw op toen hij zijn moeder zag, en beloofde op gedempte toon zijn gesprekspartner terug te zullen bellen. Hij ging rechtop zitten en legde de gsm weg. Þóra vond hem er wat duizelig uitzien. ‘Is alles wel goed? Je ziet zo bleek.’

‘Hè?’ vroeg Gylfi. ‘Nee, nee, alles is goed. Prima zelfs.’

‘Nee maar,’ antwoordde Þóra, ‘ik kom alleen om te vragen of je de lucht hierbinnen niet beter vindt nadat ik hier gestofzuigd had. Ja, en om te kijken of ik geen kus als beloning krijg.’

Gylfi stond op. Hij keek afwezig om zich heen. ‘Hè, o ja. Dat is fijn.’

Þóra keek haar zoon onderzoekend aan. Het was duidelijk: er klopte iets niet. Zijn gebruikelijke reactie zou zijn geweest dat hij zijn schouders ophaalde of iets mompelde over het feit dat de vloer hem niets kon schelen. Zijn blik schoot heen en weer en hij probeerde zijn moeder niet aan te kijken. Er was iets aan de hand en Þóra kreeg een steek in haar maag. Ze had niet zo voor hem gezorgd als ze had moeten doen. Hij was sinds de echtscheiding van een kleine jongen in een halve man veranderd en Þóra was te druk met zichzelf en haar eigen problemen bezig geweest om hem genoeg aandacht te geven. Nu wist ze niet hoe ze zich moest opstellen. Het liefste wilde ze hem knuffelen en met haar vingers door zijn onnodig lange haar strijken, maar dat zou gewoon gek lijken: die tijd was voor haar verkeken en voorbij. ‘Hé,’ zei ze, terwijl ze haar hand op zijn schouder legde. Ze moest haar hoofd draaien om hem recht aan te kijken, aangezien hij de andere kant op keek. ‘Er is iets aan de hand. Je kunt het me wel vertellen, hoor: ik beloof je dat ik niet boos zal worden.’

Gylfi keek haar bedachtzaam aan, maar zei niets. Þóra zag dat er zich minuscule zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd gevormd hadden en het kwam haar zo voor dat hij griep had. ‘Heb je koorts?’ vroeg ze en ze maakte aanstalten om de rug van haar hand op zijn voorhoofd te leggen.

Gylfi trok zich lenig terug. ‘Nee, nee. Helemaal niet. Ik kreeg alleen net slecht nieuws.’

‘O ja?’ vroeg Þóra voorzichtig. ‘Wie was er aan de telefoon?’

‘Sigga… Ik bedoel Siggi,’ antwoordde Gylfi zonder zijn moeder in de ogen te kijken. Hij voegde er vlug aan toe: ‘Arsenal heeft van Liverpool verloren.’

Þóra was niet van gisteren en het was haar zonneklaar dat dit een haastig verzonnen smoes was. Ze kende helemaal geen Siggi in Gylfi’s vriendenkring en dat kwam echt niet omdat ze veel van Gylfi’s kennissen van naam noch van gezicht kende. Bovendien kende ze haar zoon goed genoeg om te weten dat hij geen dusdanig voetbalfanaat was dat de uitslagen van het Engelse voetbal hem uit zijn evenwicht sloegen. Ze overlegde bij zichzelf of ze naar hem toe moest lopen of moest doen alsof er niets aan de hand was. Ze schatte de situatie zo in dat de tweede mogelijkheid beter zou moeten zijn, op dit moment althans. ‘O jee, wat stom. Dat verdraaide Liverpool ook altijd.’ Ze keek hem recht in de ogen. ‘Als je met me wilt of moet praten, Gylfi, beloof me dan dat je niet zult aarzelen dat te doen.’ Toen ze zag dat hij uitvluchten zocht, voegde ze er vlug aan toe: ‘Ik bedoel over het voetbal. Arsenal en zo. Je weet toch dat je bij mij terechtkunt, lieverd. Ik kan niet alle problemen van de wereld oplossen, maar ik kan wel proberen dat te doen bij de problemen die op ons bord belanden.’

Gylfi keek haar aan zonder iets te zeggen. Hij glimlachte zwakjes en mompelde iets over een opstel dat hij af moest maken. Þóra mompelde iets terug, ging weg en deed de deur van zijn kamer dicht. Ze kon zich niet voorstellen wat voor gebeurtenis een jongen van zestien uit het lood kon slaan; ze had nooit in deze positie verkeerd en daarbij herinnerde ze zich niet bijzonder veel van haar eigen tienertijd. Het enige wat haar was bijgebleven, waren meisjesdingen. Misschien was hij op iemand verliefd geworden die niet dezelfde gevoelens had. Þóra besloot hier heel gewiekst achter te komen: ze zou hem morgenochtend bij het ontbijt een paar geslepen vragen kunnen stellen. Misschien zou deze crisis dan al voorbij zijn. Het zou heel goed kunnen zijn dat dit een storm in een glas water was: opspelende hormonen.

Nadat ze Sóley’s tanden gepoetst had en haar had voorgelezen, maakte Þóra het zichzelf op de bank voor de televisie gemakkelijk. Ze belde met haar moeder, die met haar vader een maand vakantie op de Canarische eilanden vierde. Telkens wanneer ze belde, kwamen dezelfde klachten op haar af. De laatste keer was het het gebrek aan kwark, waaraan haar ouders zeker zouden doodgaan; nu was het Discovery Channel op de televisie in het hotel waaraan haar vader verslaafd geraakt was, als ze haar moeder tenminste moest geloven. Ze namen afscheid van elkaar en haar moeder zei terneergeslagen dat ze zich maar naast haar man neer zou laten ploffen om erachter te komen hoe rupsen met elkaar paren. Þóra glimlachte, hing op en ging verder met televisiekijken. Toen ze op het punt stond in slaap te vallen bij een stomme reality show, ging de telefoon. Ze stond van de bank op en nam de telefoon op.