Выбрать главу

‘Met Þóra,’ zei ze en ze probeerde haar stem niet te slaperig te laten klinken.

‘Ja hoi, Hannes hier,’ hoorde ze aan de andere kant van de lijn.

‘O, hoi.’ Þóra vroeg zich af of het ooit zover zou komen dat ze het niet meer onplezierig zou vinden om met haar ex, Hannes, te praten. Deze pijnlijke relatie had er ongetwijfeld mee te maken dat ze van intimiteit was overgegaan naar gedwongen beleefdheid, ongeveer zoals wanneer ze een oude vlam tegenkwam of mannen met wie ze in haar jonge jaren geslapen had; iets wat in een klein land als IJsland onontkoombaar was.

‘Luister, over het weekeinde: mijn vraag was of ik de kinderen vrijdag niet later kan komen ophalen. Ik wil met Gylfi een oefenritje maken en denk dat het beter is om dat na het spitsuur te doen, zo om een uur of acht.’

Þóra antwoordde bevestigend, al wist ze heel goed dat dit uitstel niets met een oefenrit te maken had: Hannes moest ongetwijfeld langer werken of hij moest na zijn werk nog iets regelen. Een van de redenen van hun eindeloze geruzie vóór de scheiding was juist geweest dat Hannes nooit ergens verantwoording voor scheen te kunnen nemen: het was altijd de schuld van anderen of van denkbeeldige externe omstandigheden waar hij niet mee om kon gaan. Nu was dit niet langer haar probleem, maar dat van Klara, zijn huidige partner. ‘Wat gaat er van het weekeinde gebeuren?’ vroeg Þóra om maar iets te zeggen. ‘Moet ik iets bijzonders inpakken?’

‘Ja, we gaan misschien paardrijden, dus het zou goed zijn als ze daarvoor kleren bij zich hebben,’ antwoordde Hannes.

Klara was amazone en had Hannes in de paardensport meegetrokken. Dat maakte bij Sóley en Gylfi een uitgesproken vrees los, aangezien ze Þóra’s angst voor een fataal ongeluk geërfd hadden. Þóra had er moeite mee te rijden als het glad was, bergen te beklimmen, met de lift te gaan, rauw voedsel te eten en met alles wat waarschijnlijk een zeer slechte afloop zou hebben. Om onbegrijpelijke redenen had ze echter geen last van vliegangst. Ze begreep haar kinderen daarom volkomen: ze raakten allebei buiten zichzelf van paniek bij de gedachte aan paardrijden, ervan overtuigd dat bij elke rit hun laatste uur geslagen had. Hannes kon niet accepteren dat dit niet over zou gaan en trachtte voortdurend zijn kinderen ervan te overtuigen dat ze er gewoon aan zouden moeten wennen. ‘Weet je zeker dat dat verstandig is?’ vroeg ze, hoewel ze heel goed wist dat ze weinig zeggenschap over Hannes’ plannen had. ‘Gylfi is momenteel wat lusteloos en ik weet niet zeker of een buitenrit iets is wat hij kan gebruiken.’

‘Wat een onzin,’ antwoordde Hannes ruw. ‘Hij wordt een steeds betere ruiter.’

‘Dat zeg jij. Probeer gewoon eens met hem te praten. Ik heb het vermoeden dat hij een of ander probleem met een meisje heeft en jij weet daar meer van dan ik.’

‘Problemen met meisjes? Wat weet ik daar nou van?’ steunde Hannes. ‘Hij is net zestien geworden. Dat kan toch nauwelijks serieus zijn.’

‘Nee, misschien niet. Maar let er eens op en probeer er wat wijzer van te worden.’

‘Wijzer? Hoezo wijzer? Wat bedoel je?’ Hannes was helemaal de draad kwijt en Þóra lachte bij zichzelf.

‘Je weet weclass="underline" iets wat hem helpt om met de problemen des levens om te gaan.’ De grijns op Þóra’s gezicht werd breder.

‘Je maakt een grapje,’ zei Hannes hoopvol.

‘Nee, helemaal niet,’ antwoordde Þóra. ‘Ik vertrouw erop dat je erachter komt. Ik zal hetzelfde met onze dochter doen, wanneer het om problemen met jongens gaat. Je kunt bijvoorbeeld proberen hem op jullie buitenrit terzijde te nemen en in alle rust met hem praten.’

Ze sloten het telefoongesprek af en Þóra was er vrijwel zeker van dat ze erin geslaagd was de kans dat ze een buitenrit zouden maken, te verkleinen. Þóra trachtte zich weer in de schijnwereld van de televisie te begraven. Dat mislukte, want de telefoon ging meteen weer.

‘Neem me niet kwalijk dat ik zo laat bel, maar ik had het gevoel dat je aan me zat te denken,’ zei Matthias op rustige toon, nadat ze elkaar begroet hadden. ‘Dus besloot ik je toe te staan naar mij te luisteren.’

Þóra raakte van de kook: het was haar niet duidelijk of Matthias gek geworden was, dronken was of een grapje maakte. ‘Het was nu niet bepaald zo dat je me overviel.’ Ze pakte de afstandsbediening van de televisie om het geluid zachter te zetten, zodat hij niet kon horen dat ze naar zoveel onzin zat te kijken. ‘Ik was aan het lezen.’

‘Wat ben je aan het lezen?’ vroeg hij.

‘Oorlog en vrede van Dostojevski,’ loog Þóra.

‘Mmm, ja,’ zei Matthias, ‘lijkt dat boek enigszins op Oorlog en vrede van Tolstoj?’

Þóra balde haar vrije hand tot een vuist, kwaad op zichzelf omdat ze niet Laxness of een of ander IJslands werk dat hij niet kende, genoemd had. Ze was altijd al een slechte leugenares geweest. ‘Ik bedoel Tolstoj. Had je anders iets bijzonders? Je belde toch zeker niet om over literatuur te praten?’

‘Nee, gelukkig niet, omdat ik dan kennelijk het verkeerde nummer gedraaid heb,’ antwoordde Matthias ad rem. Toen Þóra hierop geen antwoord gaf, voegde hij eraan toe: ‘Nee, sorry, ik belde omdat de advocaat van de man die de politie in hechtenis heeft, zo-even contact opgenomen heeft.’

‘Finnur Bogason?’ vroeg Þóra.

‘Ja, hoewel jij dat onvergelijkbaar veel beter uitspreekt dan ik,’ antwoordde Matthias. ‘Hij wilde me laten weten dat we die jongen morgen kunnen bezoeken, als we willen.’

‘Krijgen we daar toestemming voor?’ vroeg Þóra verbaasd. Mensen in voorlopige hechtenis kregen over het algemeen geen toestemming voor bezoek, van wie dan ook.

‘Die Firtnur’ – Matthias sprak het uit als Fienoer – ‘is het gelukt om de politie ervan te overtuigen dat wij met hem aan de verdediging van deze jongen aan het werk zijn. Hetgeen we indirect natuurlijk ook aan het doen zijn.’

‘Wat heeft hem hiertoe gebracht?’

‘Laten we zeggen dat ik hem een zetje gegeven heb.’

Þóra vroeg daar niet verder naar, aangezien ze geen zin had deelgenoot aan iets onrechtmatigs te zijn. Ze twijfelde eraan dat Matthias de advocaat bedreigd had, vond het geloofwaardiger dat hij beloofd had hem te betalen om een gesprek te krijgen, hetgeen in het beste geval als immoreel beschouwd kon worden. Zij vond het prettiger het zich zo voor te stellen dat ze de verdachte aan het helpen waren.

Ach, wat nou moreel of immoreel! Ze moest deze Hugi ontmoeten. Misschien bleek hij schuldig, als alle puzzelstukjes op hun plaats waren gevallen. Het beste was toch als je mensen in eigen persoon te spreken kon krijgen. Als je degene die aan het vertellen was, in de ogen kon kijken en hun bewegingen en lichaamstaal kon observeren. ‘Laten we ons er niet druk over maken. We moeten hem natuurlijk ontmoeten.’

‘Mijn idee. Ik moet het alleen Fienoer laten weten.’

‘Waarom belde hij je zo laat?’ vroeg Þóra. ‘De toestemming zal toch niet in de avond binnengekomen zijn.’

‘Nee, nee, er lagen hier in het hotel berichten op mij te wachten en ik kwam net binnen. Ik wil niet dat mijn telefoonnummer bij te veel mensen bekend wordt.’

Þóra vond het niet leuk om te merken dat ze heel graag wilde weten waar Matthias heen gegaan was, nadat hun wegen zich gescheiden hadden, hoewel het het meest voor de hand lag dat hij gewoon de stad in was gegaan en iets was gaan eten.

Ze spraken af dat Matthias Þóra om negen uur van kantoor zou halen en dat ze samen naar het oosten, naar Litla-Hraun, zouden rijden. Ze keek toevallig door het raam naar buiten naar de sneeuw, die alles opslokte, en hoopte dat hij bij zulke weersomstandigheden kon rijden. Anders zouden ze een probleem hebben.