Hun zoon is vermoord en de politie houdt te veel voor zich, dat irriteert hen, dacht Þóra. ‘Ik zal over de zaak nadenken. Hebt u een telefoonnummer waarop ik u kan bereiken?’
‘Ja.’ De vrouw dreunde het nummer op. ‘Ik vraag u vriendelijk om niet al te veel bedenktijd te nemen. Ik ga naar andere manieren zoeken, als ik later vandaag niet van u gehoord heb.’
‘Maakt u zich geen zorgen: ik laat u spoedig weten wat mijn antwoord is.’
‘Frau Guðmundsdóttir, nog één belangrijk punt.’
‘Ja?’
‘We stellen één voorwaarde.’
‘En die is?’
Ze kuchte. ‘Wij willen als eerste bericht worden over alles wat u ontdekt, of het nu belangrijk is of niet.’
‘We moeten eerst zien of ik u van dienst kan zijn, voordat we in detail treden,’ antwoordde Þóra.
Ze namen afscheid van elkaar en Þóra hing op. Wat geweldig om de dag te beginnen door je als dienstmeid te laten behandelen. En om zo diep in het rood te staan. De telefoon ging weer. Þóra nam op.
‘Met de garage. Zeg, het ziet er iets slechter uit dan we dachten.’
‘Dus hij kan naar de schroothoop?’ antwoordde Þóra geïrriteerd. De auto had niet willen starten, toen ze de dag ervoor ’s middags boodschappen wilde gaan doen. Ze had herhaaldelijk geprobeerd hem aan de praat te krijgen, maar zonder succes. Ten slotte had ze het moeten opgeven en was de auto naar de garage gesleept. De automonteur had medelijden met haar gehad en haar een oud brik geleend, terwijl haar eigen auto in reparatie was. Op de voor- en achterkant van het wrak stond de naam ‘Garage Bibbi’ en de bekleding van de achterbank en de passagiersstoel voorin waren bedolven onder allerhande rotzooi, met name verpakkingen, losse onderdelen en lege colablikjes. Þóra liet zich dit alles welgevallen, omdat ze niet zonder auto kon.
‘Nou, veel scheelt het niet,’ antwoordde de man, nog steeds koeltjes. ‘Dit gaat nogal in de prijzen lopen.’ Daarna volgde een uiteenzetting met begrippen uit de wereld van auto-onderdelen waar Þóra maar weinig van begreep. Het bedrag dat volgde behoefde echter geen nadere uitleg.
‘Dank u wel. Repareert u hem maar.’
Þóra hing op. Ze keek in gedachten verzonken een paar minuten naar de telefoon. Kerst stond voor de deur met de daarbij behorende uitgaven: uitgaven voor kerstversiering, uitgaven voor cadeautjes, uitgaven voor feesten, uitgaven voor familiebezoeken en – gek genoeg – nog meer uitgaven. Van grote drukte op het kantoor was simpelweg geen sprake. Als ze deze Duitse opdracht zou accepteren, zou ze genoeg te doen hebben. De zaak zou bovendien al haar geldnood oplossen en nog veel meer dan dat. Ze zou zelfs met de kinderen op vakantie kunnen gaan. Er moesten toch plaatsen op aarde bestaan die geschikt waren voor een meisje van zes, een jongen van zestien én een vrouw van zesendertig. Sterker nog, ze zou het zich kunnen veroorloven een vent van zesentwintig mee te vragen om het gezelschap te completeren en de hoeveelheid seksuele activiteit weer op peil te brengen. Ze pakte de telefoon op.
Niet mevrouw Guntlieb, maar een dienstmeisje nam dit keer aan. Þóra vroeg naar de vrouw des huizes en hoorde al gauw voetstappen naderen, waarschijnlijk over een betegelde vloer. Een ijskoude stem kwam aan de telefoon.
‘Goedendag, Frau Guntlieb. U spreekt met Þóra Guðmundsdóttir uit IJsland.’
‘Ja.’ Na een korte stilte werd duidelijk dat de vrouw op dit moment niet van plan was meer te zeggen.
‘Ik heb besloten te proberen u te helpen.’
‘Mooi.’
‘Wanneer wilt u dat ik begin?’
‘Meteen. Ik heb net een tafel in een restaurant gereserveerd waar u de zaak met Matthias Reich kunt bespreken. Hij werkt voor mijn man. Hij is werkzaam op IJsland en beschikt over alle informatie die u niet kent. Hij kan u nader op de hoogte brengen van de zaak.’
De beschuldigende toon van de woorden ‘die u niet kent’ klonk bijna alsof Þóra er zich schuldig aan gemaakt had stomdronken op een kinderpartijtje te verschijnen. Þóra deed niettemin alsof er niets aan de hand was. ‘Ik begrijp het. Ik wil toch nog benadrukken dat ik niet zeker weet of ik u van dienst kan zijn.’
‘Dat zal vanzelf blijken. Matthias zal de overeenkomst die u dient te ondertekenen paraat hebben. Neemt u er de tijd voor hem goed door te lezen.’
Opeens had Þóra zin de vrouw te vertellen dat ze naar de pomp kon lopen. Dit soort aanmatiging en arrogantie verdroeg ze niet. Maar omdat het idee van een vakantie met de kinderen en een zesentwintigjarige man haar zo aantrok, slikte ze haar trots in en mompelde iets van instemming.
‘Zorg dat u om twaalf uur in Hotel Borg bent. Matthias kan u het een en ander vertellen dat niet in de kranten gestaan heeft. Een deel van deze informatie is niet geschikt voor publicatie.’
Þóra liepen de rillingen over de rug terwijl ze naar de stem van de vrouw luisterde. Die was zowel hard als gevoelloos, maar tegelijkertijd toch zo gebroken. Waarschijnlijk klonk men zo in zulke omstandigheden. Ze zweeg.
‘Hebt u dat meegekregen? Bent u bekend met dat hotel?’ Þóra was geneigd de hoorn erop te gooien. ‘Ja, ik denk van wel. Ik zal er zijn.’ Hoewel Þóra omwille van haar trots nog bedenkingen had willen opwerpen, wist ze zeker dat ze om twaalf uur in Hotel Borg zou zijn. Geen twijfel mogelijk.
2
Þóra keek op de klok en legde het dossier opzij waaraan ze had zitten werken. Nog een cliënt die niet onder ogen wilde zien dat zijn zaak hopeloos was. Ze was tevreden over zichzelf, had wat kleine klusjes geklaard zodat ze met Herr Matthias Reich kon vergaderen. Ze belde intern naar Bella.
‘Ik ga nu naar een vergadering in de stad. Ik weet niet hoe lang ik wegblijf, maar reken er maar niet op dat ik voor tweeën terug ben.’ Aan de andere kant van de lijn werd gegromd hetgeen Þóra als bevestiging interpreteerde. Jezus mina, hoe moeilijk was het om gewoon ‘ja’ zeggen?
Þóra nam haar tas en deed haar notitieboek in haar attachékoffer. Ze had al haar kennis over de zaak uit de media. Eigenlijk had ze de zaak gewoon niet gevolgd omdat ze er niet bijzonder in geïnteresseerd was. Ze herinnerde zich de belangrijkste punten: een buitenlandse student was vermoord, zijn lijk op onverklaarbare wijze verminkt en een drugsdealer, die bij hoog en bij laag zijn onschuld volhield, was gearresteerd. Er viel niet veel meer uit te halen.
Terwijl Þóra haar jas aantrok, nam ze zichzelf op in de grote spiegel. Ze wist dat het belangrijk was bij een eerste ontmoeting goed over te komen, niet in de laatste plaats als de persoon in kwestie in goede doen was. Kleren maken de man, zeggen degenen die het zich kunnen veroorloven. En aan de schoenen moet je dat kunnen zien. Dat had ze nooit begrepen. Haar schoenen waren gelukkig representatief en haar broekpak paste bij een eerbiedwaardige advocaat. Ze streek met haar vingers door haar lange, blonde haar.
Þóra rommelde in haar tas, vond uiteindelijk haar lippenstift en bracht die gehaast op haar lippen aan. Over het algemeen droeg ze maar weinig make-up: ze was ’s ochtends tevreden met dagcrème en mascara. Lippenstift had ze mee voor het geval zich onverwachts een of andere gelegenheid voordeed. Hij stond haar goed en ze voelde haar zelfvertrouwen toenemen. Ze was zo blij dat ze op haar moeder en niet op haar vader leek, die ooit gevraagd was als dubbelganger van Winston Churchill te poseren. Waarschijnlijk zouden maar weinigen haar mooi of elegant noemen, maar haar jukbeenderen en blauwe, amandelvormige ogen maakten haar toch bepaald aantrekkelijk. Ook had ze het geluk gehad dat ze haar lichaamslengte van haar moeders kant van de familie geërfd had; in elk geval vond ze zichzelf vrij groot.
Þóra groette haar collega’s en Bragi riep ‘Veel succes’ terug. Ze had hem van het telefoongesprek met mevrouw Guntlieb verteld en van de geplande bijeenkomst met Guntliebs vertegenwoordiger. Bragi had het allemaal heel spannend gevonden en meende dat het feit dat een buitenlandse cliënt contact opnam een duidelijk teken was dat ze op de juiste weg waren. Hij had meteen voorgesteld dat ze het woord International of Group aan de onopvallende naam van hun kantoor moesten toevoegen. Þóra hoopte dat Bragi een grapje had gemaakt, maar was daar toch niet zo zeker van.