De wind buiten werkte verfrissend. Het was in november ongewoon koud geweest, hetgeen op een lange en strenge winter wees. Nu moesten ze boeten voor het feit dat de zomer buitengewoon warm was geweest. Het leek Þóra dat het klimaat aan het veranderen was, of dat nu aan schommelingen in de weersomstandigheden te wijten was of aan het broeikaseffect. Omwille van haar kinderen hoopte ze dat het eerste het geval was, tegen beter weten in. Ze beschermde haar hoofd met de capuchon van haar jas, zodat ze niet met bevroren oren op haar afspraak zou verschijnen. Hotel Borg was zo dichtbij, dat het de moeite niet waard was om er met de auto van de garage heen te gaan. God mocht weten wat de Duitser zou denken, als hij haar dat wrak buiten zou zien parkeren. Haar schoenen zouden dat niet meer kunnen compenseren, dat was duidelijk.
Er waren nog geen zes minuten verstreken vanaf het moment dat ze het kantoor verlaten had totdat ze door de draaideur het hotel in ging.
Þóra keek om zich heen in het mooie restaurant. Ze ontdekte dat behalve het grote raam, dat op het regeringsgebouw en Austurvöllur uitkeek, weinig meer deed denken aan de jaren, toen ze bijna iedere zaterdagavond met haar vrienden doorbracht in Borg; vaak allemaal stomdronken. Toentertijd had ze nergens interesse in gehad, behalve misschien in hoe haar achterwerk eruitzag in de kleren die ze die avond droeg. ‘Broeikaseffect’ zou haar interesse niet gewekt hebben, behalve als naam van een band.
De Duitser zag eruit als een jaar of veertig. Hij zat rechtop op een beklede stoel en zijn brede schouders verborgen de rugleuning. Hij begon grijs te worden en dat gaf hem een vastberaden uiterlijk. Hij deed stijf en formeel aan, was gekleed in een grijs pak en droeg een stropdas in een stijl die niet bepaald kleurrijk genoemd kon worden. Þóra glimlachte en hoopte dat ze daardoor vriendelijk en geïnteresseerd overkwam en niet als een halfgare. De man stond op, haalde zijn servet van zijn schoot en legde het op tafel.
‘Frau Guðmundsdóttir.’ Een harde en koele intonatie.
Ze schudden elkaar de hand. ‘Herr Reich,’ mompelde Þóra in haar beste Duits. ‘Noemt u mij vooral Þóra,’ voegde ze eraan toe, ‘dat is ook eenvoudiger uit te spreken.’
‘Neem plaats,’ zei de man en hij ging zelf zitten, ‘en noem mij gerust Matthias.’
Ze lette erop dat ze rechtop zat en vroeg zich af wat de overige gasten van dit kaarsrechte koppel vonden; misschien vond hier een bijeenkomst plaats van de stichting voor mensen met een stalen spalk langs hun ruggengraat?
‘Mag ik je iets te drinken aanbieden?’ vroeg de man Þóra beleefd. De ober verstond klaarblijkelijk Duits, want hij draaide zich naar Þóra en wachtte op een antwoord.
‘Water, alstublieft. Mineraalwater.’ Ze herinnerde zich ineens hoe gek Duitsers daarop waren. Trouwens, het won op IJsland ook aan populariteit: tien jaar geleden zou het bij niemand die bij zijn volle verstand was, zijn opgekomen in een restaurant te betalen voor water dat in grote stralen uit de kraan kwam. Het was zonde om mineraalwater te kopen.
‘Ik begrijp dat je met mijn werkgevers – of liever: met mevrouw Guntlieb – gesproken hebt?’ vroeg Matthias Reich, toen de ober weg was.
‘Ja. Ze vertelde me dat ik verdere informatie van jou zou krijgen.’
Hij aarzelde en nam een slok van het kleurloze vocht in zijn glas. De luchtbellen verrieden dat hij eveneens mineraalwater genomen had. ‘Ik heb gegevens voor je verzameld en in een map gedaan. Je kunt hem meenemen en hem later bekijken, maar er zijn een paar punten die ik nu graag met je wil langslopen, als je dat goedvindt.’
‘Zeker,’ antwoordde Þóra meteen. Voordat Reich de gelegenheid kreeg verder te gaan, voegde ze er haastig aan toe: ‘Ik wil onder andere graag meer weten over de mensen voor wie ik ga werken. Dat is misschien niet van belang voor het onderzoek, maar wel voor mij. Frau Guntlieb noemde een heel interessant bedrag als betaling. Ik heb geen zin om erachter te moeten komen dat deze familie hier in feite de middelen niet toe heeft.’
‘Zij hebben de middelen hiertoe,’ zei hij en hij grijnsde. ‘Herr Guntlieb is bankier en de grootste aandeelhouder in de Anlegenbestandsbank in Beieren. Die bank heeft geen grote omzet, maar bedient grote bedrijven en welgestelde particulieren. Maak je geen zorgen: de familie Guntlieb is heel, heel goed gesitueerd.’
‘Ik begrijp het,’ zei Þóra, en ze bedacht dat dit meteen verklaarde waarom een dienstmeisje de telefoon opgenomen had.
‘Maar met hun kinderen heeft de familie Guntlieb heel wat minder geluk gehad. Ze hadden vier kinderen: twee zonen en twee dochters. De oudste zoon stierf tien jaar geleden bij een aanrijding en de oudste dochter werd zwaar gehandicapt geboren. Haar slechte gezondheid leidde tot haar dood. Nu is hun zoon Harald vermoord en de jongste dochter, Elisa, blijft als enige over. Dit heeft hen zwaar op de proef gesteld, zoals je je misschien wel kunt voorstellen.’
Þóra knikte en vroeg daarop aarzelend: ‘Wat deed Harald hier? Ik dacht dat er genoeg universiteiten in Duitsland met een goede vakgroep Geschiedenis waren.’
Te oordelen naar Matthias’ gelaatsuitdrukking, die steeds volkomen neutraal was, was dit een moeilijke vraag. ‘Dat weet ik eigenlijk niet. Hij was in de zeventiende eeuw geïnteresseerd en men heeft mij verteld dat hij bij een of ander vergelijkend onderzoek tussen het Europees continent en IJsland betrokken was. Hij kwam met een of ander uitwisselingsprogramma hiernaartoe, waarin door de universiteiten van München en Reykjavík samengewerkt werd.’
‘Wat voor vergelijkend onderzoek was dat? Ging het over regeringsvormen of iets van dien aard?’ vroeg Þóra.
‘Nee, het had meer te maken met religie.’ Hij nam een slok water. ‘We moeten misschien bestellen voordat we verder praten.’ Hij wenkte de ober die met twee menukaarten verscheen.
Þóra kreeg het gevoel dat er meer aan zijn haast ten grondslag lag dan plotselinge trek. ‘Religie, zeg je.’ Ze nam de kaart door. ‘Hoezo?’
Hij legde zijn kaart geopend op tafel. ‘Je hoort zulke zaken eigenlijk niet te bespreken terwijl je zit te eten, maar ik denk dat dit beter vroeger dan later moet gebeuren. Ik weet niet zeker of zijn studie-interesse iets met de moord te maken heeft.’
Þóra fronste haar wenkbrauwen. ‘Was het iets met de pest?’ vroeg ze. Dat was het enige wat haar te binnen schoot.
‘Nee, geen pest.’ Hij keek haar in de ogen. ‘De hetze omtrent hekserij. Martelingen en terechtstellingen. Niet erg prettig, allemaal. Helaas had Harald hiervoor grote belangstelling. Dat zit trouwens in de familie.’
Þóra knikte. ‘Ik begrijp het.’ Ze begreep het echter helemaal niet. ‘Misschien zouden we dit tot na het eten moeten uitstellen.’
‘Dat is niet eens nodig: de belangrijkste dingen zitten in de map die je straks mee kunt nemen.’ Hij pakte de menukaart weer. ‘Je krijgt later ook nog een paar dozen met spullen van Harald die de politie teruggegeven heeft. Daarbij zitten ook documenten over zijn scriptie die je meer directe informatie zullen verschaffen. Zijn computer wordt ook verwacht, evenals andere dingen die mogelijk enige aanwijzingen zouden kunnen leveren.’
Ze bekeken zwijgend het menu.
‘Vis,’ zei Matthias zonder op te kijken. ‘Jullie eten hier veel vis.’
‘Ja, dat klopt,’ was het enige dat Þóra wist te zeggen.
‘Ik kan vis niet zo waarderen,’ zei hij.
‘Geen enkele vis?’ Þóra sloeg de kaart dicht. ‘Ik vind het lekker en ik denk dan ook dat ik gebakken schol neem.’
Hij besloot uiteindelijk pizza te bestellen. Toen de ober weg was, vroeg Þóra waarom de familie meende dat de politie de verkeerde man in hechtenis genomen had.