Выбрать главу

‘Oké,’ zei Þóra uiteindelijk. ‘Ik zal beloven niemand iets te vertellen – zelfs de politie niet – ongeacht wat je me ook wilt vertellen.’ Matthias glimlachte blij over haar beslissing, maar voordat hij iets uit de doeken kon doen, voegde ze er haastig aan toe: ‘Maar in ruil daarvoor moet jij mij beloven dat wij deze informatie aan de autoriteiten doorspelen, voordat het tot een zitting komt, als dit geheim de onschuld van Hugi bewijst en het ons niet lukt om dat op een andere manier aan te tonen.’ Matthias opende zijn mond, maar Þóra gaf hem geen gelegenheid iets te zeggen: ‘En er wordt niet aan de autoriteiten verteld dat ik hier kennis van had. En…’

Matthias legde haar het zwijgen op. ‘Oké, genoeg.’ Nu moest hij erover nadenken. Hij staarde Þóra aan zonder met zijn ogen te knipperen. ‘Afgesproken: jij vertelt niets en ik stel de politie van deze brief op de hoogte als het ons niet lukt om de onschuld van die Hugi tijdig vóór het voorkomen van de zaak te bewijzen.’

Brief? Nog een brief? Þóra begon zo langzaam aan te denken dat de hele zaak een grote grap was, als de autopsiefoto’s, die haar zeer helder voor de geest stonden, er niet waren geweest. ‘Wat voor brief bedoel je?’ vroeg ze. ‘Ik houd me aan mijn belofte.’

‘Een brief die Haralds moeder kort na de moord ontving,’ antwoordde Matthias. ‘Deze brief overtuigde de ouders ervan dat degene die vastzat, niet de schuldige kon zijn. Hij is namelijk verzonden, nadat Hugi in de gevangenis terechtgekomen was en niet meer in staat was om snel even naar het postkantoor te gaan. Ik betwijfel of de politie hem een plezier gedaan heeft door voor hem naar het postkantoor te gaan, met name omdat ze dan waarschijnlijk eerst de inhoud hadden onderzocht.’

‘En dat was?’ vroeg Þóra ongeduldig.

‘Wat erin stond was op zich niet zo vreemd; dat wil zeggen dat de tekst genadeloos met Haralds moeder afrekende. Maar de brief was geschreven met bloed: Haralds bloed.’

‘O god,’ liet Þóra zich ontglippen. Ze probeerde zich voor te stellen wat voor gevoel het moest zijn om een brief geschreven met het bloed van je overleden zoon te krijgen, maar ze was zo onder de indruk dat ze er niet in slaagde: ze vond het te onwerkelijk. ‘Van wie was die brief afkomstig? En hoe weten jullie dat het bloed van Harald was?’

‘De brief was met Haralds naam ondertekend, maar een handschriftdeskundige heeft bepaald dat het zijn handschrift niet was. Hij kon dat ook niet bevestigen, omdat het schrijfgerei nogal grof was en het handschrift daardoor slecht met dat van Harald vergeleken kon worden. De brief is trouwens voor onderzoek opgestuurd en daar is onder andere nagetrokken of het bloed van hem was. Dat bleek zo te zijn, maar het was niet helemaal onweerlegbaar: ze vonden ook sporen van het bloed van een roofvogel dat volgens het laboratorium met Haralds bloed vermengd scheen te zijn.’

Þóra sperde haar ogen wijd open. ‘Vogelbloed?’ Dat vond ze nog walgelijker dan dat mensenbloed alleen. ‘Wat stond er eigenlijk in die brief?’ vroeg ze. ‘Heb je hem bij je?’

‘Ik heb het origineel niet, als je dat bedoelt,’ antwoordde Matthias. ‘Zijn moeder zal het niet uit handen geven en ook geen kopie ervan. Ze zou een moord begaan, als dat gebeurde. Het was allemaal nogal onaangenaam.’

Þóra keek hem teleurgesteld aan. ‘En wat nu? Ik moet toch weten wat erin stond? Hebben jullie hem door iemand laten vertalen?’

‘Inderdaad, ja. Het was een gedicht over liefde dat best mooi begon, maar al gauw vrij gruwelijk werd.’ Hij keek naar Þóra en glimlachte. ‘Ik hebt trouwens mazzel dat ik het op kon schrijven, want ik was degene die hem moest vertalen. Met behulp van een woordenboek IJslands-Duits. Ik krijg waarschijnlijk geen prijs voor mijn vertaalwerk, maar de kern werd zo wel duidelijk.’ Terwijl Matthias dit zei, haalde hij een opgevouwen A4-tje uit zijn jaszak. Hij gaf het papier aan Þóra. ‘Sommige letters zijn misschien niet juist, want ik kende ze niet allemaal, maar het zou allemaal ongeveer moeten kloppen.’

Þóra las het gedicht. Het was een lange tekst, als je je realiseerde dat het origineel met bloed geschreven was. Ze kon zich niet voorstellen hoeveel bloed ervoor nodig was geweest om al deze letters te schrijven. Matthias had het met hoofdletters geschreven, waarschijnlijk in navolging van het origineel. Op het papier stond:

Ik kijk naar jou maar geef jij me genegenheid en liefde met heel je hart. Zit nergens, lijd nergens, tenzij je van me houdt. Daarom bid ik Odin en allen die vrouwelijke runen kunnen ontrafelen dat jij nergens ter wereld lijdt of gegrepen wordt, tenzij je van me houdt met heel je hart. Zo zal het jou in je botten die je allemaal verbrandt en in je vlees steeds slechter gaan. Blijf vrijgezel, tenzij je van me houdt, je voeten zullen bevriezen, krijg nooit eer of geluk. Zit brandend, laat je haar verweren, scheur je kleren, tenzij jij mij dolgraag wilt hebben.

Þóra voelde zich onder het lezen wat vreemd: het gedicht was op een akelige manier gestoord. Ze kijk naar Matthias. ‘Ik ken dit helaas niet. Wie doet zoiets nou?’

‘Dat weet ik toch ook niet,’ antwoordde Matthias. ‘Wat nog onaangenamer was aan het origineel, was dat het op vel geschreven was: kalfsvel. Je moet echt een zieke geest hebben om de moeder van een vermoorde jongen zoiets aan te doen.’

‘Waarom zijn moeder? Was het niet ook aan zijn vader gericht?’

‘Er stond meer in, maar dat was in het Duits; ik heb het niet overgeschreven, maar herinner me enigszins waar het op neerkwam.’

‘En dat was?’ vroeg Þóra.

‘Het was een korte tekst, iets van de volgende strekking: “Mama, ik hoop dat je het gedicht en het cadeautje leuk vindt. Je zoon Harry.” Het woord “zoon” was twee keer onderstreept.’

Þóra keek van het papier naar Matthias. ‘Wat voor cadeautje? Kwam er nog iets na die brief?’

‘Nee, volgens de ouders niet en ik geloof hen. Ze waren volkomen ontdaan, toen dit bezorgd werd, en absoluut niet in staat om overtuigend te liegen.’

‘Waarom staat er “Harry” onder? Had de schrijver soms niet genoeg bloed meer?’

‘Nee, naar het schijnt werd hij door zijn oudste broer “Harry” genoemd, toen ze nog heel jong waren. Dat weten maar heel weinig mensen en is daarom een van de redenen dat die brief zijn moeder zo aangegrepen heeft.’

Þóra keek Matthias aan. ‘Was ze naar tegen hem? Klopt dat?’ Ze moest denken aan de foto’s van het kleine, afgewezen jongetje.

Matthias antwoordde niet meteen. Toen hij begon, koos hij zijn woorden heel voorzichtig en er was hem duidelijk veel aan gelegen dat hij het juist verwoordde, aangezien het een privéaangelegenheid van zijn werkgevers betrof, voor wie hij veel respect scheen te hebben. ‘Ik zweer je dat ik dat niet weet. Het was eerder alsof ze hem vermeed. Toch weet ik zeker dat ze de brief naar de politie op IJsland gestuurd zou hebben, als hun relatie goed geweest was. Dit raakte duidelijk een gevoelige plek.’ Hij zweeg even en keek nadenkend naar Þóra, voordat hij verderging. ‘Ze heeft gevraagd of ze met je kon praten. Van moeder tot moeder.’