Выбрать главу

Matthias greep dit aanbod gretig aan en stond op. Þóra haalde vlug haar usb-stick uit de computer, stopte hem in haar handtas en zette de computer uit.

In De Koffiebrander zaten niet veel mensen, dus konden Þóra en Matthias uitkiezen waar ze wilden zitten. Ze kozen een tafel vlak bij de bar op de begane grond. Terwijl Þóra een gevecht leverde om haar donsjack over de rugleuning van haar stoel te hangen, probeerde Matthias de aandacht van de bediening te trekken, die uit een jonge vrouw bleek te bestaan. Ze keek naar hem, glimlachte en maakte duidelijk dat ze snel bij hen zou komen. Matthias draaide zich om naar Þóra. ‘Waarom heb je die jas niet aangetrokken die je vanochtend aan had?’ vroeg hij verbaasd, toen hij zag dat de dik gevoerde jas haar stoel voor het grootste deel bedekte: de armen waren zo dik met dons gevuld dat ze bijna recht opzij stonden.

‘Ik had het koud,’ zei Þóra verbaasd. ‘Ik laat mijn mantel op het kantoor hangen: ik kom ’s morgens in mijn jack binnen en ga er ’s avonds in naar huis. Vind je het niet mooi?’

Matthias trok een gezicht dat boekdelen sprak over wat hij van haar jack vond. ‘Jawel, heel mooi, als je werk eruit bestond op de Zuidpool de dikte van het ijs te meten.’

Þóra sloeg haar ogen ten hemel. ‘Ouwe zeur,’ zei ze en ze glimlachte vervolgens tegen de serveerster, die naast hen verschenen was.

‘Kan ik u helpen?’ vroeg het meisje en ze lachte naar hen. Ze had een klein zwart schortje om haar slanke taille en hield een notitieblokje vast, klaar om de bestelling op te nemen.

‘Ja, graag,’ antwoordde Þóra. ‘Een dubbele espresso, alsjeblieft.’ Ze draaide zich naar Matthias om: ‘Wil je niet gewoon thee in een porseleinen kopje?’

‘Haha, leuk hoor,’ zei hij en hij wendde zich tot de serveerster om hetzelfde te bestellen als Þóra.

‘Oké,’ zei ze glimlachend zonder iets op te schrijven. ‘Verder nog iets?’

‘Nee en ja,’ zei Þóra. ‘We vroegen ons af of Björn Jónsson vandaag ook werkt. We wilden graag een paar woorden met hem wisselen.’

‘Björn?’ vroeg het meisje verbaasd. ‘Ja, hij zou komen.’ Ze keek op de klok aan de muur. ‘Zijn dienst moet nu beginnen. Moet ik hem voor u halen?’ Þóra nam het aanbod dankbaar aan en de jonge vrouw liep weg om zowel Björn als koffie te halen.

Matthias keek Þóra aan en glimlachte suikerzoet. ‘Je jack is geweldig mooi. Ik meen het. Het is alleen zo… dik.’

‘Dat vond je geen bezwaar, toen je met Bella zat te flirten. Die is zo dik dat ze nog maar net in haar kantoor past. Jij zou misschien ook zo’n jack moeten kopen: ze zitten heerlijk.’

‘Kan niet,’ zei Matthias en hij glimlachte terug. ‘Jij zou het jouwe weer dragen en dat zou hopeloos zijn: met geen mogelijkheid passen twee van die jacks voor in de auto.’

Verdere gesprekken over jassen moesten tot een andere keer wachten, omdat de serveerster eraan kwam met de koffie. Er liep een jongeman naast haar. Hij was knap op een enigszins vrouwelijke manier: zijn donkere haar ongewoon goed geknipt en netjes en gladgeschoren. ‘Hallo, jullie wilden mij spreken?’ vroeg hij met een warme stem.

‘Ja, ben jij Björn?’ vroeg Þóra, terwijl ze met haar ene hand haar kop koffie aannam. De jongeman knikte en zij legde uit wie zij en Matthias waren. Ze vond het niet nodig om de jongen in de war te brengen door in het Engels met hem te praten en ging daarom in het IJslands door. Matthias maakte er geen opmerking over en nipte gewoon van zijn koffie. ‘We wilden graag met je praten over de avond waarop de moord gepleegd werd, en over Halldór Kristinsson.’

Björn knikte ernstig. ‘Ja natuurlijk, geen probleem. Moet ik trouwens niet onder vier ogen met jullie praten? Dit is toch niet tegen de regels, of wel?’ Þóra verzekerde hem ervan dat dat niet het geval was en hij ging verder. ‘Zoals gezegd was ik hier aan het werk; met anderen, trouwens.’ Hij keek om zich heen naar het halflege café. ‘Zoals het nu is, is het hier in de weekeinden niet: dan is het bomvol.’

‘Maar herinner je je hem in het bijzonder?’ vroeg Þóra, waarbij ze erop lette dat het niet klonk alsof ze zijn woorden in twijfel trok.

‘Halldór? Ja, natuurlijk,’ zei Björn plechtig. ‘Ik was hem gaan herkennen: hij en die vriend van hem – die buitenlander die vermoord is – kwamen hier vaak en je moest ze wel opmerken. Hij was een beetje zonderling, die buitenlander. Noemde me nooit iets anders dan Bär, wat waarschijnlijk in het Duits hetzelfde betekent als Björn in het IJslands. Halldór kwam soms ook in zijn eentje en dan kletste hij met me aan de bar.’

‘Praatte hij die avond ook met je?’ vroeg Þóra.

‘Nee, dat dus niet. Er was zo krankzinnig veel te doen dat ik als een idioot met alles bezig was. Ik zei wel ‘Hoi’ tegen hem en we wisselden een paar woorden. Hij was trouwens nogal bezopen, zodat ik niet lang bij hem bleef staan.’

‘Hoe komt het dat je precies weet hoe laat hij kwam?’ vroeg Þóra. ‘Gezien wat je ons nu vertelt had je toch nauwelijks tijd om juist zo’n detail op te merken of daar een reden toe te hebben.’

‘O, dát,’ zei Björn. ‘Hij liet alles opschrijven, toen hij kwam, zodat hij niet steeds wanneer hij een nieuw glas bestelde, hoefde te betalen. Wij schrijven hier altijd op wanneer een klant zo’n rekening laat openen en wanneer hij ophoudt en betaalt.’ Björn glimlachte samenzweerderig naar Þóra. ‘Het was verstandig van hem om die avond alles op te laten schrijven, omdat hij niet zomaar een beetje dronk. Anders was zijn creditcard oververhit geraakt van alle keren dat ze hem door het leesapparaat haalden.’

‘Ik begrijp het,’ zei Þóra. ‘Maar je weet zeker dat hij hier de hele tijd heeft zitten drinken, totdat zijn vrienden tegen tweeën kwamen? Hij kon er niet vandoor gaan zonder dat jij het zou merken?’

Björn dacht na, voordat hij antwoordde. ‘Kijk, ik kan natuurlijk geen antwoord geven op de vraag of hij hier de hele tijd geweest is. Ik wist het zeker en heb dat tegen de politie volgehouden, maar bij nader inzien zou ik dat best op de rekeningen van de bar in die tijd hebben kunnen baseren, die natuurlijk niet allemaal door mij afgehandeld zijn. Misschien heeft hij bij een ander afgerekend; ik weet het niet.’ Hij gebaarde druk met zijn handen. ‘Dit is geen groot café en ik meende het serieus toen ik zei dat ik het wel gemerkt zou hebben, als hij weggegaan was. Of dat denk ik in elk geval.’

Þóra wist eigenlijk niet wat ze de jongen verder nog over die avond kon vragen. Hij scheen van de hak op de tak te springen en naar haar mening was Halldórs alibi aanzienlijk in waarde gedaald. Ze bedankte Björn en gaf hem haar visitekaartje voor het geval hem nog iets te binnen mocht schieten, hoewel haar dat niet waarschijnlijk leek. Ze draaide zich om naar Matthias en naar haar koffie, die behoorlijk afgekoeld was, en vertelde Matthias tussen de slokken koffie door wat de ober gezegd had. Ze dronken hun koffie op en Þóra zag dat ze naar huis moest. Ze betaalden en haastten zich naar buiten.

Het was bijna vijf uur en het verkeer was nog rustig. Er waren weinig mensen op de weg, omdat het koud en vochtig was. De paar mensen die over straat gingen, liepen snel en gunden zich niet veel tijd om om zich heen of in de etalages te kijken. Þóra besloot om niet op kantoor langs te gaan, maar om zich door Matthias direct naar de parkeergarage te laten brengen en vandaar naar huis te gaan. Ze belde met Bella om haar te laten weten dat ze haar niet vóór de volgende ochtend hoefden te verwachten en om te vragen of er tijdens haar afwezigheid nog iets belangrijks gebeurd was.

Zoals altijd werd de telefoon met ‘Hallo’ opgenomen: geen woord over wat voor werk daar gedaan werd of wie er opgenomen had.

‘Hallo Bella,’ zei Þóra, terwijl ze probeerde vriendelijk te klinken, ‘met Þóra. Ik kom vandaag niet meer langs, maar ik ga morgenochtend tegen achten van huis.’