Andri, die een mastersopleiding in Scheikunde deed, viel hem bij. Zijn ogen waren waterig en Þóra kreeg sterk de indruk dat hij onder invloed van het een of ander was. ‘Dat klopt helemaal. Harald was uniek: geen van ons zou ooit van hem af willen komen. Hij kon soms hard zijn of vreemd doen, maar hij was altijd waanzinnig aardig, als het erop aankwam.’
‘Prachtig,’ zei Matthias sarcastisch. ‘Eén ding wil ik graag weten: jullie waren allemaal op dat feest, behalve Halldór; herinneren jullie je dat Harald en Hugi samen de wc in gingen en er met bloedspatten op hun kleren weer uit kwamen?’
Alle jongeren schudden hun hoofd, behalve Halldór. ‘Niemand daar was op kleren aan het letten,’ zei Andri en hij haalde zijn schouders op. ‘Het kan natuurlijk best dat dat gebeurd is, maar ik herinner het me in elk geval niet.’ De drie anderen knikten instemmend.
Ze zaten en zeiden een tijdje niets. Sigaretten werden uitgedrukt en sommigen staken nieuwe aan. Matthias verbrak de stilte. ‘Dus jullie weten niet wie Harald vermoord heeft?’
Tegelijk zei de groep vastbesloten: ‘Nee.’
‘En jullie hebben nooit lichaamsdelen voor jullie magie gebruikt, zoals bijvoorbeeld een vinger?’ ging hij verder.
Weer eensgezind: ‘Nee.’
‘En jullie kennen dit magische symbool niet?’ Matthias gooide de tekening van het symbool dat op Haralds borst gekrast was, op tafel.
Eensgezind: ‘Nee.’
‘Het zou wat overtuigender overkomen, als jullie op het blad zouden kijken,’ zei Matthias sarcastisch: geen van hen had meer dan een vluchtige blik op het papier geworpen.
‘De politie heeft ons dat symbool laten zien. We weten wel waar u naartoe wilt,’ antwoordde Marta Mist. Ze legde haar hand afwezig op Halldórs bovenbeen.
‘Oké, ik begrijp het. Maar kunnen jullie ons vertellen wat er met al het geld gebeurd is dat Harald hierheen overgemaakt had, vlak voordat hij stierf?’ vroeg Matthias vervolgens.
‘Nee, daar weten we niets van,’ zei Marta Mist. ‘We waren Haralds vrienden, niet zijn boekhouders.’
‘Had hij iets gekocht of praatte hij erover dat hij iets wilde kopen?’ vroeg Þóra en ze richtte het woord daarbij tot Bríet, van wie het haar nog het meest waarschijnlijk leek dat ze de waarheid vertelde.
‘Hij was altijd wel iets aan het kopen,’ antwoordde Bríet, terwijl ze zijdelings naar Marta Mist en Halldór keek. Toen ze haar hand op zijn bovenbeen zag, wendde ze zich weer tot Þóra en voegde eraan toe: ‘En zo niet voor zichzelf, dan wel voor Halldór. Zij waren zo dik met elkaar.’ Ze glimlachte gemeen.
Þóra zag dat Halldór bloosde. ‘Wat kocht hij zoal voor je en waarom?’
Halldór schoof ongemakkelijk op de bank heen en weer. ‘Het was niet bepaald zo dat hij dingen voor me kocht. Hij gaf me af en toe het een of ander als dank voor de hulp die ik hem bood.’
Þóra liet hem er niet zo eenvoudig van afkomen. ‘Zoals?’
Halldór werd nog roder. ‘Gewoon.’ Hij gooide zijn haar weer voor zijn ogen.
Matthias sloeg zich nogmaals op zijn dijen. ‘Nou, beste mensen, ik heb een voorstel. Marta Mist, Bríet, Brjánn en Andri: jullie weten niets, zeggen jullie, en er schijnt bij jullie niets te halen te zijn. Hoe zou het zijn als jullie gewoon naar huis gaan om te studeren of naar college of waar jullie het ook maar zo druk mee hebben, dan kunnen Þóra en ik in alle rust met Halldór verder praten?’ Hij richtte zich tot Halldór: ‘Is dat niet het beste? Dat is in elk geval niet zo gedwongen.’
‘Wat is dat voor onzin?’ gilde Marta Mist. ‘Halldór weet echt niet meer dan wij.’ Ze wendde zich tot Halldór. ‘Je hoeft niet alleen achter te blijven. We gaan allemaal weg.’
Halldór zei eerst niets, maar trok toen haar hand van zijn bovenbeen en haalde zijn schouders op. ‘Oké.’
‘Oké? Wat nou “oké”? Ga je met ons mee?’ vroeg Marta Mist onrustig.
‘Nee,’ antwoordde Halldór, ‘ik wil dit afsluiten. Ik blijf hier.’
Marta Mists gezicht vertrok van kwaadheid, maar daarna hield ze zich in bedwang en deed alsof er niets was. Ze boog naar Halldór en fluisterde iets tegen hem, voordat ze opstond. Hij knikte afwezig. Þóra observeerde hoe Marta Mist Halldór op zijn hoofd kuste en hoe Bríet deed alsof ze dat niet gemerkt had. Andri en Brjánn waren druk bezig hun sigaretten uit te drukken en overeind te komen. Ze maakten er geen geheim van dat ze opgelucht waren.
22
Matthias liep achter de groep aan naar de deur. Þóra en Halldór zaten in de tussentijd in de moderne woonkamer met de gruwelen uit het verleden om zich heen. Þóra nam de jongeman op, die zo te zien liever ergens anders had willen zijn. Zijn omstandigheden herinnerden haar op een of andere manier aan haar eigen zoon: een jongeman, verwikkeld in een innerlijke strijd die zich er niet goed voor leende om uit te leggen.
‘Je weet natuurlijk dat we alleen op zoek zijn naar de waarheid. We zitten echt niet te denken aan iets krankzinnigs waar jullie mee bezig geweest zijn,’ zei ze om de stilte te verbreken en de drukkende sfeer te verlichten. ‘We zijn het in feite met je eens over de belangrijkste punten in deze zaak: dat Hugi onschuldig is of in elk geval dat hem meer ten laste wordt gelegd dan je zou verwachten.’
Halldór keek haar niet aan. ‘Ik geloof helemaal niet dat Hugi hem vermoord heeft,’ zei hij zacht. ‘Het is allemaal gewoon een hoop gelul.’
‘Je geeft duidelijk veel om je vriend,’ zei Þóra. ‘Als je hem wilt helpen, is het veruit het beste dat je niets voor ons verborgen houdt. Bedenk dat je vriend van niemand anders hulp mag verwachten dan van ons.’
‘Huh,’ mompelde Halldór, maar hij liet verder niet blijken of hij hen zou helpen of niet.
Matthias kwam terug en liet zich in een stoel vallen. Hij keek Halldór een tijdje nadenkend aan. ‘Rare groep vrienden heb je opgeduikeld. De meiden leken op weg naar buiten niet van plan elkaar in de armen te vallen.’
Halldór haalde zijn schouders op. ‘Ze zijn een beetje chagrijnig de laatste tijd.’
‘Jij zegt het. Zeg, moeten we niet ter zake komen?’ vroeg Matthias.
‘Mij best,’ antwoordde Halldór. ‘Stel gewoon vragen en dan zal ik proberen om ze te beantwoorden.’ Hij nam een sigaret en stak hem aan. Þóra merkte hoe zijn handen trilden.
‘Goed, vriend,’ zei Matthias vaderlijk. ‘We zijn in veel dingen geïnteresseerd waarbij jij ons ongetwijfeld kunt helpen. Een ervan zijn Haralds uitgaven en een ander is dat historisch onderzoek van hem, waarmee jij hem een beetje geholpen hebt. Wat kun je ons over die geldzaken vertellen?’
‘Geldzaken? Daar had ik niets mee te maken, als jullie dat soms denken. Je hoeft er geen genie voor te zijn om te begrijpen dat hij dik in het geld zat.’ Halldór wees om zich heen en haalde toen zijn schouders op. ‘Geen enkele student woont in zo’n woning. Zijn auto was ook al geen wrak en hij ging vaak uit eten. Helaas was dat geen levensstijl waar wij het geld voor hadden.’
‘Ging hij dan alleen uit eten?’ vroeg Þóra. ‘Aangezien jullie allemaal arme studenten zijn.’
De vraag viel duidelijk ongemakkelijk. ‘Ja, soms.’ Hij nam een haal. ‘Soms ging ik met hem mee. Hij nodigde me dan uit.’
‘Dus hij nam jou mee en betaalde de rekening, klopt dat?’ vroeg Matthias en Halldór knikte. ‘Vaker dan wanneer hij alleen ging?’ Halldór knikte weer. ‘Wat betaalde hij nog meer voor je?’
Halldór had plotseling alleen aandacht voor de asbak: hij wendde zijn blik van hen naar de asbak en zo liet hij zich een antwoord op de vraag invallen. ‘Gewoon, dit en dat.’
‘Dat is geen antwoord,’ zei Þóra rustig. ‘Vertel het ons gewoon: we zijn hier niet naartoe gekomen om een oordeel over jou of Harald te vellen.’
Even stilte en toen: ‘Hij betaalde verdomme alles voor me. De huur, studieboeken, kleren, huurauto’s. Drugs. Alles gewoon, eigenlijk.’