Выбрать главу

De maat waarop Halldór met zijn voeten tikte, werd sneller. Hij zweeg en noch Þóra, noch Matthias zei iets: ze keken alleen naar de jongeman en wachtten. Uiteindelijk gaf hij het op, haalde diep adem en begon te praten. ‘Mijn kop eraf als dit iets met de zaak te maken heeft, maar ja: ik wist dat Harald aan zoiets deed.’

‘Hoe wist je dat?’ vroeg Matthias verbaasd.

Halldórs voeten hielden op. ‘Omdat hij het me verteld had. Hij stelde voor dat ik het zou uitproberen.’ Hij zweeg en keek van Matthias naar Þóra.

‘Deed je dat ook?’ vroeg Þóra.

‘Nee,’ was het vastberaden antwoord en Þóra geloofde hem. ‘Ik doe misschien wat rare dingen, maar dit was het gestoordste dat ik ooit gezien heb.’

‘Gezien heb?’ riep Matthias uit.

Halldór werd vuurrood. ‘Niet direct gezien: dat was verkeerd uitgedrukt. “Mee in aanraking gekomen” zou beter zijn.’ Hij keek naar de vloer. ‘Het was ergens in de herfst. Ik was op de bank in slaap gevallen na een leuk feestje hier en werd ’s nachts wakker van een geweldig kabaal.’ Hij keek op, naar Matthias. ‘Ik weet niet wat voor mazzel ik had dat ik weer bij zinnen kwam: vaak genoeg ben ik in dit huis of elders in zo’n toestand helemaal niet helder. In elk geval werd ik wakker en ging kijken wat er was en toen zag ik Harald min of meer in een doodsstuiptrekking.’ Þóra zag een rilling door de jongeman gaan, terwijl hij zich dit in herinnering bracht. ‘Ik maakte de riem die heel strak om zijn hals zat los; dat viel niet mee, omdat hij het andere eind aan de verwarming op zijn kamer vastgebonden had. Toen kon ik hem mond-op-mondbeademing geven, nog net op tijd.’

‘Weet je zeker dat hij geen zelfmoord probeerde te plegen?’ vroeg Þóra.

Halldór keek haar aan en schudde zijn hoofd. ‘Nee, het was geen poging tot zelfmoord. Geloof me. Ik wil liever niet beschrijven hoe het eruitzag.’ Nu was het Þóra’s beurt om rood te kleuren en Halldór scheen aan die aanblik wat pret te beleven. Hij ging meer rechtop zitten en ging verder: ‘Daarna praatte ik er met Harald over en hij gaf grif toe wat er gaande was geweest. Hij stelde zelfs voor dat ik het zou proberen, want het was zo geweldig. Maar hij was wel in gevaar geweest en dat besefte hij volkomen. Hij was zich doodgeschrokken.’

‘Dus je denkt dat hij hier niet mee opgehouden is na dit voorval?’ vroeg Matthias.

‘Nee, zeker niet,’ antwoordde Halldór. ‘Maar helemaal zeker weet ik het niet: hij was zich rotgeschrokken.’

‘Herinner je je wanneer dit was?’ vroeg Matthias.

‘In de nacht van tien op elf september,’ was het antwoord zonder aarzelen.

Matthias knikte nadenkend. Hij keek Þóra aan en zei in het Duits: ‘Hij veranderde zijn testament tien dagen later.’ Þóra knikte en wist nu zeker dat Halldór de IJslandse erfgenaam was die daarin genoemd werd. Hij had Haralds leven gered vlak voordat het testament veranderd werd; het kon niet anders of hij werd in het document genoemd.

‘Ik versta Duits, hoor,’ hoorden ze Halldór gemeen zeggen.

Matthias gaf hierop geen antwoord, maar vroeg in plaats daarvan met net zo’n gemene gezichtsuitdrukking als Halldór: ‘Hugi vertelde ons dat Harald soms in aanwezigheid van de anderen gemeen tegen je deed: je vernederde, als ik het me goed herinner. Irriteerde dat je niet?’

Halldór snoof. ‘Waar heeft-ie het over? Harald was, zoals jullie weten, niet zoals de meeste mensen. Hij kon dominant zijn maar ook grappig. Hij was meestal geweldig aardig tegen mij, vooral als we alleen waren, en als we bij de anderen waren, gedroeg hij zich een enkele keer als een zak. Ik trok me daar niets van aan – dat kan Hugi bevestigen – omdat Harald me er naderhand altijd zijn excuses voor aanbood. Het maakte dus verder helemaal niets uit, maar het was gewoon vervelend wanneer het gebeurde.’

Voor zover Þóra kon beoordelen, hoefde je er geen Einstein voor te zijn om door deze uitleg heen te prikken: de jongen had het natuurlijk niet te verdragen gevonden. Er waren echter weinig aanknopingspunten om hem er verder naar te vragen. ‘Wat kun je ons over Haralds onderzoek vertellen?’ vroeg ze. ‘Kun je ons uitleggen wat jouw hulp aan hem inhield?’

Blij over de verandering van onderwerp antwoordde Halldór: ‘Het was een beetje bijzonder: ik hielp hem eigenlijk gewoon met vertalingen, maar ook met het verkrijgen van bronmateriaal. Hij haalde overal literatuur vandaan; ik zag het verband daarvan niet met zijn scriptie, maar ik ben dan ook geen historicus, dus dat zegt niet zoveel. Hij sprong op een of andere manier steeds van de hak op de tak: vroeg mij om hardop iets aan hem voor te lezen wat ik van het IJslands in het Engels vertaald had, maar halverwege wilde hij dat ik iets anders voorlas, enzovoorts.’

‘Kun je ons een voorbeeld noemen van gebieden of onderwerpen waarin hij geïnteresseerd was?’ vroeg Matthias.

‘Eh… Geen uitvoerige lijst of zo. Toen dit begon, vertaalde ik voor hem hoofdzakelijk hoofdstukken uit het proefschrift van Ólína Þorvarðardóttir over de tijd van de heksenverbrandingen. Daarna kreeg hij belangstelling voor de school op Skálholt op grond van een tekst over zaken met betrekking tot hekserij van een paar schooljongens en een toverboek dat rouleerde. Hij had ook een oude brief in het Deens, als ik het me goed herinner; ik was nou niet bepaald de aangewezen persoon om dat te vertalen, maar ik deed mijn best. Het ging over een of andere bode en iets wat ik helemaal niet begreep. Toen hij hierop gestuit was, veranderde hij opeens helemaal van doeclass="underline" hij hield ermee op zich zo met heksenverbrandingen bezig te houden en ging een eeuw of zo terug. Ik herinner me dat ik een tekst uit de “Beschrijving van IJsland” van bisschop Oddur Einarsson van Skálholt voor hem vertaald heb. De tekst ging over de Hekla en ik herinner me een verhaal over een man die krankzinnig geworden was, nadat hij de Hekla beklommen had en in de krater gekeken had. Harald had veel belangstelling voor de uitbarsting van de Hekla in 1510 en in bisschop Jón Arason en diens terechtstelling in 1550 en ook in bisschop Brynjólfur Sveinsson. Ja, en opeens wilde hij alles over de Ierse monniken op IJsland weten, dus je kunt gerust zeggen dat hij nog verder in de tijd teruggegaan was op het moment dat hij vermoord werd: tot voor de feitelijke kolonisatie van IJsland.’

Uit het opnoemen van jaartallen werd duidelijk dat de jongen een geheugen had als van een olifant. Niet vreemd dat hij kon studeren ondanks nachtelijke escapades, dacht Þóra. ‘Naar de tijd van de Ierse monniken?’ vroeg ze.

Halldór knikte. ‘Ja, de Ierse monniken. Die monniken van die grotten.’

‘Oké,’ zei Þóra, maar ze wist niet zeker wat ze hem nu moesten vragen. Toen herinnerde ze zich die arme Gunnar die ervoor gezorgd had dat ze Haralds vrienden konden ontmoeten. ‘Die oude Deense brief, weet jij iets over waar die vandaan kwam of waar hij gebleven is?’

Halldór schudde zijn hoofd. ‘Ik heb geen idee waar hij hem vandaan had: hij had meer oude brieven die hij vergeleek met dat Deense document. Die brieven zaten in een omslag, maar de Deense brief niet. Die ligt hier zeker ergens.’

‘Zegt de naam “Mal” jou iets?’ vroeg Matthias opeens.

Halldór keek hen aan en schudde zijn hoofd. ‘Nee, nooit van gehoord. Hoezo?

‘Ach, niets,’ antwoordde Matthias.

Halldór wilde iets gaan zeggen, toen zijn gsm ging. Hij pakte hem, keek op het schermpje, trok een gezicht en stopte hem weer in zijn zak.

‘Je moeder?’ vroeg Matthias en hij grijnsde naar Halldór.

‘Precies,’ antwoordde die met een bittere ondertoon.

Uit zijn broekzak klonk de meldtoon van een sms-bericht. Halldór maakte geen aanstalten om de gsm uit zijn zak te halen, dus stelde Þóra een volgende vraag: ‘Weet je iets van een gastenboek dat Harald bezeten kan hebben of waarover hij het gehad kan hebben? Een gastenboek van het kruis?’

Halldór keek haar niet-begrijpend aan. ‘Gastenboek van het kruis? Van een religieuze vereniging?’