‘Die naam heb jij nooit horen vallen?’ vroeg ze.
‘Nee.’
Matthias ging door. ‘Vertel ons over de raaf waar Harald naar op zoek was.’
Halldórs adamsappel schoot op en neer in zijn keel. ‘Een raaf?’ Zijn stem was bijna schril.
‘Ja, een vogel. Zo’n zwarte,’ viel Þóra bij. ‘We weten dat hij op zoek was naar een raaf. Weet jij daarvan?’
Halldór haalde zijn schouders op. ‘Nee. Ik kan er helemaal niet inkomen dat hij een raaf zou willen hebben. Rare vogel.’
Þóra was ervan overtuigd dat hij loog, maar wist niet meteen hoe ze hier het beste op kon reageren. Matthias nam het woord, voordat ze een beslissing genomen had. ‘Weet je niets over Haralds reis naar Hólmavík om het museum over hekserij in Strandir te bekijken?’
‘Nee,’ antwoordde Halldór en hij loog daarbij duidelijk weer.
‘Of naar het oosten, naar Hotel Rangá?’ vroeg Þóra.
‘Nee.’ Nog een leugen.
Matthias keek Þóra aan. ‘Strandir, Rangá. Misschien moesten wij eens een tochtje ondernemen?’ Halldórs gelaatsuitdrukking deed vermoeden dat hij hun reisplannen niet kon waarderen.
23
Halldór was enorm opgelucht, toen hij zich van het huis weghaastte. Hij keek over zijn schouder toen hij eenmaal het hek door was en de stoep op liep, maar noch Þóra, noch Matthias schenen zijn bewegingen door de ramen te volgen. Hij dacht dat hij het gordijn op de benedenverdieping van het huis zag vallen en vervloekte de nieuwgierige buurvrouw. Ze had zo te zien nog steeds dezelfde gewoonten, die magere trut: ze had Harald nooit met rust gelaten met haar geklaag over elke hoest en elke zucht. Na een van de eerste feestjes daar van de zomer was Halldór de volgende ochtend gestuurd om de deur open te doen en haar woordenvloed in ontvangst te nemen. Allemachtig, wat kon dat mens zeiken! Hij had zo’n erge kater gehad dat hij het gevoel had alsof elk woord en elke geluidsgolf die daarop volgde, als hamerslagen op zijn voorhoofd neerkwamen. Hij rilde bij de herinnering, vooral hoe het allemaal afgelopen was: hij moest de vrouw opzij duwen om zijn hoofd door de deuropening naar buiten te steken en over te geven. Ze was daar, zoals te begrijpen viel, niet kapot van geweest, maar het was Harald later die avond kennelijk gelukt haar tot rust te brengen. Hij moest na deze ervaring in de zomer in het vervolg al zijn bezoeken incognito afleggen. De andere feestgangers vonden het echter een heel goede grap, toen Halldór het uiteindelijk met horten en stoten vertelde.
Zijn gsm ging. Halldór haalde hem uit zijn zak en zag op het schermpje dat het Marta Mist was, alweer. Nu nam hij op. ‘Ja?’
‘Ben je klaar?’ Ongeduldig en geïrriteerd. ‘We zitten op je te wachten, dus kom.’
‘Waarheen?’ Halldór had in werkelijkheid helemaal geen zin om hen nu te zien. Hij wilde gewoon naar huis om plat te gaan, maar hij wist dat hij daar geen rust zou hebben: Marta Mist zou bellen en bellen en ten slotte zou ze komen, als hij niet opnam. Het was het beste om het gewoon snel af te handelen.
‘Naar 101 en schiet op.’ Ze hing op en Halldór haastte zich nog meer. Het was buiten koud en hij was bekaf. Voordat hij het doorhad, kwam hij al bij de ingang van het hotel en hij schudde zich uit om van de sneeuw af te komen die onderweg op hem geblazen was. Hij haalde zijn vingers door zijn haar en schudde dat ook uit. Daarna deed hij de deur open en ging naar binnen. Ze zaten natuurlijk daar waar gerookt mocht worden, met een paar koppen koffie en een glas bier voor zich op tafel. Halldór had ineens vreselijk veel zin in een biertje. Hij liep naar hen toe en ging op een stoel zitten, hoewel Marta Mist en Bríet waren gaan verzitten en tussen hen in plaats voor hem gemaakt hadden. Hij kon zich niet voorstellen nu dicht tegen hen aan te zitten.
De vriendinnen lieten niet merken dat ze daardoor beledigd waren en Halldór observeerde hoe ze rustig gingen verzitten om de lege plek weer op te vullen zonder dat het al te veel opviel. Marta Mist was een meester in één ding en dat was haar rust en waardigheid bewaren. Het gebeurde niet vaak dat ze andere gevoelens toonde dan botte kwaadheid en minachting. Gekwetste trots kwam niet in haar boekje voor. ‘Waarom nam jij verdomme je telefoon niet op?’ vroeg ze geïrriteerd. ‘Wij zitten hier de hele tijd op hete kolen te wachten op een bericht van jou.’
Halldór werd kwaad. ‘Wat hebben jullie toch? Ik was met die advocaten aan het praten. Wat moest ik jullie dan zo nodig over de telefoon vertellen?’ Niemand zei iets, dus herhaalde Halldór de vraag: ‘Nou? Wat moest ik dan vertellen?’
Marta Mist liet het van zich afglijden. ‘Je had toch verdomme dat sms-bericht kunnen beantwoorden. Zoveel moeite had je dat echt niet gekost.’
‘O ja. Natuurlijk,’ zei Halldór sarcastisch. ‘Dat zou ook goed uitgekomen zijn. Wat denk je wel dat ik ben? Een puber?’
Brjánn onderbrak de discussie. ‘Wat is er gebeurd; is het goed met je?’ zei hij rustig en hij nam een slok van zijn bier.
Die aanblik was meer dan Halldór kon verdragen: hij gebaarde naar de ober en bestelde een groot glas bier. Daarna wendde hij zich weer tot de groep. ‘Het ging gewoon fantastisch: ze hebben van alles zo’n beetje een vermoeden, maar weten op zich niets.’ Halldór tokkelde met de vingers van zijn rechterhand in de maat op de rand van de tafel, terwijl hij zijn linkerhand gebruikte om naar het pakje sigaretten in zijn jaszak te zoeken. Hij vond het niet. ‘Ik heb mijn sigaretten daar laten liggen; kunnen jullie me wat lenen?’
Bríet gaf hem haar pakje en Halldór zuchtte vanbinnen: dat waren typische vrouwensigaretten, spierwit van de mentol en tot overmaat van ramp heel dun. Hij nam het pakje toch maar aan en nam er eentje. Het ergste was hoe zuur Marta Mist hem aankeek: zij rookte gewone sigaretten, Marlboro. Hij nam een haal en toen hij de sigaret van zijn lippen nam, keek hij naar de smeulende sigaret en schudde zijn hoofd. ‘Hoe kunnen jullie deze rotzooi roken?’
‘Je zou me ook kunnen bedanken,’ mompelde Bríet chagrijnig.
‘Sorry, ik ben nogal gespannen.’ Het bier kwam en nadat Halldór een flinke slok genomen had, ademde hij diep uit en zuchtte. ‘Aaah, dat is beter.’
‘Heb je hun niets verteld?’ vroeg Marta Mist; haar kwaadheid was aan het wegzakken.
Halldór nam nog een slok en schudde tegelijkertijd zijn hoofd. ‘Nee, niets belangrijks. Ik vertelde hun natuurlijk van alles: ze vuurden steeds vragen op me af en ik moest wel antwoorden.’
Marta Mist keek hem peinzend aan en knikte toen duidelijk tevredengesteld. ‘Helemaal voor elkaar?’
Halldór knipoogde ogenschijnlijk tevreden naar haar. ‘Helemaal voor elkaar, maak je geen zorgen.’
Marta Mist glimlachte. ‘Held.’
‘Verder nog iets?’ zei Halldór zonder het echt te menen en hij zwaaide zijn nette sigaret voor zich heen en weer. ‘Ben ik niet geweldig?’
Andri grinnikte en schoof zijn eigen pakje over het tafelblad naar Halldór. ‘Wat denk je dat ze nu gaan doen? Willen ze ons nog een keer ontmoeten of hoe zit het?’
‘Nee, dat betwijfel ik,’ antwoordde Halldór.
‘Mooi,’ kwam er van de kant van Brjánn. ‘Hopelijk draaien ze gewoon in een eindeloos kringetje rond en geven het op.’
Bríet was de enige die niet in een goede stemming gebracht was. ‘Maar hoe zit het met Hugi? Zijn jullie hem al vergeten of zo?’ Ze keek hen om beurten aan met een verontwaardigd gezicht.
De glimlach stierf op Halldórs lippen. ‘Nee. Natuurlijk niet.’ Hij nam nog een slok bier, dat niet meer zo lekker smaakte als daarvoor.
Marta Mist stompte heel hard op Bríets bovenarm, die ineenkromp. ‘Wat is er eigenlijk met jou? Ze geven het echt niet op: ze komen echt wel ergens achter. De hoofdzaak is dat wij ons er helemaal niet mee bemoeien. Dat verdomde pessimisme ook van jou.’
‘Mensen worden niet veroordeeld voor een moord die ze niet begaan hebben. Hij wordt vrijgesproken, dat zullen jullie wel zien,’ zei Andri gewichtig.