Выбрать главу

‘Het verbaast me niets dat dit verhaal Harald aansprak,’ zei Þóra. Hij moest met Ragnheiður meegevoeld hebben. ‘Was Harald het verhaal van Brynjólfur nog aan het bestuderen, toen hij vermoord werd, of had hij zijn aandacht op iets anders gericht?’

‘Als ik het wel heb, was zijn interesse in Brynjólfur wat afgenomen, omdat hij zich er tot in alle details in verdiept had. Er werd mij trouwens gezegd dat hij een week vakantie genomen had, voordat hij vermoord werd, dus ik weet helemaal niet waar hij toen mee bezig was.’

‘Staat u er iets van bij of Harald naar IJsland gedreven werd door iets anders dan de studie? Was hij op jacht naar oude voorwerpen of naar iets wat in historisch opzicht als waardevol beschouwd wordt?’ vroeg Matthias.

Þorbjörn lachte. ‘Bedoelt u een soort schat? Nee, we hebben het nooit over zoiets gehad. Het leek erop dat Harald met beide voeten op de grond stond: hij was een hardwerkende student en ik kon prima met hem samenwerken. Laat u zich niet misleiden door dat gezeur van Gunnar.’

Þóra besloot het gesprek op een ander onderwerp te brengen en hem te vragen naar de bijeenkomst die op de fatale avond in het instituut was gehouden.

‘Dat klopt helemaal,’ zei Þorbjörn. De pretlichtjes waren uit zijn ogen verdwenen. ‘We waren hier, de meeste docenten van de vakgroep. Wilt u daarmee iets suggereren?’

‘Integendeel,’ antwoordde Þóra kortaf. ‘Ik vraag het alleen in de vage hoop dat u iets opgemerkt hebt wat ons zou kunnen helpen: iets wat u zich misschien niet realiseerde, toen uw verklaring werd afgenomen. Vaak schieten dingen je later te binnen.’

‘Er valt niets af te leiden uit het feit dat wij daar een bijeenkomst hadden. We waren allang weg toen de moord ontdekt werd, als ik de politie goed begrepen heb. We vierden het feit dat we in samenwerking met een Noorse universiteit een Erasmus-subsidie aangevraagd hadden. Wij zijn niet van die feestbeesten dat we op zo’n feestje tot diep in de nacht doorgaan: we waren allemaal vlak voor twaalven al weg.’

‘Dat weet u zeker?’ vroeg Matthias.

‘Zeer zeker: ik ging als laatste weg en heb om precies te zijn het beveiligingssysteem aangezet. Als er daarna iemand binnengekomen was, zou het alarm in het hele gebouw zijn afgegaan.’ Hij keek naar Matthias, die niet overtuigd leek en voegde eraan toe: ‘De uitdraai van het systeem bevestigt dit.’

‘Daaraan twijfel ik niet,’ zei Matthias met een strak gezicht.

10 december 2005

24

De avond ervoor was er goed weer voorspeld en de voorspelling scheen uit te komen. Ze stonden in het kantoor van de Luchtvaartschool, waar Þóra en Matthias de dag ervoor een vliegtuigje geregeld hadden. Matthias was druk bezig om een formulier voor de piloot in te vullen, terwijl Þóra dankbaar van de gelegenheid gebruik maakte om een kopje koffie te drinken. De prijs van de vlucht had haar echt verbaasd: de vlucht naar Hólmavík moest heen en terug een klein uur duren en de kosten waren lager dan als ze met de auto waren gegaan en in een hotel hadden overnacht. Er was haar om precies te zijn een nog lagere prijs aangeboden, als ze er genoegen mee zouden nemen dat er een leerling achter de stuurknuppel zat. Ze had besloten om tegen het hogere tarief te vliegen.

‘Oké, dan zijn we er klaar voor,’ zei de piloot glimlachend. Hij was zo jong dat het niet lang geleden kon zijn dat hij nog voor het lagere tarief ingehuurd kon worden.

Ze vlogen over Reykjavík, dat vanuit de lucht veel groter leek dan vanaf de grond. Matthias keek geïnteresseerd naar beneden, maar het leek Þóra beter om recht voor zich uit te kijken, omdat je daarvoor in een vliegtuig maar zelden gelegenheid had. De reis naar Hólmavík ging vlug en al snel kwam het vliegveld van Hólmavík in zicht. Þóra zag dat de landingsbaan van gravel was en dat er één gebouwtje stond; dat was het hele vliegveld. Het vliegveld lag net buiten het dorp, aan de andere kant van de snelweg. De piloot vloog over de baan om hem in te schatten; tevreden over wat hij zag keerde hij het vliegtuig om en bracht het soepel aan de grond. Ze deden hun riemen los en stapten uit.

Matthias pakte zijn gsm en maakte aanstalten om te gaan bellen. ‘Wat is het nummer van het autoverhuurbedrijf?’ vroeg hij de piloot.

‘Autoverhuurbedrijf?’ antwoordde hij en hij moest hartelijk lachen. ‘Hier is niet eens een huurauto, laat staan een bedrijf. Jullie moeten gewoon te voet.’

Þóra lachte met de piloot mee, alsof ze dat allang wist. Ze had echter net als Matthias aangenomen dat ze vanaf het vliegveld een huurauto naar het museum konden nemen. ‘Kom op, het is niet ver,’ zei ze tegen een verbijsterde Matthias, terwijl ze hem meetrok. Ze liepen over de weg waar helemaal geen verkeer was, naar het benzinestation met winkel, dat de bezoekers van het dorpje moest verwelkomen. Ze gingen naar binnen om de weg te vragen. Het jonge meisje dat er als bediende werkte, was buitengewoon vriendelijk: ze liep zelfs met hen mee naar buiten om hun het museum aan te wijzen. Het kon niet eenvoudiger: de weg langs het strand aflopen naar het dorp en daar lag het museum aan de haven. Uit de verte was een zwart houten huis met een dak van plaggen te zien. Het was maar een paar honderd meter en het weer was mooi. Ze gingen op pad.

‘Ik herken dit van de foto’s op Haralds computer,’ zei Þóra, terwijl ze achteromkeek naar Matthias: het pad was zo smal dat ze niet naast elkaar konden lopen.

‘Waren er veel foto’s van deze plek? Iets interessants, bedoel ik?’

‘Nee, niet echt,’ antwoordde Þóra. ‘In feite waren het gewoon de gebruikelijke toeristenfoto’s, afgezien van het feit dat hij er een paar in het museum nam, waar je geen foto’s mag nemen,’ zei Þóra, terwijl ze voorzichtig langs een gladde plek op het trottoir ging. ‘Pas hier op,’ waarschuwde ze Matthias, die eroverheen liep. ‘Je hebt nu niet bepaald de juiste schoenen aan om te wandelen,’ zei ze tegen hem en ze wierp een vlugge blik op zijn zwarte lakschoenen. Ze pasten helemaal bij wat Matthias verder aanhad: een geperste broek, overhemd en een halflange wollen jas. Zij zelf had een spijkerbroek en wandelschoenen aan en uit voorzorg haar donsjack. Matthias had geen kritiek op het jack meer gegeven: hij had het voldoende gevonden om zijn wenkbrauwen te fronsen, toen hij haar opgehaald had en ze in de auto gestapt was met een bovenlichaam dat drie keer zijn normale volume had.

‘Ik had van alles verwacht, maar niet dat we te voet zouden gaan,’ zei Matthias geërgerd. ‘Hij had me wel even mogen waarschuwen, die vent.’ De vent die hij bedoelde, was de directeur van de tentoonstelling over hekserij, met wie Matthias een dag eerder over de telefoon gesproken had om er zeker van te zijn dat ze niet bij een leeg gebouw aankwamen.

‘Het zal je goed doen: dat zal je leren om niet zo’n ijdeltuit te zijn,’ antwoordde Þóra. ‘Zo werkt dat hier niet op IJsland. Als we deze zaak niet gauw hebben afgesloten, moet ik je de stad inslepen om een fleecetrui voor je te kopen.’