Выбрать главу

‘Vroeg hij je naar ditzelfde symbool?’ vroeg Matthias.

‘Nee, daar staat me niets van bij,’ antwoordde Þorgrímur, maar hij liet erop volgen: ‘Ik ben overigens geen expert op dit gebied en ik kon hem daar weinig mee helpen; ik herinner me wel dat ik hem met Páll in contact heb gebracht, die hier de eigenlijke directeur is. Hij weet daar alles van.’

‘Hoe krijgen wij hem te pakken?’ vroeg Matthias gespannen.

‘Dat is een probleem: hij zit in het buitenland.’

‘Ja, en? Kunnen we hem niet bellen of een e-mail sturen?’ vroeg Þóra, die niet minder enthousiast was dan Matthias. ‘Het is voor ons nogal belangrijk om te weten te komen wat dat symbool betekent.’

‘Tja, ik heb zijn nummer ergens,’ antwoordde Þorgrímur die veel rustiger was dan zij waren. ‘Het lijkt me het beste dat ik hem eerst bel en met hem praat om hem de zaak uit te leggen. Dan kan hij daarna met jullie praten.’

Þorgrímur liep terug naar de balie en pakte een kleine agenda waarin hij begon te zoeken. Hij pakte vervolgens de telefoon en draaide een nummer waarbij hij ervoor oppaste dat ze het niet zagen. Even later begon hij opeens te praten om een bericht op het antwoordapparaat achter te laten. ‘Jammer, hij neemt niet op. Hij belt ongetwijfeld meteen terug, wanneer hij het bericht krijgt: misschien vanavond, misschien morgen, misschien overmorgen.’ Þóra en Matthias gaven Þorgrímur hun visitekaartjes en deden geen poging om hun teleurstelling te verbergen. Ze vroeg hem of hij het hun wilde laten weten, zodra hij met deze Páll contact had gehad. Hij zei dat hij dat zou doen en stopte de kaartjes in zijn agenda. ‘Wat betreft die vriend van jullie: wilden jullie niet weten wat hij hier kwam doen?’ vroeg hij daarna.

‘Ja, absoluut,’ antwoordde Þóra. ‘Was er nog iets anders dat zijn interesse wekte behalve dat handschrift of zei hij dat hij ergens naar op zoek was?’

‘Het waren voornamelijk handschriften, als ik het me goed herinner,’ antwoordde Þorgrímur nadenkend. ‘Hij deed me trouwens een bod op de offerschaal hierbinnen. Ik had helemaal geen idee of hij een grapje maakte of niet.’

‘Offerschaal? Wat voor offerschaal?’ vroeg Matthias.

‘Loop mee: hij staat hierbinnen.’ Ze volgden hem naar een kleine kamer, waar in het midden een stenen schaal in een glazen kast bewaard werd. ‘Dit is een schaal die gebruikt werd bij een offer. Hij is hier in de buurt gevonden en de forensische dienst van de politie heeft vastgesteld dat er sporen van bloed in zitten. Eeuwenoud trouwens.’

‘Wat een joekel,’ zei Þóra hardop. ‘Konden ze geen schaal van hout maken?’ Het brok steen woog zeker een paar kilo. Hij was zo uitgehouwen dat er over het midden een groef liep.

‘Hij was zeker niet te koop?’ vroeg Matthias.

‘Nee, in geen geval. Het is het enige voorwerp in de collectie dat geen replica is, en mag dus sowieso niet worden verhandeld.’

Þóra bekeek de steen onderzoekend. Was het mogelijk dat dit het voorwerp was dat Harald zo graag wilde hebben? Dat kon haast niet. ‘Weet je heel zeker dat dit dezelfde steen is?’

‘Hoe bedoel je?’ vroeg Þorgrímur verbaasd.

‘Nou, gewoon. We hoeven er geen rekening mee te houden dat de museumdirecteur Haralds aanbod geaccepteerd heeft: hem de steen heeft verkocht en er een andere voor in de plaats heeft gemaakt?’

Þorgrímur glimlachte. ‘Onmogelijk. Dit is dezelfde steen en hij is hier de hele tijd geweest. Daarvoor durf ik mijn hand in het vuur te steken.’ Hij draaide zich om en liep de kamer uit met de anderen in zijn kielzog. ‘Zoals ik al zei, hij stelde het gewoon gekscherend voor.’

‘Maar was er iets anders dat hij zei of waar hij naar vroeg?’ vroeg Þóra. ‘Iets ongewoons?’

‘Ja, zoals ik daarnet zei, had hij vooral belangstelling voor toverboeken en handschriften,’ herhaalde Þorgrímur. ‘Hij vroeg me trouwens naar de Heksenhamer: of ik daar iets over gehoord had en of ik had horen zeggen dat er een heel oude editie op IJsland was. Ik had het nog nooit horen noemen en dat zei ik ook tegen hem. Jullie weten misschien niet waarover ik het heb?’ Hij keek hen aan.

‘Jawel, we weten ervan,’ antwoordde Matthias voor hen beiden.

‘Ik vroeg hem waar hij dat vandaan had en hij antwoordde dat er oude brieven waren waaruit opgemaakt kon worden dat er hier zo’n exemplaar terechtgekomen was.’

25

Er zijn niet veel gebouwen op IJsland die zich op een net zo groots uitzicht kunnen beroepen als het hoofdgebouw van de universiteit. Bríet genoot van het uitzicht, aangezien ze op de trap aan de hoefijzervormige oprit zat. Om een of andere reden had ze ineens zin in een eigen auto. Maar dat zat er met die stomme studieleningen niet in. Ze zou het best leuk vinden om een echte gierigaard tegen te komen die de kosten van levensonderhoud precies kon berekenen om die tegen haar lening af te zetten en te vergelijken. Het zou fijn zijn om de studie af te ronden en aan het werk te gaan. Niet dat historici veel verdienden; als het om geld ging, had ze iets anders moeten studeren. Daarom wilde ze heel graag een goede kostwinner vinden net zoals haar oudere zus, die met een jurist getrouwd was. Hij werkte bij een van de grote banken, verdiende geld als water en haar zus had een luxeleven. Nu waren ze een enorm huis aan de Vatnsendi aan het bouwen; haar zus, die politicologe was, werkte halve dagen bij een ministerie en amuseerde zich de rest van de dag met winkelen. Bríet leunde op de schouder van Halldór, die naast haar zat. Hij was zo knap en gewoon een aardige jongen en, niet onbelangrijk: artsen verdienden over het algemeen heel goed.

‘Waaraan zit je te denken?’ vroeg hij, terwijl hij een sneeuwbal gooide die hij net gemaakt had.

‘Ach, ik weet het niet,’ antwoordde Bríet bezorgd. ‘Vooral aan Hugi.’

Halldór keek zijn sneeuwbal na: hij vloog hoog de lucht in en landde vlak bij het standbeeld van de priester Sæmundur op de zeehond, uit het sprookje. ‘Die hield zich met magie bezig,’ zei Halldór. ‘Wist je dat?’

‘Wie?’ vroeg Bríet. ‘Hugi?’

‘Nee, Sæmundur de geleerde, uit het sprookje.’

‘O, die. Ja, natuurlijk wist ik dat.’ Bríet haalde een pakje sigaretten uit haar tas. ‘Wil je er een? Je favoriete soort.’ Ze reikte hem het witte pakje aan en glimlachte.

‘Halldór keek van het pakje naar haar en glimlachte terug. ‘Nee, dank je. Ik heb nog bij me.’ Hij pakte een van zijn eigen sigaretten en ze staken allebei op. Hij leunde naar voren, zodat Bríet haar hoofd van zijn schouder moest halen. ‘We zitten wel diep in de shit.’

‘Precies.’ Bríet wist helemaal niet wat ze het beste kon zeggen en besloot om voorzichtig af te wachten wat hij verder zou zeggen. Ze wilde niet dat hij iets geks deed waardoor zij, of hijzelf natuurlijk, in de problemen kwamen. Maar ze wilde hem ook laten zien dat zij begripvoller en eerlijker was dan Marta Mist.

‘Ik heb eigenlijk genoeg van deze puinhoop.’ Hij keek recht voor zich uit en dacht even na, voordat hij verderging: ‘De andere studenten hier zijn zo volkomen anders dan wij.’

‘Dat weet ik,’ zei Bríet. ‘Wij zijn niet bepaald voorbeeldige studenten. Ik heb er ook genoeg van.’ Waarom wist ze echter niet.

Halldór praatte verder en het kwam Bríet zo voor dat hij niet geluisterd had naar wat ze gezegd had. ‘Wat me feitelijk nog het meest opvalt is dat andere studenten, die niet de hele tijd lol hebben en de bloemetjes buitenzetten zoals wij, dat die niet minder tevreden met hun leven en hun bestaan zijn dan wij. Als het gewoon wat rustiger is.’

Bríet merkte dat hij haar geen aandacht schonk. Ze legde haar hand op Halldórs schouder en leunde met haar hoofd naar het zijne toe. ‘Ik dacht precies hetzelfde. We zijn veel te ver gegaan; als Andri en de anderen hiermee verder willen gaan, dan moeten ze dat zonder mij doen. Ik wil mezelf weer in het gareel krijgen, met de studie en gewoon met alles. Dit is niet leuk meer.’ Ze had met opzet de naam Marta Mist niet genoemd uit angst dat haar gevoelens te duidelijk zouden blijken.