Выбрать главу

‘Gylfi heeft geen zin,’ fluisterde Sóley. ‘Hij zegt dat paarden ouderwets zijn.’

‘Vertel me nu eens iets leuks; wat hebben jullie gedaan vandaag?’ vroeg Þóra, want ze wist dat zij niet de aangewezen persoon was om paarden te verdedigen.

Daar vrolijkte haar dochter van op. ‘We hebben ijs gekregen en ik mocht naar tekenfilms kijken. Het was superleuk. Maar nu wil Gylfi met je praten.’

Voordat Þóra haar dochter gedag kon zeggen, was haar zoon aan de telefoon gekomen. ‘Hoi,’ zei hij terneergeslagen.

‘Hoi lieverd,’ antwoordde Þóra. ‘Hoe is het?’

‘Vreselijk.’ Gylfi deed geen poging om te fluisteren; Þóra vond eigenlijk dat hij juist harder praatte.

‘O, komt dat door die paarden?’ vroeg ze.

‘Ja en nee. Het komt gewoon door alles.’ Na een korte stilte voegde hij eraan toe. ‘Als ik morgen thuiskom, moet ik even met je praten.’

‘Natuurlijk lieverd,’ antwoordde Þóra en ze wist niet of ze blij moest zijn over het feit dat hij eindelijk open kaart wilde spelen of ongerust moest zijn over wat hij haar te zeggen had. ‘Ik kijk ernaar uit jullie morgenavond weer te zien.’ Ze namen afscheid van elkaar en Þóra deed een tweede poging om haar ogen even dicht te doen, zonder succes. Uiteindelijk stond ze op en nam een warme douche.

Terwijl ze zich met een hagelwitte en dikke handdoek aan het afdrogen was, viel haar oog op een gids over wat er zoal in de buurt te zien was. Ze bladerde hem vluchtig door op zoek naar plaatsen die Harald zouden hebben kunnen interesseren. Er was zo te zien veel om uit te kiezen, maar heel weinig ervan leek met de zaak verband te houden. Toch wekten een paar plaatsen Þóra’s interesse. Het ging bijvoorbeeld twee pagina’s lang over Skálholt en die plaats sloot duidelijk aan bij Haralds interesse voor de bisschoppen Jón Arason van Hólar en Brynjólfur Sveinsson. Twee andere plaatsen kwamen volgens Þóra ook in aanmerking: de vulkaan Hekla en een paar grotten uit de tijd van de Ierse monniken, de Ægissiðugrotten aan de rand van Hella. Ze was eigenlijk verbaasd om te lezen over deze grotten, omdat ze er vrijwel zeker van was dat ze er nog nooit eerder van gehoord had. Ze overwoog of Hella misschien naar die grotten genoemd was. Ze vouwde de hoeken om van de bladzijden die over deze drie plaatsen gingen. Daarna kleedde ze zich snel aan en zorgde ervoor dat ze warme – en vooral veel – kleren koos, ook al zaten die niet echt comfortabel. Als ze in de grotten gingen rondkruipen, dan kon het zeker geen kwaad om warm aangekleed te zijn. In gedachten zag ze Matthias voor zich met dansschoenen aan, terwijl hij over rotsige hellingen klom. Uit pure valsheid besloot ze dat ze hem niets van de grotten zou vertellen, voordat ze al een eind van het hotel waren. Ze deed haar haar in een staart, trok haar donsjack aan en liep naar zijn kamer. Ze had nauwelijks haar hand van de deur gehaald, nadat ze zacht bij Matthias had aangeklopt, toen hij opendeed. Ze keek naar zijn kleding en barstte in lachen uit. ‘Mooi pak,’ zei ze lachend. ‘En chique schoenen.’ De schoenen hadden ongetwijfeld een lieve duit gekost, als je op het keurig gepoetste leer afging, en Þóra onderdrukte haar schuldgevoelens over het feit dat ze hem niet wilde waarschuwen. Hij had ongetwijfeld massa’s schoenen.

‘Dit is geen pak,’ zei Matthias half chagrijnig. ‘Dit zijn een los colbert en een broek. Dat is niet hetzelfde. Niet dat ik het waarschijnlijk acht dat jij dat begrijpt.’

‘O, sorry hoor, meneer Kate Moss,’ zei Þóra, die nu helemaal haar geweten over de dreigende mishandeling van zijn schoenen gesust had.

Matthias reageerde niet op die laatste opmerking en deed de deur achter zich dicht terwijl hij met de autosleutels zwaaide. ‘Oké, waar zullen we naartoe?’

Þóra keek op de klok van haar gsm, die ze in de zak van haar anorak had gedaan. ‘Het lijkt me het beste om in Skálholt te beginnen. Het is bijna vier uur en daarna zien we wel verder.’

‘Uitstekend, mevrouw de gids,’ zei Matthias en hij keek nadenkend naar haar kleren. ‘Je weet toch dat dit hotel een prima restaurant heeft, of niet? We hoeven onze maaltijd niet bij elkaar te jagen!’

‘Ha, ha,’ zei Þóra. ‘Ik blijf liever warm, ook al zie ik er armzalig uit, dan dat ik me zorgen maak over of ik er wel cool uitzie. Ik vind mezelf anders al behoorlijk cool in deze kou.’

Toen ze op Skálholt kwamen, was het begonnen te schemeren. Ze gingen de kerk, die open stond, binnen en gingen op zoek naar iemand om mee te praten. Ze vonden al snel een jongeman die hen vriendelijk ontving en vroeg of hij hen met iets kon helpen. Ze legden uit dat ze iemand hoopten te vinden die mogelijk een tijdje geleden een vriend van hen had ontvangen, en beschreven vervolgens Haralds uiterlijk.

‘Wacht eens even,’ zei de jongeman, toen Þóra bezig was de rij piercings in Haralds rechterwenkbrauw te beschrijven. ‘Hebben jullie het niet over die student die laatst is vermoord? Ik heb hem ontmoet!’

‘Weet je toevallig nog waarom hij hierheen kwam?’ vroeg Þóra breeduit glimlachend.

‘Laat me even denken… Als ik het me goed herinner, wilde hij vooral praten over Jón Arason en zijn terechtstelling. Juist ja, en over Brynjólfur Sveinsson.’ Hij keek hen aan en voegde er vlug aan toe:

‘Daar is niets ongewoons aan: er komen meer mensen hierheen die juist deze verhalen kennen en die meer willen weten. Deze verhalen hebben natuurlijk een zekere aantrekkingskracht, ook al zijn ze gruwelijk en tragisch. Wat mensen in het bijzonder interesseert, is dat er zeven bijlslagen voor nodig waren om het hoofd van Jón Arason af te hakken; zijn hoofd is er eigenlijk meer afgeslagen.’

‘Had hij alleen deze bisschoppen in het algemeen in gedachten?’ vroeg Þóra. ‘Of was hij geïnteresseerd in iets bijzonders wat hen met elkaar verbond?’

De jongeman richtte zich tot Matthias. ‘Ik weet niet hoe goed u het verhaal van Jón Arason kent.’

Matthias begreep dat dit vooral tegen hem bedoeld was en antwoordde: ‘Ik weet ongeveer net zoveel over hem als over zijn moeder. Niets, dus.’

‘O.’ Het leek haast alsof de jongeman geschokt was. ‘Om een lang verhaal kort te houden: Jón Arason was de laatste katholieke bisschop op IJsland, had vanaf 1524 zijn zetel in Hólar in het Hjaltadal en Skálholt viel ook een tijdje onder zijn hoede. Hij is in 1550 hier op Skálholt onthoofd na een besluit van de Deense koning Christian iii uit 1537 dat het rooms-katholicisme hier moest worden afgeschaft, net zoals in de rest van zijn rijk. Jón Arason probeerde dit met alles wat in zijn vermogen lag te verhinderen en kwam in conflict met de aanhangers van het nieuwe geloof, maar alles was tevergeefs en hij eindigde op het hakblok. De terechtstelling is nog een verhaal apart, omdat hij een halve maand eerder onschendbaar verklaard was tot aan de volgende bijeenkomst van het Alþing, waar de rechtbank over zijn zaak en die van zijn twee zonen zou beslissen. Zij werden ook terechtgesteld.’

Matthias fronste zijn wenkbrauwen. ‘Zijn zonen? Hij was toch een katholieke bisschop? Hoe kon hij dan zonen hebben?’

De jongeman glimlachte. ‘IJsland was op sommige punten vrijgesteld van de regels – ik weet niet hoe dat kwam – maar in ieder geval mochten priesters, dekens en bisschoppen een huishoudster of maîtresse hebben. Ze mochten zelfs een verbintenis aangaan die min of meer gelijk stond aan het huwelijk. Als ze kinderen kregen, betaalden ze een boete en dan was iedereen tevreden.’

‘Dat kwam mooi uit,’ zei Matthias verwonderd.

‘Dat kwam zeker mooi uit,’ was het opgewekte antwoord. ‘Harald, uw vriend, leek dit verhaal erg goed te kennen; hij had het duidelijk goed bestudeerd. Het weinige dat ik u nu kan vertellen, zijn de dingen die ik me van het gesprek kan herinneren en dat is geenszins volledig. En dat brengt mij ten slotte terug naar uw vraag.’ Hij keek naar Þóra, die haar vraag allang was vergeten, maar probeerde dat niet te laten merken. ‘Die vriend van u was tijdens ons gesprek hoofdzakelijk in één ding geïnteresseerd, namelijk in de boekdrukpers die Jón Arason als eerste in 1534 naar IJsland liet komen en die op Hólar in gebruik was, en ook in wat hij heeft laten drukken.’