Matthias nam de tijd om naar het kleine meisje te kijken en naar haar te glimlachen. ‘Net zo mooi als haar moeder,’ zei hij en hij draaide de auto in de richting van haar handgewapper. ‘En dezelfde smaak wat kleding betreft.’
‘Hier, en nu naar rechts. Ik ben op zoek naar nummer 45,’ zei Þóra, nog steeds opgewonden. Het huis was al snel te zien. Het was gemakkelijk herkenbaar, omdat Gylfi van achteren te zien was, terwijl hij het pad naar het huis opliep.
‘Daar, daar,’ zei Þóra snel en ze wees naar haar zoon. Matthias gaf een beetje gas en stuurde de auto tot aan de stoep voor het huis: de oprit stond al vol. Þóra herkende de andere auto: die was van Hannes. Þóra gooide het portier open, terwijl de auto tot stilstand kwam. ‘Sóley, lieverd, wacht jij hier bij die aardige Matthias.’
Gylfi keek pas op toen zijn moeder herhaaldelijk zijn naam riep, terwijl ze naar het huis rende. Hij was al bij de voordeur, waar hij nu een beetje slungelig stond, nadat hij net had aangebeld. ‘Hoi,’ zei hij terneergeslagen.
‘Ik had vertraging,’ zei Þóra hijgend. Ze legde haar hand op de schouder van haar zoon. ‘Wat is er eigenlijk aan de hand, lieverd? Wie wonen hier?’
Gylfi keek haar aan en zijn blik was een en al wanhoop. ‘Sigga is zwanger. Ze zit nog maar in de derde klas. Ik ben de vader. Haar ouders wonen hier.’
De voordeur ging precies open toen hij het laatste woord geuit had. Þóra stond verstijfd en met open mond. Om de een of andere reden kon ze haar ogen niet afhouden van de iPod die haar zoon om zijn nek had hangen, misschien omdat ze net daarnaar keek toen de wereld ineenstortte. Als degene die de deur openmaakte niet witheet van woede was geweest, had hij ongetwijfeld gelachen om de idiote uitdrukking op haar gezicht. ‘Hallo,’ zei een man van middelbare leeftijd tegen haar. Hij keek toen naar Gylfi, kneep zijn ogen minachtend samen en zei: ‘Goedendag.’ In dit ene woord lag alles verborgen, behalve de wens voor een goede dag. Tussen de regels was eerder te lezen: Loop naar de hel jij, die de jonge en onschuldige dochters van respectabele mensen verleidt.
Uit gewoonte nam beleefdheid het over en Þóra probeerde te glimlachen. ‘Ik ben Þóra. Gylfi’s moeder.’
De man snoof, maar hij vroeg hen niettemin binnen te komen. Ze deden hun schoenen uit onder het toeziend oog van de man, die dreigend tegen de deurpost in de gang geleund stond. Het kwam Þóra nog het meest voor dat de man verwachtte dat Gylfi geen genoegen zou nemen met alleen zijn kleine meid, maar dat hij er niet voor terugschrok om ook nog de vrouw des huizes te onteren.
‘Dank u,’ zei ze zonder daar iets specifieks mee te bedoelen, toen ze langs de man de kamer in liep. Ze hield met beide handen de schouders van haar zoon vast en dirigeerde hem zo voor zich uit, voor het geval de man hem wilde aanvallen. Ze gingen rechtdoor de grote, open kamer in waar drie mensen te zien waren: Hannes, die Þóra herkende aan zijn achterhoofd; een vrouw van Þóra’s leeftijd, die opstond toen ze dichterbij kwamen, en een jong meisje dat op een stoel zat, met gebogen hoofd in totale overgave.
‘Aha, daar zijn jullie eindelijk,’ zei ze met een schelle stem. O god, laat het kind mijn diepe alt erven, bad ze in stilte. Ze probeerde voor een tweede keer een geforceerde glimlach te produceren. Haar handen hield ze op de schouders van haar zoon.
‘Hannes,’ zei Þóra en ze keek naar haar ex-man. Ze probeerde hem telepathisch duidelijk te maken dat hij zijn plicht moest doen door haar in het meubilair op te laten gaan. Hij liet niet merken dat hij de boodschap doorgekregen had en keek haar streng aan. ‘Dag Sigga,’ zei ze zo vriendelijk als ze kon tegen het meisje, dat bij die woorden opkeek. Haar ogen waren rood van het huilen en er blonken twee dikke tranen in allebei haar ooghoeken.
Gylfi maakte zich uiteindelijk los uit Þóra’s greep en rende naar haar toe. ‘Sigga!’ schreeuwde hij, duidelijk geroerd om zijn vriendin in zo’n slechte toestand te zien.
‘O, geweldig!’ gilde de moeder. ‘Romeo en Julia. Geef me een teiltje!’
Þóra draaide zich snel in haar richting. Er borrelde woede in haar op. Hier hadden twee jonge mensen een vreselijke misstap begaan en mevrouw had het lef om met hun lot te spotten, ook al was een van de twee haar dochter. Þóra verloor niet vaak haar zelfbeheersing, maar dit was zo’n moment. ‘Neemt u mij niet kwalijk, maar het is al moeilijk genoeg op dit moment – maakt u het niet nog erger met uw sarcasme.’ Hannes sprong op en Þóra merkte hoe hij haar op de sofa trok zonder dat ze kon tegenstribbelen. De vrouw snakte naar adem: woede vonkte uit haar ogen als nooit tevoren.
‘Ik zie al van wie uw zoon zijn manieren heeft,’ zei ze en ze ging zitten, haar rug recht als een ballerina. Haar man besloot te blijven staan en vanaf zijn plaats midden in de kamer, torende hij boven hen uit als een enorme ijspegel.
‘Mama!’ zei Sigga met een snik in haar keel. ‘Hou je mond!’ Þóra mocht het meisje meteen, haar toekomstige schoondochter.
‘Een mooie klotezooi is dit,’ zei de ijspegel. ‘Als we niet eens in staat zijn om hierover te kunnen praten als fatsoenlijke mensen, dan kunnen we het wel vergeten. We zijn hier bij elkaar gekomen om elkaar in de ogen te kijken bij dit verschrikkelijke nieuws en dat zullen we doen ook.’ Hij legde veel nadruk op het woord ‘verschrikkelijk’.
Hannes ging rechtop zitten. ‘Mee eens, laten we proberen om ons te beheersen: dit is voor geen van ons hier gemakkelijk.’
De vrouw snoof nog eens.
‘Ja, precies,’ ging Hannes ernstig verder. ‘Ik zou om te beginnen willen zeggen dat het mij vreselijk spijt en dat ik jullie, namens mijn gezin, mijn welgemeende excuses wil aanbieden voor het gedrag van onze zoon en voor jullie verdriet dat hij veroorzaakt heeft.’
Þóra haalde diep adem om dit te laten bezinken, voordat ze Hannes zou vermoorden. Ze wendde zich doodkalm tot hem. ‘Ten eerste, om het even duidelijk te stellen, wij zijn geen gezin. Ik, mijn zoon en dochter: wij zijn een gezin. Jij bent een zielig aftreksel van een weekendvader die, anders dan de meeste weekendvaders, niet eens zijn kind kan bijstaan als het erop aankomt.’ Ze wendde haar blik van Hannes af en zag dat de anderen haar aanstaarden. Het gezicht van haar zoon lichtte op van trots. Ze herhaalde haar verklaring: ‘Dat dat even duidelijk is.’
Hannes snakte naast haar naar adem, maar was te laat om nog iets te zeggen, want de moeder nam het woord. ‘Wat toepasselijk: ik wilde van de gelegenheid gebruik maken om je erop te wijzen dat jouw oogappel – die zoon van jou of van jullie daar – binnenkort…’ In deze familie lieten de leden zich duidelijk graag meeslepen door hun theatrale talenten. De vrouw zette haar woorden kracht bij door met overdreven handgebaren naar Gylfi te wijzen: ‘… dat hij dezelfde zielige weekendvader zal worden als jouw ex-man.’
‘Nee,’ werd er geroepen. Het was Gylfi. Hij ging trots verder: ‘Ik… ik bedoel wij. Wij. Wij zijn van plan om samen verder te gaan. We zullen een appartement huren en voor het kind zorgen.’
Þóra had ineens zin om in lachen uit te barsten. Gylfi een appartement huren! Hij realiseerde zich zeker niet dat de meeste dingen die hij vanzelfsprekend vond – verwarming, elektriciteit, televisie, water, het ophalen van het huisvuil – allemaal geld kostten. Ze bemoeide zich niet met de discussie, uit angst dat haar zoon de moed zou verliezen. Als hij van mening was dat hij een appartement ging huren, dan moest dat maar zo.
‘Ja!’ schreeuwde Sigga. ‘Dat kunnen we best; ik ben al bijna zestien.’
‘Verkrachting!’ riep de vrouw. ‘Natuurlijk. Ze is nog geen zestien! Dit is verkrachting!’ Ze keek naar Gylfi en gilde: ‘Verkrachter!’
Þóra begreep niet helemaal hoe dit de zaak zou kunnen verbeteren. Ze richtte zich tot Sigga. ‘Hoeveel maanden ben je al, lieverd?’
‘Ik weet het niet; een maand of drie misschien. Ik ben tenminste al drie maanden niet meer ongesteld geweest.’ Haar vader werd rood tot achter zijn oren.