‘Nee, nee, dat is niet nodig. Ik vind het leuker om jou uit eten te vragen,’ zei Matthias en hij stak een stuk pannenkoek zonder beleg in zijn mond. ‘Heerlijk,’ zei hij en hij lachte inschikkelijk.
Niemand at zijn bord leeg en de vuilnisemmer zat aan het eind van de maaltijd vol. Sóley vroeg of ze naar buiten mocht om haar vriendinnetje Kristína op te zoeken en Þóra vond dat goed. Gylfi verdween naar zijn kamer, zei dat hij ging internetten. Þóra hoopte dat hij geen sites zou bezoeken die over babyverzorging gingen. Hij zou ongetwijfeld overdonderd raken, als hij zwart op wit zag wat dat inhield. Toen ze met zijn tweeën overgebleven waren, gingen Þóra en Matthias in de huiskamer zitten. Ze had koffie gezet die ze mee daarnaartoe namen.
Tja, nou,’ zei hij ongemakkelijk. ‘Ik zal niet lang blijven gezien de hele toestand. Oma’s doen toch een dutje na het eten?’
Þóra snoof. ‘Deze oma heeft vooral zin in een gin-tonic.’ Ze nam echter genoegen met een kop koffie. ‘We weten aan de andere kant allebei waar dat toe kan leiden, dus ik denk dat ik dat nu maar laat.’ Ze glimlachte naar hem en haar wangen werden een beetje rood. ‘Maar ik zit klaar om te horen wat de man van het Heksenmuseum te vertellen had.’ Ze leunde achterover op de bank en trok haar voeten onder zich.
Matthias haalde een papier tevoorschijn en vouwde het open op de salontafel. ‘Þorgrímur belde en zei dat hij contact had opgenomen met die Páll, die alles zou moeten weten. Kort gezegd wist hij alles over dat magische symbool. Weet je waarom?’
Þóra schudde haar hoofd. Ze zag dat Matthias had gehoopt op meer reactie en zei: ‘Ik weet het niet; omdat hij een genie is?’
‘Nee. Of toch wel, het kan best zijn dat hij een genie is. Hij wist in ieder geval alles over dat magische symbool, omdat hij zich zo goed kon herinneren dat Harald enorm stond te popelen, toen het genoemd werd.’
‘Harald heeft dus met name over dit ene symbool met hem gepraat?’ vroeg Þóra.
‘Ja en nee. Aanvankelijk nam hij contact op met Páll voor algemene informatie over magische symbolen en vroeg om informatie over tekens die bijvoorbeeld in geen enkel boek stonden. Daarna vroeg Harald naar het IJslandse boek over toverij dat we in dat museum hebben gezien. Páll vertelde hem over de belangrijkste boeken over toverij en zei dat één in het bijzonder Haralds interesse wekte: een soort magie die kennelijk nogal kwaadaardig is, hoewel het qua inhoud bij de liefdesmagie wordt ingedeeld. Hij vroeg trouwens of we het niet toevallig gezien hadden: de bladzijde die wij in het museum hebben bekeken laat het begin ervan zien, maar er stond eigenlijk veel meer op de volgende twee bladzijden, die niet te zien waren. Jij mag raden wat het voor een vloek is.’
‘Je haalt de ogen uit een overledene en doet er iets mee?’ antwoordde Þóra hoopvol.
‘Nee, eigenlijk niet, maar het is wel belangrijk. Als ik de man goed heb begrepen, dan wordt deze liefdesspreuk uitgesproken om een vrouw verliefd te laten worden op degene die hem uitspreekt, wat natuurlijk duidelijk is. Daartoe moet een kuil in de grond worden gegraven waar de vrouw overheen moet lopen. Daar moet ze dan bloed van een slang in doen en er haar naam en wat magische symbolen in krassen. Ten slotte wordt er een spreuk gezegd, precies dezelfde spreuk als naar de moeder van Harald gestuurd werd.’ Matthias glimlachte trots.
‘Bedoel je dat gedicht?’ vroeg Þóra.
‘Precies,’ antwoordde Matthias. ‘En dat is niet het enige. Die Páll zei dat Harald een enorme interesse had voor magie en ze spraken er tot in detail over: of het alleen ging om een minnares of dat het zou kunnen gaan om andere soorten liefde, of de kuil in de grond moest zijn, enzovoorts. Hieruit ontstond de discussie over het symbool dat in de marge van de bladzijde met de spreuk gekrabbeld was.’ Matthias pauzeerde even.
‘Wat?’ zei Þóra ongeduldig.
‘Toen bleek dat het symbool in de marge onbekend is, maar het lijkt niettemin veel op een Oudijslands teken, dat een wraaksymbool is. Er zit maar één lijntje verschil in de bovenste tak. Het Oudnoorse symbool staat slechts op een fragment van een handschrift en de spreuk ontbreekt in zijn geheel. Er is alleen een beschrijving bewaard gebleven, samen met de eerste zin van de spreuk, die luidt: ‘Ik kijk naar jou’; dezelfde beginzin als in de liefdesspreuk. Het lijkt Páll waarschijnlijk dat de eigenaar van het boek het symbool naast het liefdessymbool heeft getekend, aangezien dezelfde vloek bij beide symbolen hoort, of hij nu zeker wist of alleen dacht dat deze spreuk bedoeld werd vanwege een soortgelijk begin. Páll vermeldde verder dat het boek waarschijnlijk geschreven was door vier verschillende mannen, drie IJslanders en een Deen, en het zou best kunnen dat degene die het boek als laatste onder handen genomen heeft, het symbool om dezelfde reden bij de vloek heeft getekend. Hij vertelde me dat deze Oudijslandse vloek veel donkerder is dan andere symbolen en het is onbekend waar hij vandaan komt, hoewel de tekst die er op het fragment van het handschrift bij stond, in het Deens was. Het handschrift is in privé-bezit; de leeftijd ervan is onderzocht en men denkt dat het uit het eind van de zestiende eeuw komt, maar het IJslandse toverboek is waarschijnlijk rond 1650 geschreven.’
‘In welk opzicht is dit symbool donkerder dan andere symbolen?’ vroeg Þóra.
‘“Zwarter” is misschien een beter woord, of “meer sinister”. Wat hij bedoelde, is dat het ongetwijfeld was bedoeld om anderen kwaad te doen. Degene die het symbool na zijn dood in zijn lichaam laat kerven, kan iemand achtervolgen die hem bij leven dwars heeft gezeten, achtervolgt hem of haar vanuit het graf en zorgt ervoor dat de desbetreffende persoon erge spijt krijgt van zijn misdragingen tegenover de overledene. En die spijt helpt die persoon dan uiteindelijk naar de verdoemenis. O ja, en om de vloek ten uitvoer te brengen zijn er een paar lichaamsdelen nodig waarvan je ongetwijfeld kunt raden welke dat zijn.’
‘Ogen,’ zei Þóra overtuigd.
Matthias knikte. ‘Wacht nog even. Toen Harald deze vloek beschreef, was hij ongelofelijk enthousiast en wilde dat hij precies zou beschrijven hoe hij moest worden uitgevoerd. Páll legde het hem allemaal aan de telefoon uit en stuurde hem toen een gescand exemplaar van het toverboek en het handschrift dat hij had.’
‘Oké. En toen?’ mopperde ze ongeduldig.
‘In ieder geval, het werkt als volgt: degene die wraak wil nemen, maakt een afspraak met iemand anders om na zijn dood de vloek uit te voeren. Ongeveer net zoals bij het ritueel waarbij het onderlijf van een man wordt gevild. Samen moeten ze het symbool op een stuk huid tekenen, waarbij ze een mengsel van hun bloed en dat van een raaf moeten gebruiken. Er zijn niet slechts een paar druppels nodig, want onder het symbool moeten ze schrijven dat X belooft om de vloek voor Y uit te voeren en vervolgens moeten X en Y dat bevestigen door hun naam eronder te schrijven.’ Matthias nam een slok koffie, voordat hij verderging. ‘Nu komt het belangrijkste. Na de dood van Y moet X het symbool in zijn lijk kerven en een hoeveelheid van diens bloed aftappen, genoeg om ermee te kunnen schrijven en – hoe smakelijk – de ogen uit het lijk halen.’
‘Jezus,’ zei Þóra en ze huiverde. ‘Waarom in godsnaam? Is het niet genoeg om met bloed te schrijven en in het lijk te kerven?’
Matthias glimlachte. ‘Blijkbaar niet. Páll zei dat het symbool in het lijk moest worden gekerfd om de overledene eraan te herinneren dat zijn ogen op zijn eigen verzoek werden verwijderd. Anders zou hij uit zijn graf rijzen om een zoektocht naar zijn ogen te beginnen – en waarschijnlijk zijn vriend, die ze eruit had gehaald, vermoorden. Het bloed moet gebruikt worden om de spreuk te schrijven die bij het symbool hoort: de spreuk die verloren gegaan is. Dit moet dan weer met ravenbloed worden vermengd.’
‘Wat het zangvogel-dna verklaart dat bij de analyse van het bloed is gevonden,’ onderbrak Þóra. ‘De raaf is de grootste zangvogel van IJsland.’ De kennis van de natuur die ze op de lagere school had opgedaan, liet haar nooit in de steek, als het erop aankwam.
‘Ja, maar je hoeft er dus geen bloed van degene die achterblijft aan toe te voegen. De ogen moeten dan worden ingepakt in het stuk huid met de spreuk erop en ze moeten alle twee terechtkomen in handen van degene die de dode dwars heeft gezeten en op wie hij wraak wil nemen. Daarna is hij nergens meer veilig: de dode zal hem achtervolgen om hem constant aan zijn misdaden te herinneren, totdat de desbetreffende persoon instort en een verschrikkelijke dood sterft.’
‘En die spreuk is dezelfde die Haralds moeder kreeg opgestuurd,’ zei Þóra bedroefd. Dat was verschrikkelijk. Wat kon Haralds zo diepgewortelde haat voor zijn moeder hebben veroorzaakt? Wat had die vrouw hem in godsnaam misdaan? Misschien zat dit inderdaad alleen maar tussen zijn oren: misschien was hij gewoon psychisch gestoord en gaf hij zijn moeder de schuld van zijn falen. ‘Wacht even, heeft ze ook de ogen gekregen?’
‘Nee,’ zei Matthias. ‘Die zaten er niet bij. Ik heb geen idee waar ze gebleven zijn: misschien zijn ze verloren of beschadigd.’
Þóra dacht even na. ‘Halldór, de geneeskundestudent. Hij is natuurlijk degene die het lijk heeft toegetakeld,’ zei Þóra. ‘Dan heeft hij Harald vermoord.’
‘Daar lijkt het wel op,’ antwoordde Matthias. ‘Behalve als Matthias zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen dood en Halldór het daarna heeft overgenomen.’
‘Hoe dan?’ vroeg Þóra. ‘Hij is gewurgd.’
‘Misschien was hij aan wurgseks aan het doen? We moeten het in ieder geval in ons achterhoofd houden. Ja, of dat een van die anderen Harald vermoord heeft of een overeenkomst met hem gesloten. Ze keken in ieder geval allemaal even schaapachtig, toen we hun het symbool lieten zien. Wat dat aangaat zou Hugi ook medeplichtig kunnen zijn, als je erover nadenkt.’
‘We moeten weer met Halldór praten, dat is duidelijk. En met hen allemaal waarschijnlijk. Ik wens ons veel sterkte, als we ze allemaal weer met ons om de tafel moeten krijgen.’
Matthias glimlachte naar Þóra. ‘We zijn toch niet helemaal gek. We zijn nu al zo ver gekomen. Het enige wat in het plaatje ontbreekt is Haralds geld: wat is daarmee gebeurd?’
Þóra haalde haar schouders op. ‘Misschien heeft Harald dat vreselijke toverhandschrift kunnen kopen.’
Matthias dacht daar even over na. ‘Misschien. Ik betwijfel het eigenlijk, omdat Páll zei dat het in het bezit was van de Nationale Bibliotheek van Noorwegen. Dat was bovendien de reden dat de politie het symbool niet heeft gevonden: het is niet erg bekend, eigenlijk kent niemand het hier in IJsland, behalve Páll, die in het buitenland zit. Ze hebben zich dus nooit tot hem gewend over de herkomst van het symbool.’
‘Maar misschien heeft hij dat geld naar Noorwegen overgemaakt met de bedoeling om informatie te kopen van die Páll en vervolgens dat oude boek van de bibliotheek, maar werd toen vanwege die informatie en het boek door een van die zogenaamde vrienden van hem vermoord. Zij zouden het geld mee hebben kunnen nemen, of niet? Er zijn mensen die voor minder moorden.’
Matthias was het daarmee eens. Hij keek op de klok en keek toen bedachtzaam naar Þóra. ‘Het vliegtuig uit Frankfurt is om halfvier geland.’
‘Shit,’ riep Þóra uit. ‘Ik kan nu niet met de moeder praten; ik kan het gewoon niet. Wat als ze me naar mijn eigen kinderen vraagt? Wat moet ik dan zeggen? Ja, mevrouw, mijn zoon is erg vroegrijp; ik had u misschien nog niet verteld dat hij vader wordt?’
‘Geloof mij nou maar, ze zal waarschijnlijk niet erg geïnteresseerd zijn in jouw kinderen,’ zei Matthias rustig.
‘Het had niet slechter kunnen uitkomen dan om nu met haar over haar zoon te praten. Hoe kan ik haar in de ogen kijken en vertellen dat Harald een pact met de duivel had gesloten of bijna dan, alleen om haar leven een ware hel te maken en haar de dood in te jagen.’ Þóra keek naar Matthias in de hoop op een opbeurend antwoord.
‘Ik zal haar dat nieuws brengen, daar hoef je niet bezorgd over te zijn. Maar je komt er echt niet onderuit om met haar te praten. Als je het vandaag niet doet, dan moet je het morgen doen. Die vrouw is van ver gekomen, alleen om met jou te praten, weet je nog? Toen ze tegen me zei dat ze je in eigen persoon wilde ontmoeten en onder vier ogen met je wilde praten, was haar stem veel ontspannener dan ik haar ooit gehoord heb. Je hoeft nergens bang voor te zijn.’
Þóra vond Matthias niet echt overtuigend genoeg klinken. ‘Bellen zij of wat was het plan?’
‘Ze bellen, als ze in het hotel zijn.’ Hij keek op de klok. ‘Waarschijnlijk binnen afzienbare tijd. Ik kan ook naar hen bellen als je wilt.’
Oef. Dat was een moeilijke keus. Þóra kon maar geen beslissing nemen. ‘Ja, bel jij maar,’ zei ze snel, maar ze voegde daar meteen aan toe: ‘Nee, doe maar niet!’
Voordat ze weer van gedachte kon veranderen, ging de telefoon van Matthias. Þóra kreunde, terwijl hij zijn telefoon oppakte, erop keek en zei: ‘Dat zijn ze.’ Hij duwde op het knopje om aan te nemen en zei: ‘Hallo, met Matthias.’
Þóra verstond maar de helft van het telefoongesprek, hoewel ze aan de andere kant van de lijn een zacht stemgeluid kon onderscheiden wanneer Matthias luisterde. Het gesprek leek erg oppervlakkig: ‘Hebben jullie een goede reis gehad?’
‘Dat spijt me om te horen.’
‘Jullie hebben toch de naam van het hotel, nietwaar?’ enzovoorts. Het telefoongesprek eindigde toen hij zei: ‘Tot dan. Dag.’ Hij keek naar Þóra en glimlachte. ‘Je hebt geluk, omaatje.’
‘Wat?’ vroeg Þóra verwachtingsvol. ‘Is ze niet gekomen?’
‘Jawel, ze is wel gekomen. Maar ze heeft migraine en wil jullie ontmoeting tot morgen uitstellen. Ik had Elisa aan de telefoon; ze zijn in een huurauto onderweg naar Hotel Borg. Ze wil ons daar over een halfuur ontmoeten.’