Выбрать главу

‘Mooi,’ zei Matthias ongewoon hard en Þóra vroeg zich af of hij bang was dat ze iets ongepasts zou zeggen.

‘Ja, mooi,’ praatte ze hem na om hem ervan te verzekeren dat ze er niet aan dacht om zoiets te doen.

‘Zullen we gaan zitten?’ vroeg Elisa. ‘Mag ik jullie koffie aanbieden of een glas wijn?’ Þóra besloot niet te drinken en nam een kop koffie, de anderen bestelden een glas witte wijn.

‘Nou,’ zei Matthias en hij ging weer in de leunstoel zitten. ‘Wat kun je ons over je bezoek vertellen?’

‘Zullen we niet even op de wijn wachten? Ik denk dat ik daar eerst behoefte aan heb,’ zei Elisa, waarbij ze vragend naar Matthias keek.

‘Uiteraard,’ antwoordde hij en hij boog zich naar voren om haar in haar arm, die op de leuning van de sofa rustte, te knijpen.

Elisa keek verontschuldigend naar Þóra. ‘Ik kan het niet goed uitleggen, maar ik vind het niet erg prettig om weer aan dat bezoek te denken. Ik zit nog steeds in de knoop met mijn gevoelens: ik vind dat ik zo egoïstisch ben geweest en alleen over mezelf met hem gepraat heb. Als ik geweten had dat ik hem nooit meer zou zien, dan had ik hem zo veel meer over mijn gevoelens voor hem verteld.’ Ze beet op haar onderlip. ‘Maar dat deed ik niet en ik zal het nu nooit meer kunnen doen.’

De ober kwam met de drankjes en ze proostten op niets in het bijzonder. Þóra had er spijt van dat ze besloten had te stoppen met alcohol drinken, terwijl ze kleine slokjes van haar koffie nam en toekeek hoe de anderen hun wijn dronken. Ze nam zich voor om bij de volgende gelegenheid weer mee te doen, maar vond het ook weer niet netjes om later om een glas wijn te vragen.

‘Ik doe er misschien goed aan om te zeggen waarom ik naar Harald ben gegaan,’ zei Elisa, nadat ze haar glas had neergezet. Þóra en Matthias knikten allebei. ‘Zoals je weet, Matthias, lig ik een beetje overhoop met papa en mama. Zij willen dat ik bedrijfskunde ga studeren en dan bij de bank ga werken. Harald was de enige die altijd tegen me zei dat ik moest doen wat ik wilde doen: cello spelen. Iedereen vindt dat ik me in het bedrijfsleven zou moeten storten en voor mijn plezier cello zou moeten spelen. Harald wist echter dat het zo niet werkte, ondanks het feit dat hij geen muzikant was. Hij begreep dat het óf het een, óf het ander is, als je een bepaald niveau hebt bereikt.’

‘Ik begrijp het,’ zei Þóra, maar ze begreep het toch eigenlijk niet.

‘Vandaar dat we het meer over mij hadden tijdens mijn bezoek,’ zei Elisa. ‘Ik ging bij hem op bezoek, op zoek naar iemand die me een hart onder de riem kon steken, en kreeg precies wat ik zocht: Harald zei dat ik me niets moest aantrekken van mama en papa en moest doorgaan met spelen. Hij zei dat er massa’s stropdassen met een hoofd erin waren die een bank konden bestieren, maar er zijn er minder die het talent hebben om fantastisch op een instrument te spelen.’ Ze haastte zich eraan toe te voegen: ‘Stropdassen met een hoofd erin waren zijn woorden: zo zei hij dat.’

‘Mag ik vragen wat je hebt besloten?’ vroeg Þóra nieuwsgierig.

‘Doorgaan met spelen,’ zei Elisa en ze glimlachte bitter. ‘Maar nu ben ik ingeschreven bij bedrijfskunde en begin binnenkort met die studie. Je besluit het ene en doet het andere, zoals dat zo gaat.’

‘Is je vader dan niet blij?’ vroeg Matthias.

‘Jawel, maar ze zijn vooral opgelucht. Het is moeilijk om blij te zijn in ons gezin. Zeker nu.’

‘Elisa, ik weet dat het niet gemakkelijk is om over je familie te praten, maar we hebben een paar e-mails gezien die over en weer gingen tussen Harald en jullie vader. Je vader en je broer leken niet echt een hechte band te hebben.’ Ze viel stil, maar voegde er toen aan toe: ‘Ook hebben we een goede reden om aan te nemen dat zijn relatie met jullie moeder allesbehalve voorbeeldig was.’

Elisa nipte van haar wijn, voordat ze antwoordde. Ze keek Þóra recht aan. ‘Harald was de beste broer die je maar kon bedenken. Hij was misschien anders dan de meeste mensen, zeker de laatste tijd.’ Ze stak haar tong uit en kneep erin om te verwijzen naar de gespleten tong van Harald. ‘Toch liep ik altijd trots naast hem, bij welke gelegenheid dan ook. Hij was een fijn mens en niet alleen tegen mij: hij droeg ons zusje op handen; niemand was aardiger tegen een gehandicapte dan hij tegen haar.’ Ze keek bedroefd naar haar glas voor zich op tafel. ‘Mama en papa, ze deden… Ik weet eigenlijk niet hoe ik het moet zeggen… Ze waardeerden Harald nooit. Mijn eerste herinnering is dat ze me eindeloos omhelsden, liefde en zorg hebben gegeven en dat zag ik nooit als het om Harald ging. Ze leken gewoon… Ja, het leek of ze hem niet uit konden staan.’ Ze onderbrak zichzelf. ‘Ze waren nooit ronduit gemeen tegen hem of zo. Ze hielden gewoon niet van hem. Ik weet niet waarom, als er tenminste sprake is van een waarom.’

Þóra probeerde om niets van haar weerzin te laten merken tegenover de familie Guntlieb. Ze voelde hoe de rillingen over haar rug liepen; ze wilde degene vinden die deze arme jongen vermoord had. Ze kon zich niets verschrikkelijkers voorstellen dan zonder liefde op te groeien. De behoefte van kinderen aan genegenheid was overduidelijk en het was ronduit misdadig om hun dat te ontzeggen. Geen wonder dat Harald een vreemde vogel was geweest. Ze zag ineens uit naar de ontmoeting met zijn moeder morgen. ‘Ja,’ zei ze, om de stilte te doorbreken. ‘Dat klinkt niet best, moet ik eerlijk zeggen. Hoewel het misschien niets te maken heeft met datgene wat we aan het onderzoeken zijn, vind ik dat het veel zegt over zijn karakter. Maar dit is ongetwijfeld niet iets wat je wilt bespreken met een buitenstaander, dus misschien zouden we ons liever moeten richten op datgene waarover jullie het zoal met elkaar hadden.’

Elisa glimlachte opgelucht. ‘Zoals ik net al zei, praatten we vooral over mij en mijn problemen. Harald was geweldig en we deden op zich niets bijzonders. Hij ging in ieder geval met me mee naar de Blue Lagoon en we gingen een geiser bekijken. Verder slenterden we gewoon door de stad of keken we thuis dvd’s, kookten en hingen maar wat.’

Þóra probeerde Harald voor zich te zien in de Blue Lagoon, maar het lukte haar niet om een beeld in haar geest op te roepen dat voldoende overtuigend was. ‘Waar keken jullie naar?’ vroeg ze uit nieuwsgierigheid.

Elisa glimlachte. ‘Naar The Lion King, hoe ongeloofwaardig dat ook mag lijken.’

Matthias knipoogde naar Þóra. Hij had dus niet gelogen over de film in de dvd-speler. ‘Vertelde hij je iets over datgene waar hij mee bezig was?’

Elisa peinsde. ‘Niet veel in ieder geval. Hij was eigenlijk in een ongelofelijk goed humeur. Hij deed het goed hier op IJsland. Ik heb hem tenminste nog nooit zo vrolijk gezien. Misschien was dat omdat hij ver van papa en mama was. Misschien vanwege het boek dat hij had gevonden.’

‘Boek?’ vroegen Þóra en Matthias tegelijkertijd. ‘Welk boek?’ voegde Matthias eraan toe.

Elisa was duidelijk verbaasd over hun reacties. ‘O, dat oude boek. Malleus Maleficarum. Staat dat niet bij hem thuis?’

‘Ik weet het niet; ik weet niet eens over welk boek je het hebt,’ zei Matthias. ‘Heeft hij het je laten zien?’

Elisa schudde haar hoofd. ‘Nee, hij had het nog niet gekregen.’ Ze viel plotseling stil. ‘Hij heeft het misschien niet eens in handen gehad voordat hij werd vermoord. Dat was natuurlijk vlak daarvoor.’

‘Weet je of hij van plan was om het op te gaan halen?’ vroeg Matthias. ‘Heeft hij daar iets over gezegd?’

‘Nee,’ antwoordde Elisa. ‘Ik heb er eigenlijk verder niet naar gevraagd; had ik dat misschien moeten doen?’

‘Dat maakt niet uit,’ zei Matthias. ‘Maar heeft hij je iets verteld over dat boek?’

Elisa’s gezicht lichtte op. ‘Ja. Het was namelijk een fantastisch verhaal. Wacht even, hoe ging het ook alweer?’ Ze dacht even na, voordat ze weer het woord nam. ‘Je herinnert je opa’s oude brieven nog wel, of niet?’ Ze richtte haar woorden tot Matthias, die instemmend knikte. Þóra wilde haar niet onderbreken om te vragen over welke brieven ze het hadden, maar nam aan dat het de brieven uit Innsbruck in het leren omslag waren. ‘Harald was net als opa,’ ging Elisa verder, ‘hij was erdoor gefascineerd, las ze steeds maar weer. Hij was ervan overtuigd dat de briefschrijver Kramer iets verschrikkelijks had aangedaan, als wraak voor diens gedrag ten opzichte van zijn vrouw.’ Ze keek naar Þóra. ‘Je weet wie Kramer is, of niet?’