Matthias legde zijn hoofd in zijn nek en staarde een tijdje naar boven, voordat hij antwoordde. ‘Je begrijpt waarschijnlijk wel dat Halldór in een moeilijke positie zit?’ Þóra knikte. ‘Er is niets dat we gezien of gehoord hebben dat erop kan wijzen dat zij met de zaak te maken heeft afgezien van het feit dat ze gestoord is en dat ze heeft meegedaan aan eigenaardige activiteiten waarbij sprake is van gebakken lichaamsdelen.’
‘Misschien hebben we gewoon iets over het hoofd gezien,’ zei Þóra zonder veel overtuiging.
‘Zoals wat?’ vroeg Matthias. ‘Helaas, beste Þóra, het ziet er toch echt naar uit dat Hugi Harald vermoord heeft en dat zijn vrienden het daarna hebben overgenomen. Het enige wat onduidelijk is, is of die twee het samen hebben bekokstoofd en of het geld in hun zak verdwenen is. Het is het meest waarschijnlijk dat ze Harald voorgelogen hebben over dat handschrift en net gedaan hebben alsof ze wisten waar het te vinden was. Je moet toegeven dat Halldór heel gemakkelijk een of ander onzinverhaal had kunnen verzinnen, toen hij Harald met zijn vertalingen hielp. Ze hadden kunnen doen alsof ze de verkoop regelden en vervolgens het geld in eigen zak kunnen steken. Toen het tijd was om het handschrift te leveren, moesten ze in actie komen en Harald het zwijgen opleggen. Die uitleg van Halldór over dat T-shirt is ongetwijfeld verzonnen.’
‘Maar…’ Op hetzelfde moment kwam Bella zonder te kloppen binnenstormen, met het pak koekjes. Ze had de koekjes netjes op een bord gerangschikt en koffie in een kopje geschonken. Eén kopje. Þóra had zo’n idee dat Bella, als de koekjes voor haar waren geweest, het ongeopende pak vanuit de deuropening naar haar toe gegooid had, daarbij mikkend op haar hoofd.
‘Heel vriendelijk bedankt,’ zei Matthias, terwijl hij ze aannam. ‘Sommige mensen begrijpen het belang van een ontbijt niet.’ Hij knikte in de richting van Þóra en gaf Bella een knipoog. Bella keek naar Þóra en fronste, glimlachte vervolgens allerliefst naar Matthias en ging weg.
‘Je knipoogde naar haar,’ zei Þóra stomverbaasd.
Matthias gaf haar twee knipoogjes. ‘Ik knipoogde twee keer naar jou. Zo goed?’ Hij stak een koekje met veel gevoel voor drama in zijn mond.
Þóra trok een gezicht. ‘Pas maar op, ze is op zoek naar een man en ik zou weleens kunnen laten vallen in welk hotel je logeert.’ Haar gsm ging.
‘Goedendag, is dit Þóra Guðmundsdóttir?’ vroeg een vrouwenstem die Þóra vaag herkende.
‘Daar spreekt u mee, goedendag.’
‘U spreekt met Guðrún, degene die het appartement aan Harald verhuurde,’ zei de vrouw.
‘O ja, hallo.’ Þóra krabbelde haar naam op een papiertje en draaide het naar Matthias, zodat hij wist wie het was. Ze zette er twee vraagtekens achter om aan te geven dat ze niet wist waar het over ging.
‘Tja, ik weet niet of ik naar de juiste persoon bel, maar ik had uw visitekaartje en… Nou ja, in ieder geval heb ik dit weekend een doos van Harald gevonden, waarin verschillende zaken zaten.’ De vrouw zweeg.
‘Ja, ik weet wat men daarin aangetroffen heeft,’ zei Þóra om de vrouw de moeite van het beschrijven van de gebakken lichaamsdelen te besparen.
‘O ja?’ Haar stem klonk duidelijk opgelucht. ‘Ik schrok me een ongeluk, zoals u wel zult begrijpen, en ik besef nu pas dat ik ook nog een document heb meegenomen, toen ik de ruimte waar de wasmachine staat uit rende.’
‘En dat hebt u nog steeds?’ Þóra vond dat ze de vrouw moest helpen om haar verhaal duidelijk te doen.
‘Ja, precies. Ik nam het mee toen ik de politie ging bellen, en vond het zojuist bij de telefoon in de keuken terug.’
‘Is het een document van Harald of zo?’
‘Ik weet het niet, verdorie. Het is een oude brief. Heel erg oud. Ik herinnerde me dat jullie op zoek waren naar zoiets en ik dacht dat ik het misschien beter aan jullie kon geven dan aan de politie.’ Þóra hoorde de vrouw diep ademhalen, voordat ze verderging. ‘Zij hebben al genoeg te onderzoeken. Ik kan me niet voorstellen dat dit iets met de zaak te maken heeft.’
Þóra krabbelde op het papiertje: Een oude brief? Matthias fronste en nam een tweede koekje. Þóra zei tegen de vrouw: ‘Zouden we het in ieder geval mogen bekijken? Kunnen we nu bij u langskomen?’
‘Eh, ja. Ik ben thuis. Maar er is één ding.’ De vrouw zweeg.
‘Wat dan?’ vroeg Þóra voorzichtig.
‘Ik ben bang dat ik de brief inderhaast nogal erg verkreukeld heb. Ik was in een erge shock. Hij is helemaal geruïneerd.’ Ze voegde er haastig aan toe: ‘Daarom heb ik de politie er eigenlijk niet van verteld. Ik wilde niet dat ze er een probleem van zouden maken dat ik hem beschadigd heb. Ik hoop dat u begrijpt hoe het gebeurd is.’
‘Geen probleem. We komen eraan.’ Þóra legde de hoorn op de haak en stond op. ‘Je moet de koekjes maar meenemen. We gaan weg. Misschien hebben we die verdwenen brief uit Denemarken gevonden.’
Matthias pakte twee koekjes en nam nog een slok van zijn koffie.
‘Die brief waar de professor naar op zoek was?’
‘Hopelijk wel.’ Þóra hing haar tas over haar schouder en liep naar de deur. ‘Als het die brief is, kunnen we hem naar Gunnar brengen en misschien kunnen we informatie van hem krijgen over dat wat Halldór over Bríet zei.’ Ze lachte triomfantelijk, tevreden over de manier waarop ze dingen in de schoot geworpen kreeg. ‘Zelfs als het niet die brief is, kunnen we gewoon doen alsof we dat denken.’
‘Ben je van plan om die arme man om de tuin te leiden?’ vroeg Matthias. ‘Dat is niet er mooi van je; na alles wat de stumper al heeft moeten verdragen.’
Þóra keek over haar schouder, terwijl ze al in de gang liep en glimlachte naar hem. ‘De enige manier om erachter te komen of dit de brief is, is door ermee naar Gunnar te gaan. Hij zal, wanneer hij hem ziet, ongetwijfeld zo tevreden zijn dat hij alles voor ons wil doen. Twee of drie vragen over die Bríet kunnen dan geen kwaad.’
Toen ze aan de keukentafel van Guðrún zaten met de brief voor zich, lachte Þóra niet meer zo hard. Gunnar zou vast niet erg tevreden zijn als hij hem in zo’n slechte conditie in handen kreeg. Hij zou ongetwijfeld vurig wensen dat hij zoek gebleven was. ‘U weet zeker dat hij niet gescheurd was toen u hem uit de doos haalde?’ vroeg Þóra en ze probeerde het dikke vel voorzichtig glad te strijken, zonder het deel eraf te scheuren dat al helemaal loshing.
De vrouw keek vanuit haar ooghoeken naar het papier. ‘Heel zeker. Hij was intact. Ik heb hem waarschijnlijk in de opwinding gescheurd. Ik was niet in mijn normale doen.’ Ze glimlachte verontschuldigend. ‘Je kunt het vast nog wel aan elkaar lijmen, of niet? En het vervolgens ook even strijken?’
‘Jazeker wel,’ zei Þóra, hoewel ze vermoedde dat het moeilijker zou worden om het document te repareren op deze manier, als het überhaupt al mogelijk was. ‘Heel erg bedankt dat u met ons contact hebt opgenomen. Daar hebt u goed aan gedaan: dit is waarschijnlijk het document waar we naar zochten en het heeft echt niets met het onderzoek van de politie te maken. We zullen het bij de juiste mensen afleveren.’
‘Mooi, hoe eerder ik af ben van alles wat me aan Harald en dit hele gedoe herinnert, hoe beter. Het is geen leuke tijd geweest voor mij en mijn man sinds die moord is gepleegd. Verder wil ik beslist dat u de familie laat weten dat ik erop wil aandringen dat ze snel beginnen met het ontruimen van het appartement. Hoe eerder ik dit kan vergeten, hoe eerder ik eroverheen kom.’ Ze legde haar handen plat op de keukentafel en staarde naar haar met ringen versierde vingers. ‘Niet dat ik Harald niet mocht, hoor. Begrijp me niet verkeerd.’
‘Nee, hoor,’ zei Þóra met een vriendelijke stem. ‘Ik kan me goed voorstellen dat het alles behalve aangenaam is geweest.’ Ze pauzeerde kort. ‘Tot slot wil ik u vragen of u de vriendengroep van Harald hebt leren kennen; hebt u hen gezien of gehoord?’