Выбрать главу

‘Hoe dan?’ vroeg Þóra.

Bríet haalde haar schouders op. ‘Het was een of ander artikel van Gunnar dat in een kast lag. Harald vond het en liet mij vertellen wat er onder de afbeeldingen stond. Hij was ontzettend enthousiast over twee ervan: op de ene stond een kruis en op de andere een of ander stom gat. Daarna wilde hij ook alles weten over een andere tekening. Ik kreeg bijna een zenuwinzinking van de stress, omdat ik zo bang was dat Gunnar zou komen. Ik had geen zin om voor Harald te gaan vertalen. Uiteindelijk stopte hij het artikel in zijn zak, we hielden op met zoeken en gingen vlug weg.’

‘Wat zei hij precies? Kun je je dat nog herinneren?’ vroeg Þóra.

‘Niet precies. We gingen naar het studentenhok en hij eiste dat ik hem vertelde wat voor kuil er op de tekening stond. Het was een haard in een of andere grot. Dat kruis ook. Het was uitgehakt in een muur daarbinnen. Een soort altaar.’

‘En de tekening?’ vroeg Matthias. ‘Wat stelde die voor?’

‘Dat was een overzichtskaart van de grot met een paar symbolen die aan moesten geven wat waar was. Als ik het me goed herinner, stond er eentje bij het kruis, het tweede bij een opening in de zoldering – ik denk dat dat de schoorsteen is geweest – en het derde symbool stond bij het gat waar de haard moet zijn geweest.’ Bríet keek naar Matthias. ‘Ik herinner me dat hij erg enthousiast naar dat derde symbool wees en dat hij me vroeg of ik het waarschijnlijk vond dat monniken op het altaar gekookt zouden hebben. Ik zei dat ik dat niet wist. Toen vroeg hij of ik niet dacht dat ze op zijn minst de haard onder de schoorsteen hadden kunnen plaatsen. Op de tekening was dat helemaal niet het geval. De haard was bij het altaar en de schoorsteen bij de ingang. Het was zo absoluut oninteressant en het was niets voor Harald om zich zo op te winden over zo’n onzin.’

‘Wat gebeurde er toen?’ vroeg Matthias.

‘Hij ging met Gunnar praten. Vervolgens verbood hij me om me nog met die brief te bemoeien.’ Ze keek hen boos aan. ‘Toch was hij het in het begin die me aanmoedigde om Gunnar lastig te vallen, die verdomde Gastbucht zoals hij hem noemde.’

‘Gastbucht?’ vroeg Þóra niet-begrijpend. Wat had er op het kladje van Harald gestaan? Gastbucht? Dat was dus helemaal niet ‘gastenboek’ met een kruisje erachter, zoals ze had gedacht: het was geen kruisje, maar de letter t; Gastbucht was de letterlijke Duitse vertaling van Gestvík.

* * *

Þóra en Matthias gingen direct terug naar Árnagarður. Ze belde onderweg naar Markús van de politie en vertelde hem haar en Matthias’ gedachten over Gunnar, maar hij reageerde er niet enthousiast op. Nadat ze hem met veel moeite overtuigd hadden, sprak hij met hen af dat hij toch de transacties op de bankrekening van de professor zou onderzoeken.

Er was niemand in Gunnars werkkamer, toen ze daar kwamen. In plaats van buiten te wachten, lieten ze zichzelf binnen en gingen zitten; ze namen aan dat Gunnar bij María, de directeur van het Árni Magnússon-instituut, was om de brief terug te brengen.

Matthias keek op de klok. ‘Die man moet zo wel een keer komen.’

Op dat moment ging de deur open en Gunnar kwam naar binnen.

Gunnar was stomverbaasd, toen hij hen in het oog kreeg. ‘Wie heeft jullie eigenlijk binnengelaten?’

‘Niemand. De deur was open,’ zei Þóra rustig.

Gunnar liep met grote passen naar zijn bureau. ‘Ik dacht dat we zonet afscheid hadden genomen.’ Hij ging op zijn stoel zitten en staarde hen boosaardig aan. ‘Ik ben in een niet al te best humeur. María nam het niet bijzonder goed op dat ze de brief in zo’n slechte staat terugkreeg.’

‘We zullen je niet lang ophouden,’ zei Matthias. ‘We konden de zaak zonet niet helemaal ophelderen.’

‘O?’ zei Gunnar nors. ‘Ik denk niet dat ik jullie nog iets te zeggen heb.’

‘We wilden je nog een vraag stellen over een piepklein dingetje dat nog onopgehelderd is,’ zei Þóra.

Gunnar legde zijn hoofd in zijn nek en staarde naar boven. Hij zuchtte diep voordat hij weer naar hen keek. ‘Prima. Wat willen jullie zo graag weten?’

Þóra keek eerst naar Matthias en vervolgens naar Gunnar. ‘Dat oude kruis waar sprake van is in de brief aan Árni Magnússon: kan dat niet het kruis zijn dat zich in de grot van de eerste monniken bij Hella bevindt?’ vroeg ze. ‘Jij zou toch alles moeten weten over die periode uit de geschiedenis, of niet? Het kruis was er tenminste al, voordat het land eigenlijk gekoloniseerd werd.’

Gunnar werd rood van woede. ‘Wat zou ik daarover moeten weten?’ barstte hij uit.

Þóra haalde haar schouder op. ‘Ik denk eigenlijk dat jij daar alles over weet. Is dat niet een foto van jou en de boer die eigenaar is van het land bij die grotten?’ Ze wees naar de ingelijste foto aan de muur. ‘De grotten van de eerste monniken?’

‘Ja, dat klopt. Maar ik zie het verband niet,’ zei Gunnar. ‘Ik vind dat jullie vreemde vragen stellen en aan jullie interesse in geschiedenis is geen touw vast te knopen. Als jullie je als student willen inschrijven bij de vakgroep, dan liggen de inschrijfformulieren buiten mijn werkkamer.’

Þóra liet zich hierdoor niet van de wijs brengen. ‘Ik denk dat je precies begrijpt wat het verband is. Jij was bij de Erasmus-vergadering in de nacht dat Harald werd vermoord, die bijna tot middernacht doorging.’ Toen Gunnar hierop niets antwoordde, voegde ze eraan toe: ‘Kan het zijn dat je Harald die nacht hebt ontmoet?’

‘Wat is dit voor onzin? Ik heb diverse keren een verklaring afgelegd bij de politie over de vroegtijdige dood van Harald. Ik had de pech dat ik het lijk vond, maar dat heeft verder niets met mij te maken. Ik wil jullie verzoeken om hier weg te gaan.’ Bevend wees hij naar de deur.

‘Ik weet zeker dat de politie alle verhoren met jou nog een keer onder de loep moet nemen, nu het duidelijk is hoe de wonden op het lijk tot stand gekomen zijn,’ zei Þóra en ze glimlachte sarcastisch naar Gunnar.

‘Wat bedoel je?’ vroeg Gunnar boos.

‘Ze hebben degene gevonden die de ogen verwijderd heeft en het symbool in het lijk gekerfd heeft. Hoe erg jij geschrokken bent toen je het lijk zag, verzekert je nu niet meer van een milde behandeling van de politie. Gezien de verklaring van deze man komt alles er anders uit te zien.’

Gunnar hapte naar adem. ‘Jullie hebben weinig tijd. Ik ook. Ik wil jullie echt niet langer ophouden. Laten we er maar een punt achter zetten.’

‘Jij hebt hem met je stropdas gewurgd,’ ging Þóra verder. ‘Je dasspeld zal dat bevestigen.’ Ze stond op. ‘De reden moet later duidelijk worden, maar die speelt op het ogenblik eigenlijk geen rol. Jij hebt hem vermoord. Niet Hugi, niet Halldór en Bríet al helemaal niet. Jij was het.’ Ze keek hem recht aan en voelde hoe diep vanbinnen afschuw en medelijden met elkaar wedijverden. Er ging een rilling door Gunnar heen en Matthias stond rustig op, gebruikte zijn ene hand om Þóra rustig naar achter te duwen, in de richting van de deur. Hij leek bang te zijn dat Gunnar over het bureau zou springen, met zijn das in de lucht, om haar te wurgen.

‘Ben je nou helemaal gek geworden?’ vroeg Gunnar terwijl hij Þóra aanstaarde. Hij stond met veel lawaai op. ‘Hoe kom je daar nou bij? Ik raad je aan om zo snel mogelijk psychiatrische hulp te zoeken.’

‘Dit is geen onzin: jij hebt hem vermoord.’ Þóra hield voet bij stuk. ‘We hebben verschillende aanwijzingen die erop duiden dat jij de schuldige bent. Geloof me, als de politie die in handen krijgt en jouw zaak gaat onderzoeken, wordt het nog moeilijk voor je om je te verdedigen.’

‘Dat is uitgesloten: ik heb hem niet vermoord.’ Gunnar keek naar Matthias, in de hoop op steun.