Выбрать главу

‘Ik ben me bewust van de gevaren, Dennel, dank je. Hoe snel zou je die dingen kunnen verplaatsen, aangenomen dat we ze bereiken? Ik ben er huiverig voor om ons ver naar binnen te wagen, en deze stad gaat sneller in vlammen op dan een in olie gedrenkte brief naar het liefje van een Hoogheer. Ik wil die wapens ophalen en zo snel mogelijk de stad uit.’

‘Ik kan een vijandelijke burcht met een paar schoten platgooien, heer, maar de draken zijn niét snel te verplaatsen. Ze staan op wagens, en dat zal helpen, maar ze zullen niet sneller zijn dan een stoet voorraadwagens. En het zal tijd kosten om ze op te stellen en af te vuren.’

‘Dan gaan we eerst naar het paleis,’ besloot Talmanes.

‘Maar...’

‘In het paleis,’ zei hij streng, ‘zijn misschien vrouwen die kunnen geleiden, die een Poort rechtstreeks naar Aludra’s pakhuis kunnen maken. En bovendien, als de paleiswacht nog vecht, weten we dat we rugdekking hebben van vrienden. We halen die draken wel op, maar we pakken het slim aan.’

Toen zag hij Ladwin en Mar aan komen rennen. ‘Kr zitten daar holloksl’ /.ei Mar, die zich naar Talmanes toe haastte. ‘Minstens honderd, ineengedoken op straat.’

‘Opstellen in rijen, mannen!’ riep Talmanes. ‘We gaan naar het paleis!’

Er viel een diepe stilte in de zweettent.

Aviendha had ongeloof verwacht over haar verhaal, wellicht. Vragen, zeker. Niet deze pijnlijke stilte.

Hoewel ze dit niet had verwacht, begreep ze het wel. Ze had het zelf ook gevoeld toen ze haar visioen had gehad waarin de Aiel in de toekomst langzamerhand hun ji’e’toh verloren. Ze was getuige geweest van het sterven, de oneer en de ondergang van haar volk. Nu had ze in ieder geval iemand met wie ze die last kon delen.

De hete stenen in de ketel sisten zachtjes. Iemand zou er nog wat water op moeten schenken, maar geen van de vijf aanwezigen in de tent maakte aanstalten. De andere vier waren allemaal Wijzen; ontkleed – net als Aviendha – zoals gebruikelijk was in zweettenten. Sorilea, Amys, Bair en Kymer van de Tomanelle Aiel. Allemaal staarden ze recht voor zich uit, in gedachten verzonken.

Een voor een rechtten ze hun rug alsof ze een nieuwe last op zich namen. Dat stelde Aviendha gerust; niet dat ze had verwacht dat het nieuws hen zou breken, maar toch was het fijn om te zien dat ze hun gezicht naar het gevaar toe keerden in plaats van zich ervan af te wenden.

‘We moeten dit beproeven,’ zei Sorilea met ogen als van steen. ‘We moeten het zeker weten. Wordt elke vrouw nu dit visioen getoond in plaats van het andere, of was jouw ervaring enig in zijn soort?’ ‘Elenar van de Daryne,’ zei Amys. ‘Haar opleiding is bijna voltooid; zij zal de volgende zijn die naar Rhuidean gaat. We kunnen Hayde en Shanni vragen haar aan te moedigen.’

Aviendha onderdrukte een huivering. Ze wist maar al te goed hoe de Wijzen je konden ‘aanmoedigen’.

‘Dat zou goed zijn,’ zei Bair, en ze boog zich naar voren. ‘Misschien is dit wat er gebeurt wanneer iemand nog een tweede keer tussen de glazen pilaren door loopt? Misschien is het daarom verboden.’

De vrouwen keken geen van allen naar Aviendha, maar ze voelde dat ze aan haar dachten. Wat ze had gedaan, was inderdaad verboden. En spreken over wat er in Rhuidean gebeurde was ook taboe.

Er zou geen straf voor komen. Rhuidean had haar niet gedood; dit was wat het Rad haar had voorgeschoteld. Bair bleef voor zich uit staren. Er liep zweet over Aviendha’s wangen en tussen haar borsten.

Ik mis de baden niet, hield ze zich voor. Ze was geen zachte natlander. Maar eigenlijk was een zweettent niet echt nodig aan deze kant van de bergen. Het was ’s nachts niet bitter koud, dus voelde de hitte in de tent bedrukkend in plaats van gerieflijk. En als er tóch meer dan genoeg water was om in bad te gaan...

Nee. Zo moest ze niet denken. ‘Mag ik spreken?’

‘Doe niet zo dwaas, meisje,’ antwoordde Melaine. De vrouw had een heel bolle buik; haar kinderen waren bijna voldragen. ‘Je bent nu een van ons. Je hoeft geen toestemming te vragen.’

Meisje? Het zou tijd kosten voordat ze haar werkelijk als een van de hunnen zagen, maar ze deden die moeite wel. Niemand droeg haar op om thee te zetten of water in de ketel te gieten. Zonder leerling of gai’shain in de buurt verrichtten ze die taken om beurten zelf.

‘Ik maak me er niet zo druk om of het visioen zich herhaalt,’ zei Aviendha. ‘Ik zit vooral met wat me is getoond. Zal het zó gaan? Kunnen we er nog iets tegen doen?’

‘Rhuidean toont twee soorten visioenen,’ antwoordde Kymer. Ze was een jongere vrouw, een jaar of tien ouder dan Aviendha, met donkerrood haar en een lang, gebruind gezicht. ‘Bij je eerste bezoek zie je wat zou kunnen zijn, bij het tweede zie je wat er is gebeurd.’ ‘Dit derde visioen zou allebei kunnen zijn,’ merkte Amys op. ‘De pilaren laten het verleden altijd zien zoals het echt was; waarom zouden ze dan niet ook gelijk hebben over de toekomst?’

Aviendha’s hart verkrampte.

‘Maar waarom,’ zei Bair zacht, ‘zouden de pilaren een wanhoopstoestand tonen waar niets aan te veranderen valt? Nee. Ik weiger dat te geloven. Rhuidean heeft ons altijd laten zien wat we moesten zien. Om ons te helpen, niet om ons te vernietigen. Dit visioen moet ook een doel hebben. Om ons tot meer eer te bewegen?’

‘Het is onbelangrijk,’ zei Sorilea kortaf.

‘Maar...’ begon Aviendha.

‘Het is onbelangrijk,’ herhaalde Sorilea. ‘Als dit visioen onherroepelijk is, als het ons lot is om te... vallen... zoals jij hebt verteld, zouden we dan toch niet alles doen om daar verandering in te brengen?’ Het werd weer stil. Aviendha schudde haar hoofd.

‘We moeten ermee omgaan alsof die toekomst nog niet vaststaat,’ vervolgde Sorilea. ‘We kunnen beter niet stilstaan bij jouw vraag, Aviendha. We moeten besluiten welke koers we gaan volgen.’ Aviendha merkte dat ze knikte. ‘Ik... Ja. Ja, je hebt gelijk, Wijze.’

‘Maar wat moeten we dan doen?’ vroeg Kymer. ‘Wat veranderen we? Nu moet eerst de Laatste Slag worden gewonnen.’

‘Ik zou bijna wensen dat het visioen onontkoombaar is,’ zei Amys, ‘want dat bewijst in ieder geval dat we deze strijd zullen winnen.’ ‘Het bewijst niets,’ wierp Sorilea tegen. ‘Een overwinning van Zichtzieder zou het Patroon doorbreken, en daarom is geen enkel visioen van de toekomst betrouwbaar. Zelfs met voorspellingen van wat er mogelijk in de komende Eeuwen gebeurt... Als Zichtzieder deze strijd wint, zal alles tot niets verworden.’

‘Het visioen dat ik zag, heeft iets te maken met wat het dan ook is dat Rhand wil doen,’ zei Aviendha.

Ze keken haar aan.

‘Morgen,’ zei ze. ‘Uit wat jullie me hebben verteld, maak ik op dat hij zich voorbereidt op een belangrijke onthulling.’

‘De Car’a’carn heeft een... voorliefde voor tragisch vertoon,’ zei Bair, hoewel er genegenheid in haar stem doorklonk. ‘Hij is net een kakelaar die de hele nacht heeft gezwoegd op een nest, zodat hij er ’s morgens over kan zingen tegen iedereen die maar luisteren wil.’ Aviendha was verbaasd geweest over de bijeenkomst bij Merrilor; ze had die alleen ontdekt doordat ze haar binding met Rhand Altor had gebruikt om te bepalen waar hij was. Toen ze hier aankwam en zoveel mensen bijeen zag, alle natlandertroepen verzameld, vroeg ze zich af of dit een deel was van wat ze had gezien. Was deze bijeenkomst het begin van wat haar visioen zou worden?

‘Ik heb het gevoel dat ik meer weet dan ik zou moeten weten.’ Ze sprak bijna in zichzelf.

‘Je hebt een uitgebreide blik mogen werpen op wat de toekomst mogelijk brengt,’ zei Kymer. ‘Dat zal je veranderen, Aviendha.’ ‘Morgen is het belangrijkst,’ zei Aviendha. ‘Wat hij dan wil doen.’ ‘Voor zover ik uit je woorden heb kunnen opmaken,’ antwoordde Kymer, ‘lijkt het erop dat hij voornemens is de Aiel te negeren, zijn eigen volk. Waarom zou hij beloningen geven aan alle anderen, maar niet aan degenen die ze het meest verdienen? Wil hij ons beledigen?’ ‘Ik denk niet dat dat de reden is,’ zei Aviendha. ‘Ik denk dat hij eisen wil stellen aan degenen die komen, niet dat hij hun geschenken gaat geven.’