Выбрать главу

De oude Wijze knikte naar haar, stapte door de Poort en rende door de nacht naar de stad in de verte.

Talmanes gooide zijn schouder tegen een reusachtige Trollok met een zwijnenkop, gehuld in grove maliën. Het beest stonk afgrijselijk naar rook, natte vacht en ongewassen vlees. Het gromde door de kracht van Talmanes’ aanval; die beesten leken altijd verbaasd als hij ze aanviel.

Hij ging achteruit en rukte zijn zwaard uit het lijf van het monster toen het tegen de vlakte sloeg. Toen sprong hij naar voren en stak zijn zwaard bij de Trollok in de keel, zonder zich iets aan te trekken van de kartelige klauwen die langs zijn benen krabden. Het leven doofde uit in de kleine, weerzinwekkend menselijke ogen.

Mannen vochten, schreeuwden, gromden, doodden. De straat liep steil omhoog naar het paleis. De Trollok-horden die zich er hadden verschanst, hielden stand en versperden de Bond de weg naar boven.

Talmanes leunde tegen de muur van een gebouw; het pand ernaast stond in brand, schilderde felle kleuren over de straat en baadde hem in hitte. Die brand leek nog koud vergeleken bij de vlammende, afgrijselijke pijn van zijn wond. De gloed liep langs zijn been omlaag naar zijn voet en begon zich nu ook over zijn schouder te verspreiden.

Bloed en bloedas, dacht hij. Wat ik nu niet zou geven voor een paar uurtjes met mijn pijp en een boèk, rustig en vredig. Mensen die spraken over een roemrijke dood in de strijd waren stommelingen. Er was niets roemrijks aan sterven in een chaos van vuur en bloed. Hij had veel liever een vredige dood.

Terwijl zweetdruppeltjes van zijn gezicht dropen, werkte Talmanes zich weer overeind. Beneden verzamelden Trolloks zich. Ze hadden de weg achter Talmanes’ troepen afgesloten, maar dat maakte nu niet uit. Ze zouden zich door de Trolloks verderop een weg banen naar het paleis.

Een aftocht zou moeilijker te doen zijn. Naast het feit dat deze weg vol was met Trolloks, betekende een tocht door de stad dat Trolloks zich in kleine groepen door de straten konden verplaatsen en hun flanken konden aanvallen; niet alleen op weg naar binnen, maar ook weer op weg naar buiten.

‘Geef ze alles wat je hebt, mannen!’ brulde Talmanes, en hij rende weer de straat op naar de Trolloks die de weg naar boven versperden. Het paleis was nu vrij dichtbij. Hij ving het zwaard van een Trollok met een geitenkop op met zijn schild net voordat het monster Dennels hoofd kon afhakken. Talmanes probeerde het wapen van het beest achteruit te duwen, maar Licht, die Trolloks waren sterk. Hij kon amper voorkomen dat deze hem tegen de grond werkte terwijl Dennel zich herstelde en het beest neerhaalde door op zijn bovenbenen in te hakken.

Melten sprong naast Talmanes. De Grenslander hield zich aan zijn woord: hij had gezegd dat hij in de buurt zou blijven voor het geval Talmanes besloot dat de pijn te ondraaglijk werd en hij uit zijn lijden verlost wilde worden. De twee stootten voor de anderen uit de heuvel op. De Trolloks leken eerst te wijken, maar toen herpakten ze zich en vielen weer aan als een grauwende, brullende massa van donkere vacht, fonkelende ogen en wapens in het licht van de brandende gebouwen.

Het waren er te veel. Talmanes had ongeveer vijfhonderd man, aangezien hij een paar mannen had moeten achterlaten om de poort te beschermen voor hun aftocht.

‘Standhouden!’ riep Talmanes. ‘Voor heer Mart en de Bond van de Rode Hand!’

Als Mart hier was, zou hij waarschijnlijk heel vaak vloeken, even vaak klagen, en hen dan allemaal redden met een of andere tactische wonderzet. Talmanes kon Marts mengeling van waanzin en bezieling niet nabootsen, maar zijn kreet leek de mannen wel te bemoedigen. De gelederen werden strakker. Gavid stelde zijn twee dozijn kruisboogschutters op – de laatste die Talmanes nog bij zich had – boven op een gebouw. Ze begonnen het ene na het andere salvo kruisboogschichten op de Trolloks af te vuren.

Dat zou misschien voldoende zijn geweest om menselijke vijanden te breken, maar niet de Trolloks. De schichten haalden er een paar neer, maar niet zoveel als Talmanes had gehoopt.

Er is daarachter nóg een Schim, dacht Talmanes. Die drijft ze naar voren. Licht, ik kan niet tegen nog meer van die monsters vechten. Ik had het net al niet tegen die ene moeten opnemen!

Hij zou niet moeten rondlopen. Meltens fles brandewijn had hij allang leeggedronken, om de pijn zo veel mogelijk te verdoven. Zijn gedachten waren nu al zo troebel dat het bijna gevaarlijk werd. Hij sloot zich vooraan aan bij Dennel en Londraed en wierp zich met zijn volle aandacht in de strijd. Trollokbloed stroomde over de keien de heuvel af.

De mannen van de Bond weerden zich goed, maar ze waren in de minderheid en ze waren uitgeput. Beneden sloot nog een vuist Trolloks zich aan bij de meute op de straat achter hen.

Dat was het dan. Ze zouden ofwel die bende achter hen moeten aanvallen – en dus die verderop de rug moeten toekeren – of zich moeten opdelen in kleinere eenheden die verschillende zijstraten zouden volgen om elkaar dan bij de poort beneden weer te treffen.

Talmanes wilde het bevel al geven.

‘Voorwaarts, Witte Leeuw!’ riepen stemmen. ‘Voor Andor en de koningin!’

Talmanes draaide zich om toen mannen in het wit en rood door de gelederen van Trolloks boven op de heuvel braken. Een tweede groep Andoraanse piekeniers kwam uit een zijstraat gestroomd, opduikend achter de Trollok-horde die hen net had omsingeld. De Trolloks deinsden achteruit voor de naderende piekeniers, en even later barstte de hele groep open als een met pus gevulde blaar en stoven de Trolloks alle kanten op.

Talmanes ging wankel achteruit. Hij moest even op zijn zwaard leunen terwijl Madwin het bevel over de tegenaanval overnam en zijn mannen veel van de vluchtende Trolloks doodden.

Een groep officiers in bebloede uniformen van de koninginnegarde rende de helling af; ze zagen er al niet veel beter uit dan de Bond. Guybon voerde hen aan. ‘Dank je voor je komst, huurling,’ zei hij tegen Talmanes.

Talmanes fronste. ‘Je doet alsof wij jullie gered hebben. Wat mij betreft was het juist andersom.’

Guybon trok een grimas in het licht van het vuur. ‘Jullie hebben ons wat tijd opgeleverd, want die Trolloks vielen de paleispoorten aan. Het spijt me dat het zo lang heeft geduurd voordat we kwamen; ik besefte niet meteen waarom ze allemaal deze kant op gingen.’

‘Licht. Houdt het paleis nog stand?’

‘Ja,’ antwoordde Guybon. ‘Maar het zit vol met vluchtelingen.’

‘En geleiders?’ vroeg Talmanes hoopvol. ‘Waarom zijn de Andoraanse legers niet teruggekeerd met de koningin?’

‘Duistervrienden.’ Guybon trok een vies gezicht. ‘Hare Majesteit heeft de meeste Kinsvrouwen bij zich, of in ieder geval de sterkste. Ze had er vier achtergelaten met voldoende kracht om samen een Poort te vormen, maar een huurmoordenaar heeft twee van hen vermoord voordat de andere twee hem konden tegenhouden. Die twee zijn niet sterk genoeg om hulp te laten komen. Ze gebruiken hun kracht nu om te Helen.’

‘Bloed en bloedas,’ vloekte Talmanes, hoewel hij ook een sprankje hoop voelde. Die vrouwen konden dan geen Poort maken, maar misschien konden ze wel zijn wond Helen. ‘Je kunt die vluchtelingen beter de stad uit leiden, Guybon. Mijn mannen houden stand bij de zuidelijke poort.’

‘Dat is goed om te horen,’ zei Guybon, en hij rechtte zijn rug. ‘Maar jij zult de vluchtelingen moeten leiden. Ik moet het paleis verdedigen.’

Talmanes trok zijn wenkbrauw naar hem op; hij nam geen bevelen van Guybon aan. De Bond had zijn eigen bevelsstructuur en legde alleen verantwoording af aan de koningin. Mart had dat heel duidelijk gemaakt toen hij de overeenkomst aanging.

Helaas nam Guybon ook geen bevelen van Talmanes aan. Talmanes haalde diep adem, maar toen wankelde hij. Melten greep zijn arm vast om te voorkomen dat hij omviel.

Licht, wat een pijn. Kon zijn zij nou niet gewoon meewerken en gevoelloos worden? Bloed en bloedas. Hij moest naar die Kinsvrouwen toe.

Hoopvol vroeg Talmanes: ‘Die twee vrouwen die kunnen Helen?’

ik heb ze al laten roepen,’ zei Guybon. ‘Zodra we jullie leger zagen.’