Nou, dat was al iets.
‘Maar ik blijf hier,’ waarschuwde Guybon. ik kan deze post niet verlaten.’
‘Waarom niet? De stad is verloren, man!’
‘De koningin heeft ons bevolen regelmatig verslag uit te brengen via Poorten,’ antwoordde Guybon. ‘Uiteindelijk zal ze zich gaan afvragen waarom we nog geen boodschapper hebben gestuurd. Ze zal een geleider naar het Reisterrein bij het paleis sturen om te kijken waarom we ons niet melden. Het...’
‘Heer!’ riep een stem. ‘Heer Talmanes!’
Guybon brak zijn zin af en Talmanes keek om en zag Filger – een van de verkenners – tegen de bloederige keien van de helling omhoogklauteren. Filger was een slanke man met dunnend haar en een baard van een paar dagen, en zijn aanblik vervulde Talmanes van afgrijzen. Filger was een van de mannen die ze bij de stadspoort beneden hadden achtergelaten.
‘Heer,’ meldde Filger hijgend, ‘de Trolloks hebben de stadsmuren overgenomen. Ze staan rijendik op de borstweringen en schieten pijlen of gooien speren naar iedereen die te dichtbij komt. Luitenant Sandip heeft me naar u toe gestuurd.’
‘Bloed en as! Hoe zit het met de poort?’
‘We houden nog stand,’ antwoordde Filger. ‘Voorlopig.’
‘Guybon,’ zei Talmanes, die zich weer omdraaide. ‘Wees een beetje genadig, man; iemand moet die poort verdedigen. Alsjeblieft, neem die vluchtelingen mee en bied versterking aan mijn mannen. Die poort is onze enige weg de stad uit.’
‘Maar de boodschapper van de koningin...’
‘De koningin snapt zelf wel wat er verdomme is gebeurd als ze er eenmaal aan denkt om eens te komen kijken. Kijk om je heen! Het is waanzin om het paleis nog te verdedigen. Dit is geen stad meer, maar een brandstapel.’
Guybon leek verscheurd door twijfel, en zijn lippen vormden een dunne streep.
‘Je weet dat ik gelijk heb,’ drong Talmanes aan. ‘Het beste wat je kunt doen, is mijn mannen bijstand bieden bij de zuidelijke poort en die openhouden voor zo veel mogelijk vluchtelingen.’
‘Misschien,’ zei Guybon. ‘Maar moet ik dan het paleis laten afbranden?’
‘Je kunt zorgen dat het iets oplevert,’ antwoordde Talmanes. ‘Als je nou eens een paar soldaten achterlaat om te vechten bij het paleis? Laat ze de Trolloks zo lang mogelijk op afstand houden. Dat zal die monsters weglokken bij de mensen die langs deze weg ontsnappen. Als ze niet langer kunnen standhouden, kunnen je soldaten aan de achterkant het paleisterrein verlaten en dan hopelijk naar de zuidelijke poort komen.’
‘Klinkt goed,’ zei Guybon met tegenzin. ‘Ik zal doen wat je voorstelt, maar wat ga jij doen?’
‘Ik moet naar de draken,’ antwoordde Talmanes. ‘We mogen die niet in handen van de Schaduw laten vallen. Ze staan in een pakhuis aan de rand van de Oude Stad. De koningin wilde ze uit het zicht bewaard hebben, weg van de troepen huurlingen buiten. Ik moet ze vinden en indien mogelijk ophalen. Of anders vernietigen.’
‘Goed dan,’ zei Guybon, die zich met een gefrustreerd gezicht afwendde toen hij het onvermijdelijke aanvaardde. ‘Mijn mannen zullen doen wat je voorstelt; de helft zal de vluchtelingen naar buiten leiden en je soldaten dan helpen de zuidelijke poort in handen te houden. De andere helft verdedigt het paleis nog wat langer en trekt zich dan terug. Maar ík ga met jou mee.’
‘Hebben we hier echt zoveel licht nodig?’ vroeg de Aes Sedai vanaf haar kruk achter in de kamer; ze zat erop alsof het een troon was. ‘Je verspilt een heleboel olie.’
‘We hebben die lampen nodig,’ gromde Androl. De nachtelijke regen roffelde tegen het raam, maar dat negeerde hij terwijl hij zijn aandacht bij het leer probeerde te houden dat hij aan het naaien was. Het moest een zadel worden. Op het ogenblik werkte hij aan de zadelriem die om de buik van het paard zou komen.
Hij was bezig een dubbele rij gaatjes in het leer te maken; het werk kalmeerde hem. De beitel die hij gebruikte maakte ruitvormige gaatjes. Met een hamer erbij zou het sneller gaan, maar hij vond het nu prettig om de gaatjes er met de hand in te maken.
Hij pakte zijn stekenwieltje, mat de plekken af voor de volgende steken en ging verder met een volgend gat. Je moest de vlakke kanten van de ruiten naar elkaar laten wijzen als je dit soort gaatjes maakte, zodat het leer niet uitscheurde als je de riem aantrok. Een nette afwerking zou helpen het zadel jarenlang in goede staat te houden. De steken moesten dicht genoeg bij elkaar staan om elkaar te versterken, maar weer niet zo dichtbij dat het gevaar bestond dat ze in elkaar overliepen. Het afwisselen van de gaatjes hielp daarbij.
Kleine dingetjes. Je moest gewoon zorgen dat de kleine dingetjes goed gebeurden, en...
Zijn vingers glipten weg en hij maakte een gaatje met de ruitvorm de verkeerde kant op. Twee gaatjes overlapten elkaar daardoor.
Van nijd gooide hij bijna dat hele ding door de kamer. Dat was nu al de vijfde keer vanavond!
Licht, dacht hij, terwijl hij zijn handen plat op tafel drukte. Wat is er met mijn zelfbeheersing gebeurd?
Helaas kon hij die vraag gemakkelijk beantwoorden. De Zwarte Toren, dat is er gebeurd. Hij voelde zich net een veelpotige nachi in een opgedroogde getijdenpoel, wanhopig wachtend tot het water terugkeerde en kijkend naar een groep kinderen die over het strand aan kwam met emmers, om alles te verzamelen wat er lekker uitzag...
Hij ademde een paar keer in en uit en pakte het leer weer op. Dit zou het slechtste werkstuk zijn dat hij in jaren had gemaakt, maar hij zóu het afmaken. Iets niet afmaken was bijna even erg als de kleine dingetjes verprutsen.
‘Merkwaardig,’ zei de Aes Sedai; ze heette Pevara, van de Rode Ajah. Hij voelde haar ogen in zijn rug.
Een Róde. Nou ja, gelijke bestemmingen zorgden voor ongebruikelijke scheepsmaats, zoals het oude Tyreense gezegde luidde. Misschien kon hij beter het Saldeaanse gezegde toepassen: Als zijn zwaard op de keel van je vijand ligt, moet je geen tijd verspillen met terugdenken aan die keer dat het op jouw keel lag.
‘Zo,’ zei Pevara, ‘je was me nog aan het vertellen over je leven voordat je naar de Zwarte Toren kwam.’
‘Nee, volgens mij niet,’ zei Androl, die begon met naaien. ‘Hoezo? Wat wilde je weten?’
ik ben gewoon nieuwsgierig. Ben je hier op eigen gelegenheid naartoe gekomen om te worden beproefd, of hebben zij jou gevonden?’
Hij trok een draad aan. ik ben zelf gekomen, zoals Evin je geloof ik gisteren al vertelde, toen je hem naar me vroeg.’
‘Hmmm,’ zei ze. ik word in de gaten gehouden, begrijp ik.’
Hij draaide zich naar haar om en liet het leer zakken, is dat iets wat ze jullie leren?’
‘Wat?’ vroeg Pevara onschuldig.
‘Gesprekken zo verdraaien. Je beschuldigt mij er zo ongeveer van dat ik je bespied, terwijl jij degene was die mijn vrienden over mij uithoorde.’
‘Ik wil weten welke middelen ik tot mijn beschikking heb.’
‘Je wilt weten waarom een man ervoor zou kiézen om naar de Zwarte Toren te komen, om te leren de Ene Kracht te geleiden.’
Ze antwoordde niet. Hij zag dat ze een weerwoord zocht dat niet zou botsen met haar Drie Geloften. Met een Aes Sedai praten was net zoiets als proberen een kronkelende groene slang door vochtig gras te volgen.
‘Ja,’ zei ze uiteindelijk.
Hij keek verbaasd op.
‘Ja, dat wil ik weten,’ vervolgde ze. ‘We zijn nu tegen wil en dank bondgenoten. Ik wil weten met wat voor iemand ik in bed ben beland.’ Ze keek hem indringend aan. ‘Spreekwoordelijk bedoeld, natuurlijk.’
Hij haalde diep adem en dwong zichzelf om rustig te worden. Het was vreselijk om met Aes Sedai te praten, omdat ze altijd alles verdraaiden. Dat, samen met de spanning van de avond en dat stomme zadel dat hij maar niet goed kreeg...
Hij zou kalm blijven, het Licht verzenge hem!
‘We moeten eigenlijk het maken van een cirkel oefenen,’ zei Pevara. ‘Het kan ons een voordeel opleveren – een klein voordeel – tegen Taims mannen, mochten ze hierheen komen.’
Androl zette zijn afkeer van de vrouw van zich af – hij had andere zorgen – en dwong zichzelf na te denken. ‘Een cirkel?’