Olver gaf een gil, krabbelde achteruit en omklemde de Hoorn. De Trollok riep iets, kiepte de wagen om en smeet hem bijna boven op Olver. De pijlen op de wagen rolden over de grond terwijl Olver wegrende op zoek naar een veilige plek.
Die was er niet. Tientallen Trolloks draaiden zich naar hem om en riepen elkaar toe in een taal die Olver niet verstond. Hij keek om zich heen, met de Hoorn in de ene hand en zijn mes in de andere. Geen veiligheid.
Verderop snoof een paard. Het was Bela, die stond te kauwen op graan dat van een voorraadwagen was gestroomd. De merrie hief haar hoofd en keek naar Olver. Ze had geen zadel op, alleen een hoofdstel en teugels.
Bloed en as, dacht Olver terwijl hij naar haar toe rende, was Wind hier maar. Die dikke merrie zou hem beslist in de kookpot laten belanden. Olver stopte zijn mes weg, sprong op Bela’s rug en greep de teugels in de ene hand en de Hoorn in de andere.
De Trollok met de varkenssnuit draaide zich om en hakte bijna Olvers arm af. Hij schreeuwde en gaf Bela de sporen, en de merrie galoppeerde tussen de Trolloks vandaan. De beesten begonnen joelend en schreeuwend achter hem aan te rennen. Er klonk nog meer geroep in het kamp, dat bijna leegliep terwijl iedereen de achtervolging inzette.
Olver reed zoals het hem geleerd was, diep voorovergebogen en sturend met zijn knieën. En Bela rende. Licht, maar ze rénde. Mart had gezegd dat veel paarden bang waren voor Trolloks en hun ruiter konden afwerpen als je ze bij die schepsels in de buurt dwong, maar dit paard deed dat helemaal niet. Ze denderde vlak langs joelende Trolloks, dwars door het midden van het kamp.
Olver keek over zijn schouder. Er zaten er honderden achter hem aan. ‘O, Licht!’
Hij had Marts banier op die Hoogvlakte gezien, dat wist hij zeker. Maar er stonden zoveel Trolloks in de weg. Olver wendde Bela om dezelfde kant op te gaan als Aravine had gedaan. Misschien kon hij om het Trollok-kamp heen rijden en zo wegkomen, en dan via de achterkant naar de Hoogvlakte.
Breng de Hoorn naar Mart, anders is alles verloren.
Olver reed met alles wat hij had en spoorde Bela aan.
Er is niemand anders.
Verderop stond een grote groep Trolloks in de weg. Olver draaide de andere kant op, maar daar kwamen er nog meer aan. Hij gaf een schreeuw en wendde Bela opnieuw, maar een dikke zwarte Trollok-pijl raakte haar in de flank. Ze gilde, struikelde en viel op de grond.
Olver viel van haar af. Toen hij de grond raakte, werd de lucht uit zijn longen geperst en zag hij een flits van licht. Hij dwong zichzelf om op zijn handen en knieën verder te kruipen.
De Hoorn móét Martrim Cauton bereiken...
Olver greep de Hoorn vast en merkte dat hij huilde. ‘Het spijt me,’ zei hij tegen Bela. ‘Je was een goed paard. Je rende zoals Wind niet eens had gekund. Het spijt me.’ Ze hinnikte zachtjes, haalde nog een laatste keer adem en stierf.
Hij liet haar liggen en rende tussen de benen door van de eerste Trollok die hem bereikte. Olver kon niet tegen ze vechten. Dat wist hij. Hij pakte zijn mes niet. Hij rende alleen maar de steile helling op en probeerde de top te bereiken, waar hij Marts vlag van af had zien vallen.
Het had net zo goed een ander werelddeel kunnen zijn. Een Trollok graaide naar zijn kleren en trok hem omlaag, maar Olver rukte zich los en liet een reep stof in de dikke klauwen van het monster achter. Hij klauterde over omgeploegde grond en zag een smalle barst in een rotspunt onder aan de helling. De ondiepe barst wees omhoog naar de zwarte hemel.
Hij dook eropaf en wurmde zich erin, met de Hoorn in zijn armen. Hij paste amper. Trolloks verzamelden zich om de opening en begonnen naar hem te graaien en aan zijn kleren te rukken.
Olver jammerde en sloot zijn ogen.
Logain sprong door de Poort, vormde onderweg al wevingen en viel Demandred aan.
De man stond op de smeulende helling die uitkeek over de opgedroogde rivier en de zwaar op de proef gestelde Andoraanse piekeniersformaties. De Aiel, Cairhienin en het Legioen van de Draak vochten daar ook, en allemaal liepen ze het gevaar te worden omsingeld.
De piekeniers waren zo goed als verslagen. Het zou een nederlaag worden.
Logain schoot twee zuilen van vuur op Demandred af, maar Sharanen gooiden zich ervoor en belemmerden zijn aanval. Vlees brandde weg, botten verkoolden tot as. Hun dood gaf Demandred de tijd om zich om te draaien en uit te halen met een weving van Water en Lucht. Logains uitbarsting van vuur knalde erbovenop en veranderde de weving in stoom die snel verdampte.
Logain had gehoopt dat Demandred na zoveel geleiden verzwakt zou zijn. Zo was het niet. De man vormde een ingewikkelde weving, een weving die Logain nog nooit had gezien. Er ontstond een vlak dat trilde in de lucht, en toen Logain weer aanviel, ketste zijn weving af als een tak die tegen een bakstenen muur was gegooid.
Logain kwam recht overeind, sprong opzij en rolde om toen er een bliksemschicht uit de lucht omlaag kwam. Stukken steen kletterden op hem neer terwijl hij Geest, Vuur en Aarde weefde om die vreemde muur te bestoken. Hij vernielde hem en gooide vervolgens kapotte stukken steen van de grond omhoog om het vuur van Demandred te onderscheppen.
Een afleiding, dacht Logain, die besefte dat Demandred achter het vuur nog iets anders ingewikkelds had geweven. Een Poort opende en schoot over de grond, met daarachter een rode muil. Logain dook opzij toen de doodspoort langs schoot. Het ding liet een spoor van brandende lava achter.
Demandreds volgende aanval was een luchtvlaag die Logain naar achteren kegelde, naar die lava toe. Wanhopig weefde Logain Water om de lava af te koelen. Hij raakte het met zijn schouder, waardoor een stoomwolk opsteeg die zijn huid brandde, maar hij had de lava voldoende afgekoeld om een korst boven op de nog gesmolten stroom eronder te vormen. Hij hield zijn adem in tegen de stoom en dook weer opzij toen een volgende reeks bliksemschichten de grond verpulverde waar hij had gestaan.
Die schichten braken de korst die hij had gemaakt en bereikten het gesmolten steen. Druppels lava spetterden op Logain en brandden gaten in zijn arm en gezicht. Hij schreeuwde, maar ondanks zijn woede smeet hij bliksems naar zijn vijand toe.
Een reep Geest, Aarde en Vuur hakte zijn wevingen uit de lucht. Demandred was ongelooflijk sterk. Die sa’angreaal was onvoorstelbaar.
De volgende bliksemflits verblindde Logain en smeet hem naar achteren. Hij raakte een stuk grond waar gebroken schalie lag, en de stenen punten beten in zijn rug.
‘Je bent sterk,’ zei Demandred. Logain kon hem amper horen. Zijn oren... die donder... ‘Maar je bent Lews Therin niet.’
Logain grauwde, weefde ondanks zijn tranende ogen en smeet bliksem naar Demandred toe. Hij weefde twee keer, en hoewel Demandred de ene schicht uit de lucht sloeg, trof de tweede doel.
Maar... wat was dat voor een weving? Het was er alweer een die Logain niet herkende. De bliksem raakte Demandred, maar werd afgeleid naar de grond en loste daar op. Een eenvoudige weving van Lucht en Aarde, maar de bliksem werd er zo goed als machteloos door.
Er werd een schild tussen Logain en de Bron geramd. Met zijn pijnlijke ogen zag hij de weving voor lotsvuur in Demandreds handen ontstaan. Grauwend greep Logain een stuk schalie zo groot als zijn vuist van de grond en smeet het op Demandred af.
Verbazingwekkend genoeg raakte de steen hem, maakte een wond in zijn huid en dwong Demandred achteruit te wankelen. De Verzaker was sterk, maar hij maakte dezelfde fouten als gewone mensen. Je moest nooit al je aandacht op de Ene Kracht richten, ondanks wat Taim altijd had gezegd. In dat ogenblik van afleiding verdween het schild tussen Logain en de Bron.
Logain rolde opzij en begon twee wevingen. Een ervan was een eigen schild dat hij niet van zins was te gebruiken. De andere was een wanhopige, laatste Poort. De keus van de lafaard.
Demandred gromde, drukte zijn hand tegen zijn gezicht en haalde uit met de Kracht. Hij besloot het schild te vernietigen, omdat hij dat meteen zag als het grootste gevaar.