Выбрать главу

De Poort opende zich en Logain rolde erdoor en liet hem dichtvallen. Hij zakte aan de andere kant ineen. Zijn huid was verbrand, zijn armen waren opengehaald, zijn oren piepten en hij zag bijna niets meer.

Hij dwong zichzelf rechtop te gaan zitten, weer terug in het kamp van de Asha’man beneden de moerassen waar Gabrelle en de anderen op zijn terugkeer wachtten. Hij brulde van woede. Gabrelles bezorgdheid kwam door de binding. Echte bezorgdheid. Hij had het zich niet ingebeeld. Licht.

‘Rustig,’ zei ze, terwijl ze naast hem neerknielde. ‘Jij dwaas. Wat heb je jezelf aangedaan?’

‘Ik heb gefaald,’ antwoordde hij. In de verte voelde hij dat Demandred zijn krachten weer gebruikte terwijl hij om Lews Therin bleef brullen. ‘Heel me.’

‘Je gaat dat niet nog een keer proberen, hè?’ zei ze. ‘Ik wil je niet Helen alleen maar zodat je...’

‘Ik probeer het niet nog eens,’ zei Logain knarsend. De pijn was vreselijk, maar verbleekte bij de vernedering van zijn nederlaag. ‘Nee, Gabrelle. Twijfel niet aan mijn woord. Hij is te sterk.’

‘Je hebt een paar ernstige brandwonden, Logain. Die gaten in je huid, ik weet niet of ik die volledig kan Helen. Je houdt er littekens aan over.’

‘Geen probleem,’ grauwde hij. Ze doelde waarschijnlijk op de plekken waar de lava op zijn arm en wang was gespetterd.

Licht, dacht hij. Hoe moeten we afrekenen met dat monster?

Gabrelle legde haar handen op hem en Helende wevingen stroomden door zijn lichaam.

Het gedonder van Egwenes strijd tegen M’Hael kon wedijveren met dat in de donkere wolken erboven. M’Hael. Een nieuwe Verzaker. Zijn naam werd geroepen door zijn Gruwheren op het slagveld.

Egwene geleidde zonder erbij na te denken en smeet de ene na de andere weving naar de afvallige Asha’man toe. Ze had de wind niet opgeroepen, maar toch gierde en brulde die om haar heen. Haar haar en gewaad wapperden, haar stola werd erdoor gegrepen en opgezwiept. Narishma en Merise zaten samen met Leilwin ineengedoken op de grond naast haar, en Narishma – nauwelijks hoorbaar in het strijdgewoel – riep uit welke wevingen M’Hael maakte.

Na haar tocht naar boven stond Egwene nu op de Hoogvlakte, op gelijke hoogte met M’Hael. Ze wist ergens diep vanbinnen dat haar lichaam snel rust nodig zou hebben.

Voorlopig was dat een weelde die ze zich niet kon veroorloven. Voorlopig deed alleen de strijd ertoe.

Vuur schoot op haar af, en ze sloeg het opzij met Lucht. De vonken werden gegrepen door de wind en wervelden in een fontein van licht om haar heen terwijl ze Aarde weefde. Ze stuurde een beving door de toch al opgebroken grond en probeerde M’Hael omver te gooien, maar hij splitste de golf met een eigen weving.

Hij vertraagt, dacht ze.

Egwene stapte naar voren, overlopend van kracht. Ze begon twee wevingen, een boven elke hand, en stuurde vuur op hem af.

Hij reageerde met een helwitte straal zo dun als een draad, die op minder dan een handbreedte langs haar ging. Het lotsvuur liet een nabeeld achter op Egwenes ogen en de grond onder hen kreunde daadwerkelijk toen de lucht verwrongen werd. Die spinnenwebben schoten weer over de grond, met barsten die uitkwamen in het niets.

‘Stommeling!’ schreeuwde ze hem toe. ‘Zo vernietig je het Patroon zelf!’ Nu al bracht hun gevecht dat gevaar met zich mee. Deze wind was niet natuurlijk, of die sissende lucht. De barsten in de grond spreidden zich vanaf M’Hael uit en werden wijder.

‘Hij doet het opnieuw!’ riep Narishma, hoewel zijn stem werd opgebroken door de storm.

M’Hael liet zijn tweede weving van lotsvuur gaan en brak de grond, maar Kgwene was voorbereid. Ze stapte opzij, briesend van woede. Lotsvuur. Dat moest ze tegengaan!

Het kan ze niet schelen wat ze verwoesten. Ze zijn hier om te vernietigen. Dat is het bevel van hun meester. Breken. Platbranden. Doden.

Gawein...

Ze schreeuwde van woede en weefde de ene na de andere zuil van vuur. Narishma riep haar toe wat M’Hael deed, maar Egwene hoorde hem niet door het lawaai dat haar bestookte. Ze zag echter al snel dat hij een barrière van Lucht en Vuur had gemaakt om haar aanvallen af te ketsen.

Egwene liep naar voren en stuurde herhaaldelijk aanvallen op hem af. Daardoor had hij geen tijd om zich te herstellen, geen tijd om zelf aan te vallen. Ze onderbrak haar ritme alleen om een schild te vormen dat ze klaar hield. Bij een aanval van vuur op zijn barrière zette hij een struikelende pas achteruit. Zijn weving brak op en hij hief zijn hand, misschien om nog eens lotsvuur te weven.

Egwene ramde het schild tussen hem en de Bron. Hij werd er niet helemaal van afgesneden, want hij hield het schild met zijn wilskracht op afstand. Ze waren nu dicht genoeg bij elkaar en ze kon zijn ongeloof en woede zien. Hij vocht terug, maar hij was zwakker dan zij. Egwene duwde door, dwong dat schild dichter en dichter naar de onzichtbare draad die hem met de Ene Kracht verbond. Ze duwde met een laatste krachtsuitbarsting het schild omlaag en lachte uitgelaten om haar overwinning.

M’Hael keek grijnzend op en stuurde een stroompje lotsvuur omhoog door haar schild. Hoe het ook kon, het lotsvuur vernietigde de weving, en ook de lucht en zelfs het Patroon op die plek.

Egwene ging wankel achteruit toen M’Hael die onmogelijke weving op haar richtte, maar de withete straal was te kort, te zwak om haar te bereiken en vervaagde voordat hij haar raakte. M’Hael grauwde. Toen verdween hij door de lucht te verbuigen voor een vorm van Reizen die Egwene niet kende.

Egwene haalde diep adem en drukte haar hand tegen haar borst. Hoe? Ze had dat schild stevig op zijn plek gehad! Hij had niet in staat moeten zijn om te weven!

De Ware Kracht, dacht ze. Dat was de enige verklaring. Ze wist er zo goed als niets van. Het was het wezen van de Duistere zelf, de verlokking die geleiders in de Eeuw der Legenden had overgehaald om ooit de Bres te openen.

Lotsvuur. Licht. Ik was bijna dood. Erger dan dood.

Tegen lotsvuur had ze geen verweer.

Het is maar een weving... Alleen maar een weving. Perijns woorden.

Maar de strijd was afgelopen. M’Hael was gevlucht. Ze zou Narishma dicht bij zich moeten houden om haar te waarschuwen als er iemand in de buurt begon te geleiden.

Behalve als M’Hael de Ware Kracht weer gebruikt. Zou een andere man het kunnen voelen als dat wordt geleid?

‘Moeder!’

Egwene draaide zich om toen Merise naar de plek gebaarde waar de meeste Aes Sedai en Asha’man nog altijd fel in gevecht waren met de Sharaanse troepen. Vele zusters in kleurrijke gewaden lagen dood op de helling.

Gaweins dood achtervolgde haar gedachten bijna ongezien, als een huurmoordenaar in het zwart. Egwene klemde haar kaken op elkaar, koesterde haar woede, putte uit de Ene Kracht en zette de aanval in op de Sharanen.

Hurin, die zijn neusgaten had dichtgestopt met doeken, vocht samen met de andere Grenslanders op de Hoogvlakte van Polov.

Zelfs door die doeken rook hij de oorlog. Zo ontzettend veel geweld, de stank van bloed en rottend vlees overal om hem heen. Het bedekte de grond, zijn zwaard, zijn kleding. Hij had tijdens de strijd al een paar keer verschrikkelijk overgegeven.

En toch vocht hij. Hij sprong opzij toen een Trollok met een berensnuit over de lijken klom en naar hem maaide. Het zwaard van het monster liet de grond trillen, en Hurin schreeuwde.

Het beest lachte een onmenselijke lach toen hij Hurins schreeuw voor angst aanzag. Het dook naar voren, dus schuifelde Hurin vooruit onder de armen van het schepsel door en hakte hem de buik open terwijl hij langs rende. De Trollok kwam tot stilstand en keek naar zijn naar buiten puilende, stinkende ingewanden.

Ik moet tijd rekken voor heer Rhand, dacht Hurin, die achteruitging en wachtte tot de volgende Trollok over de lijken heen kwam. Ze kwamen tegen de oostkant van de Hoogvlakte omhoog, aan de kant van de rivier. De monsters kwamen slecht tegen de steile helling op, maar Licht, het waren er zovéél.

Blijf vechten, blijf vechten.