Min draaide zich om naar de generaals en toeschouwers, al ging haar hart tekeer. ‘Als Waarheidsspreker van Keizerin Fortuona spreek ik nu de waarheid. Ze heeft de legers van de mensheid in de steek gelaten en houdt haar kracht achter in een tijd van nood. Haar trots zal de vernietiging van alle volkeren overal betekenen.’
De leden van het Bloed leken stomverbaasd.
‘Zo eenvoudig is het niet, jonge vrouw,’ zei generaal Galgan. Uit de blikken die de anderen hem toewierpen viel af te leiden dat het eigenlijk niet de bedoeling was dat hij een Waarheidsspreker tegensprak. Hij ploegde toch voort. ‘Dit is een ingewikkelde toestand.’ ‘Ik zou welwillender zijn,’ zei Min, ‘als ik niet zeker wist dat er een verspieder van de Schaduw onder ons was.’
De so’jhin met de sproeten keek scherp op.
Ik heb je, dacht Min, en toen wees ze naar generaal Yulan. ‘Abaldar Yulan, ik beschuldig u! Ik heb voortekenen gezien die bewijzen dat u niet in het belang van het Keizerrijk handelt!’
De echte verspieder ontspande zich, en Min zag een flauwe glimlach om haar lippen. Dat was goed genoeg. Terwijl Yulan zich luidkeels uitsprak tegen de beschuldiging, liet Min een mes in haar hand vallen en gooide het naar de vrouw toe.
Het wentelde om en om door de lucht, maar net voordat het de vrouw zou raken, bleef het stil hangen.
Damane en sul’dam die dat zagen, slaakten kreten. De verspieder wierp Min een hatelijke blik toe, opende een Poort en sprong erdoor. Wevingen schoten achter haar aan, maar ze was al weg voordat de meeste aanwezigen in de gaten hadden wat er gebeurde.
‘Het spijt me, generaal Yulan,’ zei Min, ‘maar u staat onder Dwang. Fortuona, het is duidelijk dat de Schaduw alles doet wat in zijn macht ligt om ons bij deze strijd weg te houden. Blijft u, met dat in gedachten, nog steeds zo besluiteloos?’
Min keek Tuon in de ogen.
‘Je speelt dit spelletje behoorlijk goed,’ fluisterde Tuon op kille toon. ‘En dan te bedenken dat ik me zorgen maakte om je veiligheid toen ik je naar mijn hof haalde. Ik had me beter zorgen kunnen maken om mezelf, blijkbaar.’ Tuon zuchtte heel zachtjes. ‘Ik neem aan dat je me hiermee de mogelijkheid geeft... of misschien de volmacht... om te doen wat mijn hart me ingeeft, of het nu verstandig is of niet.’
Ze stond op. ‘Generaal Galgan, verzamel uw troepen. We keren terug naar de Prins van de Raven, zoals hij heeft verzocht.’
Egwene weefde Aarde en vernietigde de rotsblokken waarachter de Sharanen zich hadden verstopt. De andere Aes Sedai vielen meteen aan en smeten wevingen door de knetterende lucht. De Sharanen stierven in vuur, bliksems en ontploffingen.
Deze kant van de Hoogvlakte lag zo vol met puin en was zo opgebroken dat het haast leek of hier de resten lagen van een stad na een verschrikkelijke aardbeving. Het was nog steeds nacht en ze vochten al... Licht, hoe lang geleden was Gawein nu al gestorven? Uren en nog eens uren.
Egwene verdubbelde haar inspanningen en weigerde zich te laten bedrukken door gedachten aan hem. De afgelopen uren hadden haar Aes Sedai en de Sharanen elkaar heen en weer gedreven over de westkant van de Hoogvlakte. Langzaam dwong Egwene hen nu naar het oosten.
Af en toe had het erop geleken dat Egwenes kant aan de winnende hand was, maar steeds meer Aes Sedai begonnen te vallen door vermoeidheid of aanvallen van de vijand.
Een volgende groep geleiders naderde door de rook, puttend uit de Ene Kracht. Egwene zag ze niet zo goed, maar ze voelde ze.
‘Kets hun wevingen af!’ riep Egwene, die vooraan stond. ‘Ik val aan, jullie verdedigen!’
Andere vrouwen gaven haar bevel door langs de rij. Ze vochten niet langer in afzonderlijke groepjes. Vrouwen van alle Ajahs stonden aan weerskanten van Egwene, met verbeten uitdrukkingen op hun leeftijdloze gezichten. Zwaardhanden stonden voor hen en hielden als het niet anders kon met hun eigen lichaam wevingen tegen.
Egwene voelde Leilwin achter haar naderbij komen. De nieuwe zwaardhand nam haar taak heel ernstig op. Een Seanchaanse, vechtend als haar zwaardhand in de Laatste Slag. En waarom ook niet? De hele wereld ontrafelde. De scheuren onder Egwenes voeten bewezen dat. Het zwart erin was niet meer vervaagd, zoals bij de eerdere barsten. De duisternis bleef nu. Er was in dit gebied te veel lotsvuur gebruikt.
Egwene schoot een wand van vuur af. Vijanden gingen in vlammen op wanneer de wand hen raakte, en er bleven alleen rokende stapels botten van hen over. Haar aanval blakerde de grond. De Sharanen schaarden zich bij elkaar om de weving tegen te gaan, maar Egwene doodde er nog een paar voordat ze haar aanval konden uiteenslaan.
De andere Aes Sedai weerden of vernietigden vijandelijke wevingen, en Egwene verzamelde haar krachten om het nog eens te proberen. Zo moe... fluisterde een deel van haar. Egwene, je bent doodmoe. Dit begint gevaarlijk te worden.
Leilwin stapte naar haar toe, struikelend over een stuk puin, maar ze kwam toch bij haar staan. ‘Ik heb nieuws, Moeder,’ zei ze met die lijzige Seanchaanse tongval. ‘De Asha’man hebben de zegels teruggehaald. Hun leider heeft ze bij zich.’
Egwene slaakte een opgeluchte zucht. Ze weefde Vuur en stuurde het deze keer in zuilen naar buiten. De vlammen verlichtten de opgebroken grond om hen heen. De barsten die M’Hael had veroorzaakt, baarden haar ernstige zorgen. Ze begon een volgende weving, maar toen stopte ze. Er was iets mis.
Ze draaide zich met een ruk om toen lotsvuur – een straal zo dik als een mannenarm – door de rij Aes Sedai schroeide en zes vrouwen verdampte. Ontploffingen overal rondom verschenen uit het niets en nog meer vrouwen die het ene ogenblik nog hadden gevochten, waren het volgende ogenblik dood.
Dat lotsvuur beeft vrouwen gedood die al wevingen hadden tegengehouden voordat ze ons konden doden... maar die vrouwen zijn nu uit het Patroon verwijderd voordat ze die wevingen konden maken, en dus konden ze ook die Sharaanse aanvallen niet meer tegenhouden. Lotsvuur brandde een levensdraad met terugwerkende kracht uit het Patroon weg.
De gevolgen waren rampzalig. Sharaanse geleiders die dood waren geweest, leefden nu weer, en ze kwamen massaal naar voren. Mannen kropen als honden over de grond, vrouwen liepen in gekoppelde groepen van vier of vijf. Egwene zocht naar de bron van het lotsvuur. Ze had nog nooit zo’n dikke straal lotsvuur gezien, zo krachtig dat hij draden tot enkele uren geleden uit het Patroon moest hebben weggebrand, wat de plotselinge chaos verklaarde.
Ze zag M’Hael op de Hoogvlakte staan, de lucht om hem heen vervormd tot een bel. Zwarte tentakels – een soort mos of korstmos -kropen uit spleten in de stenen om hem heen. Een ziekte die zich verspreidde. Duisternis, vergetelheid. Het zou hen allemaal verslinden.
Een volgende straal lotsvuur brandde een gat in de grond, raakte vrouwen en liet hen gloeien en vervolgens verdwijnen. Er volgde nog meer chaos en een breken van de lucht /elf, als een bel van kracht die vanuit M’Hael uitbarstte. De storm van voorheen keerde nu nog sterker terug.
‘Ik dacht dat ik jou duidelijk had gemaakt dat je beter kon vluchten,’ grauwde Egwene, die opstond en haar krachten verzamelde. Aan haar voeten barstte de grond en verschenen scheuren naar het niets.
Licht! Ze voelde de leegte in die gaten. Ze begon een weving, maar een volgende straal lotsvuur schoot over het slagveld en doodde vrouwen die ze liefhad. Door de bevingen van de aarde belandde Egwene op de grond. Het geschreeuw werd luider toen Sharaanse aanvallen Egwenes volgelingen afslachtten. Aes Sedai renden alle kanten op, op zoek naar veiligheid.
De barsten in de grond verspreidden zich alsof de Hoogvlakte met een grote hamer was geraakt.
Lotsvuur. Egwene had het zelf ook nodig. Het was de enige mogelijkheid om tegen hem te vechten! Ze ging op haar knieën zitten en begon de verboden weving te maken, hoewel haar hart verkrampte.
Nee. Het gebruik van lotsvuur zou de wereld alleen maar verder naar de vernietiging duwen.
Wat dan?
Het is maar een weving, Egwene. Perijns woorden, toen hij haar had gezien in de Wereld der Dromen en lotsvuur had tegengehouden voordat het hem kon raken. Maar het was niet zomaar een weving. Het was met niets anders te vergelijken.