Выбрать главу

Mart brulde en stortte zich in het gevecht. ‘Dat was de verrekte Hoorn van Valere! We kunnen deze strijd nog steeds winnen!’

Mart sloot zich aan bij de aanval. De Hoorn. Hoe kon het dat er op die verrekte Hoorn was geblazen? Nou, het leek erop dat Mart niet langer met dat ding verbonden was. Zijn overlijden in Rhuidean moest hem ervan hebben losgemaakt.

Nu mocht een andere ongelukkige dwaas die last dragen. Mart schreeuwde een strijdkreet, hakte de arm van een Trollok af en stak het wezen door de borst. Het hele leger van de Schaduw was uit zijn evenwicht gebracht bij het horen van de Hoorn. De Trolloks het dichtst bij Lan krabbelden achteruit en kropen over elkaar heen in hun wanhopige haast om bij hem weg te komen. Daardoor waren de Trolloks die nog op de helling vochten ver uitgespreid, zonder ondersteuning. En niemand scheen de leiding te hebben.

Myrddraal hieven zwaarden tegen hun eigen Trolloks, in een poging de vluchtende schepsels te dwingen zich om te draaien en door te vechten, maar brandende pijlen van de Tweewaterse boogschutters vielen uit de lucht en doorboorden de lichamen van de Schimmen.

Tam Altor, dacht Mart, jij krijgt verdomme mijn beste paar laarzen. Het Licht mag me verzengen, maar dat beloof ik. ‘Kom mee!’ brulde Mart. ‘Alle ruiters die nog een wapen kunnen vasthouden, met mij mee!’

Mart dreef Pips in galop en beukte zich tussen Trolloks door die nog vochten. Zijn bestorming opende een pad voor Furyk Karede en zijn paar overgebleven mannen om het gat te midden van de horde Trolloks nog groter te maken. Daarna stormde het voltallige leger van de nog overgebleven Grenslanders achter Mart aan, in de richting van Lan.

Hier en daar op de Hoogvlakte vielen groepen Trolloks uiteen en vluchtten, en steeds meer Schimmen werden neergehaald. Het Sharaanse leger leek ook te verzwakken, maar zij gingen ondanks alles door met hun aanval. Ze waren zo strikt dat ze doorgingen terwijl ze dat in hun hart niet meer wilden. Lans overwinning betekende niet dat de strijd helemaal gewonnen was – er waren veel te veel vijanden – maar zonder Demandred had de Schaduw geen sturing meer. Zelfs aan de Schimmen was te zien dat ze een leider misten. De Trolloks begonnen achteruit te gaan om te hergroeperen.

Mart en zijn mannen galoppeerden in zuidwestelijke richting over de Hoogvlakte en kwamen aan op de plek waar Lan stond. Mart sprong van zijn paard en greep Lan bij zijn schouder net toen de Malkierse koning wankelde. Lan keek Mart met grimmige dankbaarheid aan, en toen rolden zijn ogen weg in zijn kassen en begon hij om te vallen, waarbij Demandreds hoofd op de grond plofte.

Een man in een zwarte jas kwam aanrijden. Mart had niet beseft dat Narishma hier nog steeds was, vechtend samen met de Grenslanders. De Kandoraanse Asha’man sprong van zijn paard, pakte Lans andere arm vast en concentreerde zich.

De korte Heling was voldoende om Lan weer bij te brengen.

‘Zet hem op een paard, Narishma,’ zei Mart. ‘Je kunt met hem verdergaan als we terug zijn bij ons leger. Ik wil niet achter de vijandelijke linies vastzitten als die Trolloks weer besluiten naar boven te komen.’

Ze reden terug naar het noordoosten en hakten in het voorbijgaan met zwaarden en lansen in op de rechterflank van de Trolloks, wat die beesten nog verder uit hun evenwicht bracht. Eenmaal erlangs draaiden de Grenslanders hun rijdieren om en vielen nogmaals frontaal aan op de Trollok-horden, die naar alle kanten tegelijk probeerden te kijken omdat ze niet wisten waar de volgende aanval vandaan zou komen. Mart en Narishma reden verder naar hun eigen achterhoede, met Lan achter zich aan. Narishma hielp de Malkieri van zijn paard en legde hem op de grond om verder te kunnen gaan met de Heling, terwijl Mart even stopte om hun toestand te beoordelen.

Achter hen kwam mist op. Mart draaide zich om en kreeg ineens een verschrikkelijke gedachte. Hij had een onrustbarende mogelijkheid genegeerd. De Hoorn van Valere schalde nog steeds in de verte, onmiskenbaar. O, Licht, dacht Mart. O, verrekte stronken op een slagveld. Wie heeft erop geblazen? Welke kant?

De mist kwam omhoog als wormen die uit de grond kropen na een regenbui. Hij verzamelde zich tot een wervelende wolk, een donderkop op de grond, en gedaanten op paarden denderden erdoorheen. Mensen uit legenden. Buad van Albhain, vorstelijk als een koningin. Amaresu, met haar gloeiende zwaard omhoog. Hend de Harpoenier, donker van huid, met een hamer in de ene hand en een piek in de andere.

Een gedaante reed door de mist voor aan de helden. Lang en keizerlijk, met een neus als een snavel, droeg Artur Haviksvleugel Gerechtigheid, zijn zwaard, op zijn schouder. Hoewel de rest van de ongeveer honderd helden Haviksvleugel volgde, maakte een van hen zich in een streep mist los en galoppeerde weg. Mart kon de ruiter niet goed zien. Wie was dat geweest, en waar ging hij zo snel naartoe?

Mart drukte zijn hoed steviger op zijn hoofd en reed de oude ko~ ning tegemoet. Ik zal wel merken welke kant hem heeft opgeroepen, dacht Mart, als hij probeert me te vermoorden. Hij legde de ashandarei over zijn zadel. Kon hij het opnemen tegen Artur Haviksvleugel? Licht, kón je het wel opnemen tegen de Helden van de Hoorn?

‘Hallo, Haviksvleugel,’ riep Mart.

‘Gokker,’ antwoordde Haviksvleugel. ‘Je moet echt wat beter passen op wat je is toevertrouwd. Ik was al bijna bang dat we niet voor deze strijd zouden worden opgeroepen.’

Mart slaakte een diepe zucht. ‘Bloed en as, Haviksvleugel! Je had het niet zo hoeven rekken, stomme geitenmelker. Dus je vecht voor ons?’

‘Natuurlijk vechten we voor het Licht,’ zei Haviksvleugel. ‘We zouden nooit voor de Schaduw vechten.’

‘Maar ik had gehoord...’ begon Mart.

‘Dat heb je dan verkeerd gehoord,’ kapte Haviksvleugel hem af.

‘En bovendien,’ zei Hend lachend, ‘als de andere kant ons had kunnen oproepen, zouden jullie inmiddels al dood zijn geweest!’

‘Ik was ook dood,’ zei Mart, wrijvend over het litteken in zijn hals. ‘Kennelijk heeft die boom me opgeëist.’

‘Niet de boom, Gokker,’ zei Haviksvleugel. ‘Een ander ogenblik, een ogenblik dat jij je niet herinnert. Het is passend, want Lews Therin heeft allebei die keren je leven gered.’

‘Vergeet hem niet,’ snauwde Amaresu. ‘Ik heb je horen mompelen dat je zijn waanzin vreest, maar al die tijd vergeet je dat je elke ademteug, elke stap die je zet, aan hem te danken hebt. Je leven is een geschenk van de Herrezen Draak, Gokker. Twee keer.’

Bloed en bloedas. Zelfs dóde vrouwen behandelden hem al net zoals Nynaeve. Waar leerden ze dat toch? Waren er soms geheime scholen voor?

Haviksvleugel knikte naar iets verderop. Rhands banier, die Dannil nog altijd omhooghield. ‘We komen hier om ons onder de banier te scharen. We kunnen voor jullie vechten vanwege die banier, Gokker, en omdat de Draak jullie leidt, hoewel hij dat van een afstand doet. Het is genoeg.’

‘Nou,’ zei Mart, kijkend naar de banier, ‘aangezien jullie hier nu zijn, neem ik aan dat jullie het overnemen. Ik zal mijn mannen terughalen.’

Haviksvleugel lachte. ‘Denk je dat wij met ons honderden deze hele slag kunnen uitvechten?’

‘Jullie zijn toch verdomme de Helden van de Hoorn?’ vroeg Mart. ‘Dat is toch wat jullie dóén?’

‘Wij zijn ook te verslaan,’ zei de mooie Blaes van Mattuchin, die haar paard naast dat van Haviksvleugel liet dansen. Tuon zou toch niet kwaa’d zijn als hij een beetje naar een Held keek? Mensen hóórden naar hen te staren. ‘Als we ernstig gewond raken, zullen we ons in de Wereld der Dromen moeten terugtrekken om te herstellen.’ ‘De Schaduw weet hoe hij ons kan uitschakelen,’ voegde Hend eraan toe. ‘Als hij ons aan handen en voeten bindt, kunnen we niet meer helpen bij de strijd. Het maakt niet uit of je onsterfelijk bent als je je niet kunt bewegen.’

‘We kunnen goed vechten,’ zei Haviksvleugel tegen Mart. ‘En we zullen jullie onze kracht lenen. Dit is niet alleen ónze oorlog. Wij vormen slechts een deel ervan.’