Выбрать главу

‘Dat nieuwe gehuil,’ riep ze over de wind, ‘komt dat van je... vrienden?’

‘Nee,’ antwoordde de man, die een glazige blik in zijn ogen kreeg. ‘Nee, niet meer. Als je vrouwen kent die kunnen geleiden, Aiel, dan kun je die nu maar beter gaan halen.’ Hij liep weg in de richting van het geluid, en zijn roedel rende met hem mee.

Aviendha volgde hem, al hield ze afstand van die wolven, maar ze vertrouwde meer op hun zintuigen dan op de hare. Ze kwamen aan op een kleine heuvel onder in de vallei, een heuvel die ze Ituralde wel eens had zien beklimmen om de verdediging van de pas te overzien.

Uit de pas stroomden tientallen donkere vormen. Het waren zwarte wolven, zo groot als kleine paarden. Ze draafden over de rotsen en lieten gesmolten voetsporen achter in het steen.

Honderden wolven vielen de donkere vormen aan, sprongen op hun rug, maar werden afgegooid. Ze leken niet veel te kunnen uithalen.

De man met de wolven gromde.

‘Duisterhonden?’ vroeg Aviendha.

‘Ja,’ zei hij. ‘Dit is de Wilde Jacht, de ergste wezens die er zijn. Ze kunnen niet met sterfelijke wapens worden gedood. De beten van gewone wolven zullen ze niet deren, althans niet blijvend.’

‘Waarom vechten ze dan?’ vroeg Aviendha.

De Wolfsbroeder lachte. ‘Waarom vechten wij allemaal? Omdat we toch moeten probéren te winnen! Schiet op! Haal Aes Sedai hierheen, en een paar van die Asha’man als je ze kunt vinden! Anders denderen die monsters straks over jullie legers heen als een golf over een kiezelstrand!’

De man liep de helling af, en zijn wolven sloten zich bij hem aan. Aviendha begreep waarom ze vochten. Ze waren dan misschien niet in staat de Duisterhonden te doden, maar ze konden die schepsels wel vertragen. En dat was hun overwinning hier: Rhand genoeg tijd opleveren om te doen wat hij moest doen.

Ze draaide zich geschrokken om en rende weg om de anderen te verzamelen. Maar ze bleef ineens staan toen ze een krachtige geleider vlakbij saidar voelde gebruiken. Ze draaide zich om en speurde naar de plek waar het gevoel vandaan kwam.

Graendal was daar, verderop, net zichtbaar door de chaos van de strijd. Ze stuurde kalmpjes dodelijke wevingen op een rij Verdedigers van de Steen af. Ze had een kleine groep vrouwen bij zich – Aes Sedai, Wijzen – en een paar wachters. De vrouwen knielden om haar heen en gaven haar waarschijnlijk hun kracht, gezien de sterkte van de wevingen die ze maakte.

Haar wachters waren vier Aielmannen met zwarte sluiers, geen rode. Die stonden beslist onder Dwang. Aviendha aarzelde. En die Duisterhonden dan?

Ik moet deze gok wagen, dacht ze. Ze weefde en stuurde een straal blauw licht de lucht in: het teken dat zij, Sorilea en Cadsuane hadden afgesproken.

Dat waarschuwde Graendal natuurlijk ook. De Verzaker draaide zich naar Aviendha toe en haalde uit met Vuur. Aviendha dook opzij en rolde om. Daarna kwam een schild dat probeerde Aviendha van de Bron af te snijden. Wanhopig putte ze door de schildpadspeld zoveel van de Ene Kracht als ze kon bevatten. Een vrouw van de Bron afsnijden met een schild was net zoiets als proberen een touw door te knippen met een schaar. Hoe dikker het touw, hoe lastiger het te knippen was. In dit geval had Aviendha voldoende saidar geput om het schild af te weren.

Ze zette haar kiezen op elkaar en begon eigen wevingen te maken. Licht, ze had niet beseft hoe moe ze was. De draden van de Ene Kracht dreigden haar te ontvluchten.

Ze dwong ze met wilskracht op hun plek en liet een weving van Lucht en Vuur gaan, hoewel ze wist dat er onder die gevangenen vrienden en bondgenoten waren.

Ze zouden liever sterven dan door de Schaduw gebruikt te worden, hield ze zich voor terwijl ze een volgende aanval ontdook. De grond om haar heen ontplofte en ze wierp zich op de grond.

Nee. In beweging blijven.

Aviendha sprong overeind en begon te rennen. Dat redde haar leven, want er kwam een regen van bliksems achter haar neer en de kracht ervan duwde haar voorover tegen de grond.

Ze stond met een paar bloedende schrammen op haar arm op en begon weer wevingen te maken. Helaas moest ze die laten vallen toen er een ingewikkelde weving op haar af kwam. Dwang. Als ze daardoor werd gegrepen, zou Aviendha ook een slaaf van die vrouw worden, gedwongen haar kracht te lenen om het Licht te verslaan.

Aviendha weefde Aarde in de grond voor zich en gooide stukken steen, stof en rook omhoog. Toen rolde ze een kuil in de grond in en gluurde behoedzaam over de rand. Ze hield haar adem in en geleidde niet.

De gierende wind blies de afleiding weg die ze had gemaakt. Graendal aarzelde midden op het veld. Ze voelde Aviendha niet, want die had zichzelf in een weving gehuld die haar vermogen verborg. Als ze geleidde, zou Graendal het weten, maar zolang ze het niet deed was ze veilig.

Graendals Aielslaven beenden naar voren, met hun sluiers omhoog, op zoek naar Aviendha. Aviendha kwam in de verleiding meteen te gaan geleiden om een einde aan hun leven te maken. Elke Aiel die ze kende zou haar daar dankbaar voor zijn.

Ze hield zich in, want ze wilde zichzelf niet verraden. Graendal was te sterk. Ze kon het niet in haar eentje tegen die vrouw opnemen. Maar als ze wachtte...

Een weving van Lucht en Geest viel Graendal aan en probeerde haar af te snijden van de Bron. De vrouw vloekte en draaide zich om. Cadsuane en Amys waren er.

‘Houd stand! Houd stand voor Andor en de koningin!’

Elayne galoppeerde met wapperende haren en schreeuwend met een door de Kracht versterkte stem door chaotische groepen piekeniers. Ze hield een zwaard omhoog, hoewel ze nou niet bepaald wist wat ze ermee zou moeten doen.

Mannen draaiden zich om bij haar voorbijgaan. Sommigen werden daarbij door Trolloks gedood. De beesten drongen door de verdediging heen, genietend van de chaos en de slachting.

Mijn mannen zijn te ver heen, dacht Elayne. O, Licht. Mijn arme soldaten. Het tafereel dat ze zag was er een van sterfte en wanhoop. De Andoraanse en Cairhiense piekeniersformaties waren ontbonden na verschrikkelijke verliezen. Nu hielden mannen nog stand in kleine groepen, velen van hen verspreid en rennend voor hun leven.

‘Houd stand!’ riep Elayne. ‘Houd stand samen met jullie koningin!’

Nog meer mannen onderbraken hun vlucht, maar ze keerden ook niet terug naar de gevechten. Wat moest ze doen?

Vechten.

Elayne viel een Trollok aan. Ze gebruikte het zwaard, hoewel ze net nog had gedacht dat ze er hopeloos mee zou zijn. Dat was ze ook. De Trollok met zijn berenkop keek warempel verbaasd toen ze ernaar uithaalde.

Gelukkig was Birgitte er, en zij schoot het beest in zijn onderarm toen hij naar Elayne uithaalde. Dat redde haar leven, maar zo kon ze dat verrekte schepsel nog steeds niet doden. Haar paard – geleend van een van haar wachters – danste heen en weer om zo ver mogelijk bij de Trollok uit de buurt te blijven. Dit leek nergens op. Haar zwaard bewoog niet in de richting die zij wilde. De Ene Kracht was een veel verfijnder wapen. Ze zou die gebruiken als het moest, maar nu vocht ze liever.

Ze hoefde niet lang te worstelen. Soldaten omringden haar, schakelden het monster uit en verdedigden haar tegen vier andere die op haar af waren gekomen. Elayne depte haar bezwete voorhoofd en ging achteruit.

‘Wat was dat?’ vroeg Birgitte, die naast haar kwam rijden en een pijl op een Trollok afschoot voordat hij een van de soldaten kon doden. ‘Ratliffs nagels, Elayne! Ik dacht dat ik alles wel met je had meegemaakt.’

Elayne stak haar zwaard omhoog. Verderop begonnen mannen te roepen. ‘De koningin leeft nog! Voor het Licht en voor Andor! Houd stand samen met de koningin!’

‘Hoe zou jij je voelen,’ zei Elayne zachtjes, ‘als je zag dat je koningin probeerde een Trollok te doden terwijl je zelf wegrende?’

‘Ik zou het gevoel hebben dat ik naar een ander land moest verhuizen,’ snauwde Birgitte, die nog een pijl afschoot, ‘waar de koningin geen pudding in haar hoofd heeft.’

Elayne snoof. Birgitte mocht zeggen wat ze wilde, maar het had wel gewerkt. De kracht van de mannen die ze had verzameld, bouwde zich uit totdat er weer gelederen stonden. Met een schreeuw stak ze het zwaard omhoog en maakte – na een ogenblik van aarzeling – een weving waardoor een schitterende banier van Andor wapperend in de lucht boven haar verscheen. De rode leeuw verlichtte de nacht.