Выбрать главу

Dat zou rechtstreekse aanvallen uitlokken van Demandred en zijn geleiders, maar de mannen hadden dat baken nodig. Ze zou eventuele aanvallen wel afweren als ze kwamen.

Ze kwamen niet, en terwijl ze langs haar gelederen reed riep ze woorden die haar mannen hoop gaven. ‘Voor het Licht en voor Andor! Jullie koningin leeft nog! Houd stand en vecht!’

Mart stormde met de resten van een ooit groots leger over de Hoogvlakte naar het zuidwesten. De Trolloks waren verderop links verzameld, het Sharaanse leger rechts. Tegenover de vijand stonden de Grenslanders, Karede en zijn mannen, Ogier, Tweewaterse boogschutters, Witmantels, Geldaners en Mayeners, huurlingen, Tinna en haar Draakgezworen vluchtelingen. En de Bond van de Rode Hand. Zijn eigen mannen.

Hij wist nog, door de herinneringen die niet de zijne waren, dat hij ooit veel grotere legers had aangevoerd. Legers die niet opgebroken, half opgeleid, gewond en uitgeput waren. Maar het Licht sta hem bij, hij was nog nooit zo trots geweest. Ondanks alles wat er was gebeurd, gaven zijn mannen gehoor aan de oproep om aan te vallen en wierpen ze zich met hernieuwde felheid in de strijd.

Demandreds dood bood Mart een mogelijkheid. Hij voelde de legers oprukken, en daardoorheen stroomde het kenmerkende ritme van de strijd. Dit was het ogenblik waar hij naar had gezocht. Dit was de kaart waarop hij alles moest inzetten wat hij had. Een gok, één op tien, dat wel, maar het Sharaanse leger, de Trolloks en Schimmen hadden geen leider. Geen generaal om hen te sturen. Verschillende groepen werkten elkaar tegen doordat allerlei Schimmen en Gruwheren probeerden bevelen te geven.

Ik zal die Sharanen in de gaten moeten houden, dacht Mart. Ze hebben vast generaals die het bevel weer op zich kunnen nemen.

Voorlopig moest hij hard toeslaan. De Trolloks en Sharanen van de Hoogvlakte af dwingen. Beneden vulden de Trolloks de doorgang tussen de moerassen en de Hoogvlakte en zetten druk op de verdedigers bij de rivierbedding. Elaynes dood was een leugen geweest. Haar troepen waren in wanorde geraakt, en net toen ze op het punt stonden te worden verpletterd door de Trolloks, reed ze ineens tussen hen door en riep hen weer tot de orde. Nu hielden ze wonder boven wonder hun gelederen in stand, ook al werden ze tot ver op Shienaraans grondgebied teruggedrongen. Ze konden echter niet veel langer verzet blijven bieden, met of zonder Elayne. Meer en meer piekeniers langs het front werden onder de voet gelopen, soldaten vielen overal op het veld en haar cavalerie en de Aiel werkten naarstig, met steeds meer moeite, om de vijand te bedwingen.

Licht, als ik de Schaduw van die verrekte Hoogvlakte af en boven op die beesten beneden kan dwingen, struikelen ze over elkaar heen!

‘Heer Cauton!’ riep Tinna. Vanuit het zadel wees ze met een bloederige speer naar het zuiden.

In de verte scheen licht, vlak bij de Erinin. Mart veegde over zijn voorhoofd. Was dat...

Poorten in de lucht. Tientallen poorten, en daardoor kwamen vliegende to’raken met lantaarns. Een salvo brandende pijlen schoot op de Trolloks in de doorgang af. De to’raken, met boogschutters op hun rug, vlogen in formatie over de voorde en de doorgang erachter.

Boven het strijdgewoel uit hoorde Mart geluiden waarvan het bloed van de vijand moest verkillen: honderden, misschien wel duizenden verschillende hoorns schalden hun strijdkreten door de nacht, een gedonder van trommels begon een gestaag ritme te slaan dat almaar luider werd. Er klonk een gedender van de voeten van een oprukkend leger van mensen en dieren, dat langzaam de Hoogvlakte van Polov naderde. Niemand kon hen in de duisternis voor zonsopgang zien, maar iedereen op het slagveld wist wie ze waren.

Mart juichte. Hij zag de Seanchaanse bewegingen voor zijn geestesoog. Hun halve leger zou vanaf de Erinin rechtstreeks naar het noorden gaan, om zich aan te sluiten bij Elaynes onder druk staande leger bij de Mora en de Trolloks te verslaan die probeerden Shienar in te komen. De andere helft zou in een bocht om de moerassen naar de westkant van de Hoogvlakte trekken en de Trolloks van achteren verpletteren.

Nu werd de hagel van pijlen vergezeld door gloeiende lichtjes die ineens in de lucht verschenen – damane, die meer licht maakten zodat hun soldaten beter konden zien – in een vertoon waar de Vuurwerkers trots op zouden zijn! En inderdaad, de aarde beefde toen het reusachtige Seanchaanse leger over de Akker van Merrilor optrok.

Een gedonder rommelde rechts van Mart op de Hoogvlakte door de lucht, een dieper gedonder. Talmanes en Aludra hadden de draken hersteld en vuurden nu door Poorten rechtstreeks vanuit de grot op het Sharaanse leger.

De spelstukken stonden nu bijna allemaal op hun plek. Er moest nog één ding gebeuren voor de laatste worp van de dobbelstenen.

Marts legers rukten op.

Jur Gradi raakte de brief van zijn vrouw aan, die was meegestuurd met Androl vanuit de Zwarte Toren. Hij kon hem niet lezen in het donker, maar dat maakte niet uit, zolang hij hem maar kon vasthouden. Hij had de woorden toch al uit zijn hoofd geleerd.

Hij bekeek de kloof die ongeveer tien roeden ten noordoosten van de voorde in de Mora lag, waar Cauton hem had neergezet. Het slagveld bij Merrilor was van hieraf niet te zien.

Hij vocht niet. Licht, het was moeilijk, maar hij vocht niet. Hij keek toe en probeerde niet te denken aan de arme mensen die waren gesneuveld terwijl ze probeerden de rivier hier in handen te houden. Het was er de volmaakte plek voor, want de Mora liep hier door een kloof. Hier kon de Schaduw de rivier droogleggen. En dat had hij gedaan. O, de mannen die Mart had gestuurd hadden wel geprobéérd tegen de Gruwheren en de Sharanen te vechten, maar wat een hopeloze taak was dat geweest! Gradi’s woede jegens Cauton smeulde. Iedereen beweerde dat hij een goede generaal was, maar toen deed hij dit.

Nou, als hij zo geweldig was, waarom had hij dan vijfhonderd eenvoudige mensen uit een bergdorp in Morland hierheen gehaald om deze rivier te verdedigen? Ja, Cauton had ook ongeveer honderd soldaten van de Bond gestuurd, maar dat was lang niet genoeg. Ze waren gesneuveld nadat ze de rivier een paar uur hadden verdedigd.

Er waren honderden en nog eens honderden Trolloks en meerdere Gruwheren in de rivierkloof!

Die mensen waren tot de laatste man afgeslacht. Licht! Er waren zelfs kinderen bij die groep geweest. De dorpelingen en de weinige soldaten hadden goed gevochten en de kloof veel langer verdedigd dan Gradi voor mogelijk had gehouden, maar toen waren ze gevallen. En hij had het bevel gekregen om ze niét te helpen.

Nu wachtte Gradi in de duisternis boven op de kloofmuren, verstopt tussen de rotsen. Verderop, misschien een meter of honderd, liepen Trolloks met fakkels rond, omdat de Gruwheren die nodig hadden om iets te kunnen zien. Ook zij bevonden zich boven op de kloofmuren met uitzicht over de rivier beneden, die een meer was geworden. De drie Gruwheren hadden grote stukken van de kloofmuren afgebroken en daarmee een blokkade gemaakt die de rivier indamde.

Daardoor was de Mora bij Merrilor opgedroogd en hadden de Trolloks met gemak kunnen oversteken. Gradi kon de dam openen wanneer hij wilde. Eén aanval met de Ene Kracht zou de dam doorbreken en het water uit de kloof bevrijden. Tot nu toe had hij dat nog niet gedurfd. Cauton had hem bevolen niet aan te vallen, maar hij zou toch nooit in staat zijn om in zijn eentje drie sterke Gruwheren te verslaan. Ze zouden hem alleen maar doden en de rivier weer indammen.

Hij streelde de brief van zijn vrouw en bereidde zich voor. Cauton had hem bevolen om bij zonsopgang een Poort naar datzelfde dorp te maken. Dan zou de vijand weten dat Gradi hier was. Hij kende het doel van dat bevel niet.

Het water vulde de holte beneden en bedekte de lichamen van de gesneuvelden.

Dan zal ik het nu maar doen, dacht Gradi, die diep ademhaalde. De zon zou bijna moeten opkomen, hoewel het wolkendek het land in duisternis gehuld hield.