De Seanchanen. De gedachte aan hen en die hooghartige keizerin stak Moghedien. Als de Grote Heer ontdekte wat voor puinhoop ze had gemaakt...
Nee. Hij had haar de Ware Kracht gegeven. Moghedien was langer blijven leven dan de rest, en dat was het enige wat ertoe deed, voorlopig. Hij kon niet alles zien en wist waarschijnlijk nog niet dat ze was ontmaskerd. Hoe had dat meisje haar vermomming doorzien? Dat had niet mogelijk moeten zijn.
Iemand moest haar hebben verraden. Toch had ze nauw samengewerkt met Demandred tijdens deze strijd, en hoewel ze nooit zo’n goede tacticus was geweest als hij – geen van de Uitverkorenen was dat, behalve misschien Sammael – begreep ze de strijd goed genoeg om de leiding over te nemen. Ze vond het verschrikkelijk, want het maakte haar kwetsbaar en dat beviel haar niet. Maar wanhopige tijden vroegen om wanhopige maatregelen.
En eigenlijk, dacht ze, ging het allemaal vrij goed. Demandred was verslagen, omgekomen door zijn eigen trots. M’Hael, die omhooggevallen kwast, was ook dood, en hij had hulpvaardig de leidster van de Aes Sedai van het slagveld verwijderd. Moghedien had nog altijd het overgrote deel van Demandreds Schaduwgebroed en een paar Gruwheren, een aantal leden van de Zwarte Ajah en een tiental Bekeerde mannen die M’Hael had meegebracht.
‘Dat is hem niet!’ zei een oudere man in de mantel van een Sharaanse monnik. Hij wees naar Moghedien. ‘Dit is niet onze Wyld! Het is...’
Moghedien brandde de man weg.
Terwijl zijn botten op een hoopje vielen, herinnerde ze zich terloops dat ze van haar ogen-en-oren had gehoord dat Demandred genegenheid voor die oude man had gehad. ‘Je kunt beter dood zijn, oude man,’ zei ze tegen het lijk, sprekend als Demandred, ‘dan leven en degene verloochenen van wie je zou moeten houden. Wil iemand anders me nog verloochenen?’
De Sharanen zwegen.
‘Ayyad,’ zei Moghedien tegen de drie, ‘hebben jullie me wevingen zien maken?’
Beide vrouwen en de groezelige man schudden hun hoofd.
‘Ik dood zonder wevingen,’ zei Moghedien, ‘en alleen ik, jullie Wyld, zou dat kunnen.’
Ze moest eraan denken dat ze niet glimlachte, zelfs niet in triomf, toen de mensen het hoofd bogen. Demandred was altijd ernstig. Terwijl de mensen op hun knieën zakten, moest Moghedien met geweld haar vreugde verbergen. Ja, Demandred had hier goed werk gedaan en haar het leger van een hele natie overhandigd om mee te spelen. Dit zou uitstekend gaan!
‘Drakendoder,’ zei een knielende vrouwelijke Ayyad. Ze huilde! Wat waren die Sharanen zwak. ‘We zagen u sneuvelen...’
‘Hoe kan ik nou sneuvelen? Jullie hebben toch voorspellingen?’ De vrouwen keken elkaar aan. ‘Die zeggen dat u zult vechten, Drakendoder,’ zei de vrouw. ‘Maar...’
‘Haal vijf vuisten Trolloks van de achterhoede op,’ zei Moghedien, die zich wendde tot de bevelhebber van de reserve-eenheid, ‘en stuur ze stroomopwaarts naar de ruïnes.’
‘De ruïnes?’ vroeg de man. ‘Alleen de vluchtelingen uit Caemlin zijn daar.’
‘Inderdaad, dwaas, vluchtelingen. Kinderen, oude mensen, vrouwen die naar doden zoeken. Ze kunnen niets terugdoen. Laat de Trolloks ze afslachten. Onze vijanden zijn zwak. Een aanval als deze zal ze dwingen hun werk te staken en mensen te redden die ware strijders gewoon zouden laten sterven.’
De generaal knikte en ze zag goedkeuring op zijn gezicht. Hij aanvaardde haar als Demandred. Mooi. Hij rende weg om het bevel te geven.
‘Zo,’ zei Moghedien terwijl de draken in de verte vuurden, ‘waarom is niemand van onze Ayyad nog naar die wapens gegaan om ze uit de strijd te halen?’
De Ayyad die voor Moghedien knielde boog haar hoofd. ‘We hebben nog geen dozijn Ayyad meer over, Wyld, sinds de ramp op de Hoogvlakte.’
‘Je uitvluchten zijn zwak,’ zei Moghedien, luisterend naar wegstervende knallen. Misschien hadden een paar van M’Haels overgebleven Gruwheren de draken al uitgeschakeld.
Ze voelde haar huid jeuken toen de Sharaanse bevelhebber naar een Myrddraal aan de andere kant van het veld beende. Ze vond het vréselijk om zo in de openbaarheid te zijn. Zij kwam beter tot haar recht in de schaduwen, als ze anderen veldslagen liet leiden. Maar ze wilde niet dat iemand kon zeggen dat ze te bang was om...
Achter haar ging een Poort open. Enkele Sharanen slaakten kreten. Moghedien draaide zich om, en haar ogen werden groot toen ze in een soort donkere grot keek. De buizen van draken wezen naar buiten. ‘Vuur!’ riep een stem.
‘Sluit de Poort!’ riep Talmanes, en de Poort ging dicht.
‘Dit was zeker een ingeving van heer Mart, of niet?’ riep Daerid, die naast Talmanes stond terwijl de draken werden bijgeladen. Ze hadden allebei was in hun oren gestopt.
‘Wat denk jij?’ riep Talmanes terug.
Als de draken kwetsbaar waren tijdens het schieten, wat deed je dan? Dan vuurde je ze af vanaf een verborgen plek.
Talmanes glimlachte toen Neald de volgende Poort voor de tien draken opende. Het feit dat veel van de drakenkarren te kapot waren om goed te rollen, maakte niets uit wanneer je een Poort voor de wapens kon openen en ze overal op kon richten waar je maar wilde.
Deze Poort opende zich voor een vuist Trolloks die in felle gevechten gewikkeld was met Witmantels. Een paar van die monsters richtten blikken van afgrijzen op de draken.
‘Vuur!’ riep Talmanes, en hij hakte met zijn hand omlaag om zijn bevel duidelijk over te brengen, voor het geval de mannen hem niet konden horen.
Rook vulde de grot, ontploffingen galmden tegen Talmanes’ oordoppen toen de draken de dood over de Trolloks uitstortten. Ze raakten de monsters van de zijkant en maaiden ze omver, en ze bleven gebroken en stervend achter. De Witmantels juichten en zwaaiden met hun zwaarden.
Neald sloot de Poort, en de drakenbedieners laadden de wapens opnieuw. Neald maakte vervolgens een Poort boven hen om de rook uit de grot op een verre plek naar de lucht te laten ontsnappen.
‘Glimlacht u nou?’ vroeg Daerid.
‘Ja,’ zei Talmanes tevreden.
‘Bloed en bloedas, heer Talmanes... die uitdrukking is afschrikwekkend bij u.’ Daerid aarzelde. ‘U zou het waarschijnlijk eens wat vaker moeten doen.’
Talmanes grijnsde terwijl Neald de volgende Poort opende. Hij kwam uit op een plek op de Dasharknobbel waar Aludra stond, met een kijkglas en enkele verkenners om de volgende plek voor een aanval te bepalen. Ze riep een positie door, Neald knikte, en ze bereidden zich voor op het volgende schot.
42
Onmogelijkheden
Aviendha had het gevoel alsof de hele wereld barstte, openbrak, werd verteerd.
De bliksems die in de vallei van Shayol Ghul terechtkwamen werden niet langer beheerst. Niet door de windvindsters, niet door wie dan ook. Zowel Schaduwgebroed als verdedigers werden erdoor gedood. Het was onvoorspelbaar, de lucht stonk naar vuur, verbrand vlees en nog iets anders: een opvallende, reine geur die ze was gaan herkennen als de geur van een blikseminslag.
Aviendha bewoog zich zelf ook als de wervelende wind in een poging om Graendal voor te blijven, die de ene na de andere streep witheet lotsvuur op haar af smeet. Met elk schot beefde de grond. Zwarte lijnen verspreidden zich over de rotsen.
De verdedigers van de vallei waren bijna gevallen. De mensen die zich niet helemaal naar achteren hadden teruggetrokken, nabij het pad tegen de berg op, werden vernietigd door Duisterhonden. Toen de grond weer beefde, struikelde Aviendha. Verderop kwam een groep Trolloks grauwend uit de winderige schaduwen tevoorschijn. De schepsels zagen haar niet, maar draaiden zich om en vielen iets anders aan... Andere Trolloks? Ze vochten tegen elkaar. Waren die beesten soms bevangen door een soort razernij?
Ze zou er niet van opkijken. Al het andere leek ook naar de waanzin te zijn afgegleden. Waarom de Trolloks dan niet ook? Maar wat was die vreemde mist?
Aviendha hees zich overeind en rende weg bij de vreemde Trolloks, tegen een helling op. Misschien kon ze van daaraf zien waar Graendal was. Bovenaan zag ze dat ze op iets onmogelijks stond: een gigantische brok steen die wankel in evenwicht stond, met heel weinig steun. Hij was uit de grond omhooggekomen en hier blijven staan.