Выбрать главу

‘Die macht heeft hij niet,’ zei ze verhit.

‘Wat heb je aan eer als de Duistere de Laatste Slag wint?’ snauwde Perijn, die zijn broek aantrok.

‘Eer is alles,’ zei Chiad zachtjes. ‘Het is de dood waard, het is het op het spel zetten van de hele wereld waard. Als we geen eer hebben, kunnen we beter verliezen.’

Nou ja, er waren waarschijnlijk dingen waar hij hetzelfde over zou zeggen. Niet over het dragen van belachelijke witte mantels, natuurlijk, maar hij zou sommige dingen die de Witmantels hadden gedaan zelf nooit doen, zelfs niet als de wereld op het spel stond. Hij drong niet verder aan.

‘Wat doe je hier?’ vroeg hij terwijl hij zijn hemd aantrok.

‘Gaul,’ zei Chiad. ‘Is hij...’

‘O, Licht!’ zei Perijn. ‘Ik had het je eerder moeten vertellen. Ik heb de laatste tijd roestig oud ijzer in plaats van een brein in mijn hoofd, Chiad. Hij maakte het goed toen ik hem voor het laatst zag. Hij is nog steeds in de droom, en de tijd verstrijkt daar trager. Voor hem is er waarschijnlijk pas een uur verstreken, maar ik moet naar hem terug.’

‘In jouw toestand?’ vroeg ze, hoewel ze net nog had gezegd dat ze hem daar niet om zou berispen.

‘Nee,’ antwoordde Perijn, die op het bed ging zitten. ‘De vorige keer brak ik bijna mijn nek. Ik heb een Aes Sedai nodig die mijn vermoeidheid wegneemt.’

‘Dat is gevaarlijk,’ zei Chiad.

‘Gevaarlijker dan Rhand laten sterven?’ vroeg Perijn. ‘Gevaarlijker dan Gaul zonder bondgenoot achterlaten in de Wereld der Dromen om de Car’a’carn in zijn eentje te beschermen?’

‘Ja, de mogelijkheid bestaat inderdaad dat hij zichzelf doorboort met zijn eigen speer als hij alleen vecht,’ zei Chiad.

‘Ik bedoelde niet...’

‘Stil, Perijn Aybara. Ik zal het proberen.’ Ze vertrok met ruisende mantel.

Perijn ging weer op het bed liggen en wreef in zijn ogen. Hij was veel zekerder van zichzelf geweest toen hij de laatste keer met Slachter vocht, maar toch had hij gefaald. Hij klemde zijn kaken op elkaar en hoopte dat Chiad snel terugkwam.

Er bewoog iets buiten zijn kamer. Hij knipperde met zijn ogen en ging weer rechtop zitten.

Een grote gestalte verscheen in de deuropening en opende het schildje van een lamp. Meester Lohan had de bouw van een aambeeld, met een kort maar gespierd bovenlichaam en dikke armen. In Perijns herinnering had de man niet zoveel grijs in zijn haar. Meester Lohan was ouder geworden, maar hij was niet broos. Perijn betwijfelde of hij dat ooit zou worden.

‘Heer Guldenoog?’ vroeg hij.

‘Alsjeblieft,’ zei Perijn. ‘Meester Lohan, uitgerekend jij zou je vrij moeten voelen om me Perijn te noemen. Of anders “die waardeloze leerling van me”.’

‘Nou, zeg,’ antwoordde meester Lohan, die de kamer binnenkwam. ‘Volgens mij heb ik je maar één keer zo genoemd.’

‘Toen ik de nieuwe zeis van meester Almoor brak,’ zei Perijn glimlachend. ‘Ik was ervan overtuigd dat ik hem goed kon krijgen.’

Meester Lohan grinnikte. Hij bleef bij Perijns hamer staan, die nog op het tafeltje aan het voeteneinde van het bed lag, en legde zijn hand erop. ‘Je bent een meester van het ambacht geworden.’ Meester Lohan ging op een kruk bij het bed zitten. ‘Als ambachtslieden onder elkaar moet ik zeggen dat ik onder de indruk ben. Ik geloof niet dat ik zelf ooit zoiets moois als die hamer had kunnen maken.’

‘Jij hebt de bijl gemaakt.’

‘Ja, dat is zo,’ zei hij. ‘Maar dat was geen mooi ding. Het was een ding om mee te doden.’

‘Doden is soms ook nodig.’

‘Jawel, maar het is nooit mooi. Nooit.’

Perijn knikte. ‘Dank je. Dat je me vond, me hierheen bracht. Me hebt gered.’

‘Dat was eigenbelang, jongen!’ zei meester Lohan. ‘Als we dit overleven, dan is dat dankzij jullie jongens, let op mijn woorden.’ Hij schudde zijn hoofd alsof hij het niet kon geloven. Eén man herinnerde zich hen drieën in ieder geval nog als jongens. Jongens die zeker in Marts geval vaker wel dan niet in de problemen zaten.

Eigenlijk, dacht Perijn, ben ik er vrij zeker van dat Mart nog stééds vaker wel dan niet in de problemen zit. Alhoewel Mart op het ogenblik niet in gevecht was maar stond te praten met een aantal Seanchanen, volgens de wervelende kleuren die zich omvormden tot een beeld in zijn hoofd.

‘Chiad zegt dat de gevechten bij Merrilor afgelopen zijn,’ zei Perijn.

‘Dat klopt,’ antwoordde meester Lohan. ‘Ik ben daar net vandaan gekomen met een aantal gewonden. Ik moet eigenlijk terug naar Tam en Abel, maar ik wilde eerst even bij jou kijken.’

Perijn knikte. Dat getrek binnen in hem... het was nu sterker dan ooit. Rhand had hem nodig. De oorlog was nog niet afgelopen. Nog lang niet.

‘Meester Lohan,’ zei Perijn zuchtend, ‘ik heb een fout gemaakt.’

‘Een fout?’

‘Ik heb mezelf uitgeput,’ legde Perijn uit. ‘Ik heb mezelf te veel onder druk gezet.’ Hij maakte een vuist en sloeg ermee tegen een poot van het bed. ‘Ik had beter moeten weten, meester Lohan, maar ik doe dit steeds weer. Ik werk zo hard dat ik de volgende dag niets meer kan.’

‘Perijn, jongen,’ zei meester Lohan, die zich naar voren boog. ‘Vandaag maak ik me er meer zorgen om dat er geen volgende dag meer kómt.’

Perijn keek hem fronsend aan.

‘Als er ooit een tijd was om jezelf onder druk te zetten, dan is dit het,’ vervolgde meester Lohan. ‘We hebben één gevecht gewonnen, maar als de Herrezen Draak zijn strijd niet wint... Licht, ik denk helemaal niet dat je een fout hebt gemaakt. Dit is onze laatste mogelijkheid bij de smidsoven. Dit is de ochtend waarop het grote werkstuk klaar moet zijn. Vandaag blijf je gewoon doorwerken totdat het klaar is.’

‘Maar als ik instort...’

‘Dan heb je alles gegeven.’

‘Ik zou kunnen falen omdat ik geen kracht meer over heb.’

‘Dan faal je in ieder geval niet omdat je je hebt ingehouden. Ik weet dat het vreemd klinkt, en misschien vergis ik me. Maar... nou, alles waar jij het over hebt is goede raad voor een doorsnee dag. Dit is geen doorsnee dag. Nee, bij het Licht niet.’

Meester Lohan pakte Perijn bij zijn arm. ‘Jij ziet in jezelf misschien iemand die zichzelf te ver laat gaan, maar dat is niet de man die ik zie. Eigenlijk, Perijn, zie ik in jou iemand die heeft geleerd zich in te houden. Ik heb je theekopjes zien vasthouden met uiterste zorgvuldigheid, bang dat je ze anders zou breken met je kracht. Ik heb gezien hoe je andere mannen de hand drukt, met veel zorg, zodat je nooit te hard knijpt. Ik heb je zien bewegen met opzettelijke beheersing om niemand een duw te geven of iets omver te stoten.

Dat waren goede lessen voor je, jongen. Je had beheersing nodig. Maar ik heb je ook zien uitgroeien van een jongen tot een man die niet meer weet hoe hij die beheersing moet loslaten. Ik zie een man die bang is voor wat er dan kan gebeuren. Ik besef dat je doet wat je doet omdat je bang bent om mensen pijn te doen. Maar Perijn... het wordt tijd dat je je niet langer inhoudt.’

‘Ik hou me niet in, meester Lohan,’ wierp Perijn tegen. ‘Echt, ik beloof het.’

‘Is dat zo? Nou, misschien heb je gelijk.’ Meester Lohan rook ineens beschaamd. ‘Moet je mij nou zien. Ik doe maar alsof het mij iets aangaat. Ik ben je vader niet, Perijn. Het spijt me.’

‘Nee,’ zei Perijn terwijl meester Lohan opstond om te vertrekken. ‘Ik heb geen vader meer.’

Meester Lohan keek hem meelevend aan. ‘Wat die Trolloks hebben gedaan...’

‘Mijn familie is niet door Trolloks vermoord,’ zei Perijn zachtjes. ‘Het was Padan Fajin.’

‘Wat? Weet je dat zeker?’

‘Een van de Witmantels vertelde me dat,’ zei Perijn. ‘Hij loog niet.’ ‘Wel, in dat geval,’ zei Lohan. ‘Fajin... hij is er toch nog?’

‘Ja,’ antwoordde Perijn. ‘Hij haat Rhand. En er is nog een andere man: heer Luc. Herinner je je hem nog? Hij heeft het bevel om Rhand te vermoorden. Ik denk... Ik denk dat ze dat allebei nog gaan proberen.’