Aerons gouden en ivoren armbanden tinkelden zachtjes, toen ze haar donkere schouderdoek verschoof. Ze tuurde vanuit de hoogte op haar neer alsof ze Verins gedachten trachtte te lezen. Aeron leek een hoge plaats onder de Wijzen in te nemen, en hoewel Verin soms die donkere wangen tot een glimlach zag vertrekken, een warme en gulle glimlach, was die nooit voor een Aes Sedai bestemd. We hadden nooit gedacht dat jullie degenen waren die zouden falen, had ze Verin ietwat duister gezegd. Maar in haar andere woorden had niets onduidelijks gezeten. Aes Sedai hebben geen eer. Bezorg me slechts een zweempje achterdocht en ik geef je eigenhandig zo’n pak rammel dat je niet meer kunt staan. Geef me twee zweempjes en ik bind je aan staken voor de mieren en de aasgieren. Verin keek op en probeerde er openhartig uit te zien. En onderdanig; ze mocht niet vergeten onderdanig te zijn. Gehoorzaam, in alles meewerkend. Ze voelde geen angst. In haar leven had ze hardere blikken doorstaan, van vrouwen – en mannen – die met minder gewetenswroeging dan Aeron een eind aan haar leven zouden maken. Maar ze had heel wat moeite gedaan om deze vragen te mogen stellen. Ze kon zich nu niet veroorloven dit te verknoeien. Viel er maar meer af te lezen uit die Aielgezichten.
Ineens drong tot haar door dat ze niet langer alleen in de tent stonden. Twee Speervrouwen met vlaskleurig haar waren binnengekomen met een in het zwart geklede vrouw die een hoofd kleiner was. Ze hielden haar min of meer overeind. Tialin stond wat achteraf, een magere roodharige met grimmige trekken achter de gloed van saidar waarmee ze de gevangene afschermde. Het haar van de zuster hing in bezwete krullen tot op haar schouders en over haar gezicht. Dat zat zo onder het stof dat Verin haar eerst niet herkende. Hoge jukbeenderen, maar zelf niet erg groot, een neus met iets snavelachtigs, en bruine ogen die wat schuin stonden... Beldeine. Beldeine Nyram. Ze had het meisje ooit in een paar noviceklassen onderwezen. ‘Mag ik iets vragen?’ zei ze voorzichtig. ‘Waarom is zij hier? Ik had om een ander gevraagd.’ Beldeine had geen zwaardhand, hoewel ze van de Groene Ajah was. Ze was nog geen drie jaar geleden tot de stola verheven en Groenen waren heel kieskeurig over hun eerste zwaardhand. Maar als ze willekeurige zusters kwamen brengen, kon de volgende weleens twee of drie zwaardhanden hebben. Ze dacht dat ze er vandaag nog twee kon hebben, maar niet als een van hen zelfs maar één zwaardhand had. En ze betwijfelde of ze haar een tweede kans zouden geven.
‘Katerine Alruddin is vannacht ontsnapt.’ Tialin spuwde het bijna uit en Verin snakte naar adem.
‘Je hebt haar laten ontsnappen?’ viel ze onnadenkend uit. Vermoeidheid mocht geen invloed hebben, maar de woorden ontvielen haar voor ze zich kon beheersen. ‘Hoe konden jullie zo dwaas zijn? Ze is een Rode! En geen lafaard of een zwakkeling in de Kracht! De Car’a’carn had gevaar kunnen lopen! Waarom kregen we dit niet onmiddellijk te horen?’
‘Het werd pas vanochtend ontdekt,’ gromde een Speervrouw. Haar ogen hadden geslepen saffieren kunnen zijn. ‘Een Wijze en twee Cor Darei zijn vergiftigd, en de gai’shain die drinken kwam brengen, werd de keel afgesneden.’
Aeron trok kil een wenkbrauw op. ‘Sprak ze jou aan, Carahuin?’ De beide Speervrouwen waren opeens heel druk bezig om Beldeine overeind te houden. Aeron keek slechts eventjes naar Tialin, maar de Wijze met de rode haren liet haar blik zakken. Verin was de volgende die haar aandacht kreeg. ‘Je bezorgdheid aangaande Rhand Altor doet je... eer aan,’ zei Aeron met tegenzin. ‘Hij wordt bewaakt. Je hoeft niet meer te weten. Of zoveel.’ Ineens werd haar toon harder. ‘Maar leerlingen slaan een dergelijke toon niet aan tegen Wijzen, Verin Matwin Aes Sedai.’ De laatste woorden waren een sneer. Verin onderdrukte een zucht en maakte wederom een diepe knix. Ergens wenste ze nog net zo slank te zijn als toen ze voor het eerst naar de Witte Toren kwam. Ze was niet gebouwd op al dat gebuig en gekniel. ‘Vergeef me, Wijze,’ zei ze nederig. Ontsnapt! De omstandigheden maakten alles duidelijk, voor haar tenminste, niet voor de Aiel. ‘De schok deed me mijn plaats vergeten.’ Het was jammer dat ze geen kans zou krijgen om Katerine aan een fataal ongeluk te helpen. ‘Ik zal mijn best doen het in de toekomst te onthouden.’ Nog geen trillend wimpertje verried of Aeron dat aanvaard had. ‘Mag ik haar schild overnemen, Wijze?’
Aeron knikte zonder naar Tialin te kijken. Verin omhelsde snel de Bron en nam het schild over dat Tialin losliet. Het bleef haar verbazen dat gewone vrouwen geleidsters zo vrijelijk van alles opdroegen. Tialin was niet veel zwakker in de Kracht dan Verin, maar ze ging even behoedzaam met Aeron om als de Speervrouwen. Toen die twee zich na een gebaar van Aeron uit de tent haastten en Beldeine wankelend achterlieten, zat Tialin hen op de hielen. Aeron ging echter niet meteen weg. ‘Je vertelt de Car’a’carn niets over Katerine Alruddin,’ zei ze. ‘Hij heeft al genoeg aan zijn hoofd zonder lastig te worden gevallen met allerlei wissewasjes.’
‘Ik zal niets tegen hem zeggen,’ stemde Verin haastig in. Een wissewasje? Een Rode met Katerines vermogen was geen wissewasje. Misschien een aantekening waard. Iets om te overwegen. ‘Zorg dat je je tong in bedwang houdt, Verin Matwin, of je zult die gebruiken om te jammeren.’
Daar scheen niets op te zeggen te zijn, dus richtte Verin al haar aandacht op nederigheid en gehoorzaamheid, en maakte nog maar eens een knix. Haar knieën zouden luid willen kreunen. Toen Aeron eindelijk vertrok, slaakte Verin een zucht van opluchting. Ze was bang geweest dat Aeron het plan had opgevat om te blijven. De toestemming om alleen met de gevangene te zijn, had bijna evenveel moeite gekost als Sorilea en Amys zover te krijgen dat de zusters verhoord moesten worden, en door iemand die vertrouwd was met de Witte Toren. Als ze er ooit achter kwamen dat ze bij die beslissing geholpen waren... Dat was een zorg voor morgen. Ze leek behoorlijk wat zorgen te verzamelen.
‘Er is genoeg water om tenminste je gezicht en handen te wassen,’ zei ze kalm tegen Beldeine. ‘En als je wilt, kan ik je helen.’ Iedere ondervraagde zuster had minstens een paar blauwe plekken. De Aiel sloegen geen gevangenen, behalve als ze water verspilden of een opdracht weigerden. Het hooghartigste verzet leverde hoogstens hoongelach op. Maar de vrouwen in het zwart werden voortgedreven als dieren, met een tikje van de zweep om te lopen, om te draaien of stil te staan, en een hardere tik als ze niet snel genoeg gehoorzaamden. Heling maakte andere zaken ook gemakkelijker. Beldeine, smerig en bezweet, zwaaide heen en weer als een riet in de wind, en trok haar lip op. ‘Ik zou nog liever doodbloeden dan door jou geheeld worden,’ spoog ze. ‘Ik had kunnen weten dat je voor die wilders in het stof zou kruipen, voor die wilden, maar ik had nooit gedacht dat je je zou verlagen door geheimen van de Toren te onthullen! Dat stinkt naar verraad, Verin! Naar opstand!’ Ze gromde minachtend. ‘Als je daar niet voor terugschrikt, zul je wel nergens voor terugdeinzen! Wat hebben jij en de anderen hun nog meer geleerd dan koppelingen?’
Verin klakte ongeduldig met haar tong. Ze nam de moeite niet om de jonge vrouw op haar plaats te zetten. Haar nek deed pijn van het opkijken naar de Aiel – zelfs Beldeine was een hand of zo langer dan zijzelf – en haar knieën kreunden na de knixen. Er waren vandaag al te veel vrouwen geweest die beter hadden moeten weten, maar haar desondanks overlaadden met blinde minachting en dwaze trots. Juist een Aes Sedai behoorde te weten dat een zuster vele gezichten aan de wereld diende te tonen! Je kon mensen niet altijd overdonderen of dwingen. Bovendien was het veel handiger je goed te gedragen dan als een novice gestraft te worden, vooral als het slechts pijn en vernedering opleverde. Uiteindelijk zou zelfs Kiruna daar de zin van moeten inzien.
‘Ga zitten voor je omvalt,’ zei ze, en ze voegde zelf de daad bij het woord. ‘Laat me raden wat je vandaag zoal hebt uitgevoerd. Aan dat stof te zien heb je vermoedelijk een gat gegraven. Met je blote handen, of mocht je een lepel gebruiken? Als ze vinden dat het klaar is, mag je het gat gewoon weer dichtgooien, weet je. Eens zien... elk deel van je dat ik kan zien is smerig, maar je kleding is schoon, dus ik neem aan dat je in je blootje moest graven. Weet je zeker dat je geen Heling wilt? Zonnebrand kan pijnlijk zijn.’ Ze vulde opnieuw een beker met water en liet die op een stroom Lucht door de tent zweven, tot hij voor Beldeine bleef hangen. ‘Je keel moet zo droog als perkament zijn.’