Выбрать главу

Dat vond ik ook, als zij dat vond. Bovendien zou dat het grootste deel van dat litteken verbergen. ‘Net zoals je wilt, Prinses.’

‘Maar ik heb toch liever dat je blijft zoals ik je het eerst gezien heb. Rufo is een goede barbier.’ Ze wendde zich tot hem. ‘Help me, Rufo. En geef me mijn handdoek.’

Ster wandelde terug naar het kamp terwijl ze zich met haar handdoek droog wreef — als ze het gevraagd had had ik graag geholpen. Rufo zei vermoeid: ‘Waarom heb je je niet laten gelden? Maar Zij zegt dat je geschoren moet worden, dus nu moet ik wel — en me ook nog met mijn eigen bad haasten om Haar niet te laten wachten.’

‘Als je een spiegel hebt kan ik het zelf wel.’

‘Heb je ooit een gewoon scheermes gebruikt?’

‘Nee, maar dat kan ik leren.’

‘Je zou je hals afsnijden, en dat zou Zij niet prettig vinden. Hier aan de oever waar ik in het warme water kan staan. Nee, nee! Je moet niet gaan zitten, ga liggen met je hoofd over de rand. Ik kan niet iemand scheren die rechtop zit.’ Hij begon schuim in mijn kin te wrijven.

‘Weet je waarom niet? Ik heb het op lijken geleerd, daarom, ik maakte ze mooi, zodat hun geliefden trots op ze konden zijn. Stil liggen! Je was bijna een oor kwijt. Ik scheer graag lijken; ze hebben geen klachten, ze stellen niets voor, ze praten niet terug — en ze liggen altijd stil. Beste baan die ik ooit gehad heb. Maar neem deze baan nu eens —’ Hij zweeg met het lemmet tegen mijn Adamsappel en begon zijn moeilijkheden op te sommen.

‘Heb ik een vrije zaterdag? Ik heb verdomme nog niet eens een vrije zondag! En de werkuren! Ik heb pas gelezen dat een zaak in New York — ben je wel eens in New York geweest?’

‘Ik ben in New York geweest. En haal die guillotine van mijn hals als je zo met je armen zwaait.’

‘Als je blijft doorpraten krijg je natuurlijk af en toe een haal. Die zaak heeft een contract getekend voor een vijfentwintig-urige werkweek. Wéék! Ik zou graag akkoord gaan met een vijfentwintig-urige werkdag. Weet je hoe lang ik nu al achter elkaar in touw ben?’

Ik zei dat ik het niet wist.

‘Daar, nou heb je weer gepraat. Meer dan zeventig uur en ik lieg niet. En waarvoor? Roem? Is er roem te behalen aan een stapeltje verbleekte beenderen? Rijkdom? Omar, ik vertel je de waarheid: ik heb meer lijken afgelegd dan een sultan concubines heeft en het kon geen van hun een doorweekte krakeling verdommen of ze getooid werden met robijnen ter grootte van jouw neus en twee keer zo rood — of met lompen. Wat heeft een dode aan rijkdom? Zeg het me, Omar, als man tegen man terwijl Zij het niet horen kan: waarom heb je je ooit door Haar laten bepraten?’

‘Ik geniet er tot nu toe van.’

Hij snoof. ‘Dat zei die man ook toen hij langs de vijftigste verdieping van het Empire State Building kwam. Maar evengoed lag het trottoir op hem te wachten. Maar,’ voegde hij er somber aan toe, ‘tot je met Igli afgerekend hebt is er geen probleem. Als ik mijn spullen bij me had, zou ik dat litteken zo volmaakt kunnen wegwerken dat iedereen zou zeggen: ‘Ziet hij er niet natuurlijk uit?’

‘Laat maar. Zij houdt van dat litteken.’ (Verdomme, nu had hij mij ook al zover.)

‘Echt iets voor Haar. Wat ik je aan je verstand probeer te brengen, als je het Pad van de Roem volgt, kun je er zeker van zijn voornamelijk over stenen te gaan. Maar ik heb hem nooit willen volgen. Mijn idee van een plezierige levenswijze is een rustige, kleine begrafenisonderneming, de enige in de stad met een collectie doodkisten en een calculatie die een beetje armslag bood om de diepbedroefde nabestaanden het vel niet over de oren te halen. Afbetaling voor hen die voldoende vooruitziende blik hebben hun plannen van te voren vast te leggen — want we moeten allemaal sterven, Omar, we moeten allemaal sterven en een verstandig man zou er goed aan doen bij een vriendschappelijk glas bier plannen te maken met een gevestigde zaak die hij vertrouwen kan.’

Hij boog zich vertrouwelijk naar me over. ‘Kijk eens, Heer Omar... als we hier als door een wonder levend doorheen komen, zou je een goed woordje voor me kunnen doen bij Haar. Haar laten begrijpen dat ik te oud ben voor het Pad van de Roem. Ik kan een heleboel doen om de dagen die je nog resten gemakkelijk en prettig te maken... als je vriendschappelijke gevoelens voor me koestert.’

‘Hebben we daar elkaar de hand niet opgegeven?’

‘O ja, dat is waar.’ Hij zuchtte. ‘Een voor allen en allen voor een, enzovoort. Je bent klaar.’

Het was nog licht en Ster was in haar tent toen we terugkwamen — en mijn kleren waren klaargelegd. Ik begon bezwaren te maken toen ik ze zag maar Rufo zei streng: ‘Zij heeft gezegd ‘onder ons’ en dat betekent een smoking.’

Het lukte me allemaal, zelfs de manchetknopen (wat verbijsterend grote zwarte parels waren) en die smoking was óf voor me gemaakt óf een confectiepak dat iemand gekocht had die mijn lengte, gewicht, schouder- en taillewijdte kende. De naam in het jasje luidde The English House, Copenhagen.

Maar de das was me de baas. Rufo verscheen terwijl ik ermee worstelde, liet me gaan liggen (ik vroeg niet waarom) en had hem in een oogwenk gestrikt. ‘Wil je je horloge hebben, Omar?’

‘Mijn horloge?’ Voor zover ik wist lag dat in de onderzoekkamer van een dokter in Nice. ‘Heb je dat dan?’

‘Ja, meneer. Ik heb alles van je meegebracht behalve je’ — hij huiverde — ‘je kleren.’

Hij overdreef niet. Alles was er, niet alleen de inhoud van mijn zakken, maar ook de inhoud van mijn kluis bij American Express: contanten, paspoort, identiteitskaart enzovoort, zelfs die Sweepstakeloten uit Singapore.

Ik stond op het punt hem te vragen hoe hij in de kluis gekomen was maar besloot het niet te doen. Hij had de sleutel gehad en het kon best iets eenvoudigs geweest zijn als een vervalste machtiging. Of iets ingewikkelds als zijn zwarte toverdoos. Ik bedankte hem en hij ging weer terug naar zijn kokerij.

Ik stond op het punt die rommel weg te gooien, alles behalve het geld en mijn paspoort. Maar op zo’n mooie plek als de Zingende Wateren kun je geen schillen en dozen achterlaten. Aan de riem van mijn zwaard zat een leren buidel; daar stopte ik het in, zelfs het horloge, dat stil was blijven staan. Rufo had een tafel neergezet voor Sters sierlijke tent en aan een boom erboven een lamp vastgemaakt en kaarsen op tafel gezet. Het was donker voor ze buiten kwam... en bleef staan wachten. Ik besefte tenslotte dat ze er op wachtte dat ik haar mijn arm zou aanbieden. Ik leidde haar naar haar plaats en trok haar stoel voor haar achteruit en dat deed Rufo voor mij. Hij droeg een pruimkleurig lakeienuniform.

Het wachten op Ster was de moeite waard geweest; ze droeg de groene japon die ze eerder voor me had willen showen. Ik weet nog steeds niet of ze schoonheidsmiddelen gebruikte maar ze leek helemaal niet meer op de vrolijke Ondine die me een uur tevoren ondergedompeld had. Ze zag eruit alsof ze onder een glazen stolp bewaard zou moeten worden. Ze zag eruit als Eliza Doolittle op het Bal.

‘Dinner in Rio’ begon te spelen en smolt samen met de Zingende Wateren.

Witte wijn bij de vis, rosé bij het gevogelte, rode wijn bij het vlees — Ster babbelde en lachte en was geestig. Een keer fluisterde Rufo terwijl hij zich over me heen boog om me te bedienen: ‘De ter dood veroordeelden aten een stevig maal.’

Tussen half gesloten lippen zei ik dat hij naar de hel kon lopen.

Champagne bij het nagerecht en Rufo toonde plechtig de fles ter goedkeuring. Ik knikte. Wat zou hij gedaan hebben als ik hem had afgekeurd? Een ander jaar aangeboden hebben? Napoleon cognac bij de koffie. En sigaretten.

Ik had de hele dag aan sigaretten gedacht. Dit waren Benson & Hedges No. 5... en ik had die zwarte Franse dingen gerookt om geld te sparen.

Terwijl we zaten te roken complimenteerde Ster Rufo met het diner en hij nam haar complimenten ernstig in ontvangst en ik voegde de mijne er aan toe. Ik weet nog steeds niet wie die hedonistische maaltijd klaargemaakt heeft. Rufo had er veel aan gedaan maar het is best mogelijk dat Ster het moeilijkste gedaan heeft terwijl ik geschoren werd. Nadat we een hele tijd lui en gezellig waren blijven zitten met koffie en cognac, de bovenlamp gedoofd en met maar één brandende kaars die haar juwelen deed glinsteren en licht op haar gezicht wierp maakte Ster een lichte beweging alsof ze op wou staan en ik kwam snel overeind om haar naar haar tent te brengen. Ze bleef bij de ingang staan. ‘Heer Omar —’