Zo is het in de hele Nevia-vallei, het alledaagse komt voor naast het buitensporig andere. Mensen waren mensen, honden waren honden — maar paarden waren geen paarden. Net als Alice die de Flamingo probeerde te begrijpen, dacht ik telkens dat ik het doorhad en dan ontsnapte het me weer.
De man die die paardachtige duizendpoten aan de teugel had staarde naar ons, maar niet omdat we vreemd gekleed waren; hij was net eender gekleed als ik. Hij staarde naar Ster, en wie zou dat niet doen? De mensen die op de akkers werkten waren over het algemeen gekleed geweest in een soort lava-lava. Dit kledingstuk, een soort sarong die om het middel wordt vastgeknoopt, is in Nevia het equivalent van een overall of een spijkerbroek, voor mannen zowel als vrouwen; wat wij droegen kwam overeen met Het Grijze Pak of het eenvoudige zwarte damesjaponnetje. Wat feest- of galakleding betreft — dat is een heel ander verhaal.
Toen we het terrein van het riddergoed opliepen kregen we een hele sleep kinderen en honden achter ons aan. Eén van de kinderen holde vooruit en toen we het brede terras voor het hoofdgebouw bereikten kwam Heer Doral zelf de voordeur uit. Ik zag hem niet aan dat hij Heer van het riddergoed was; hij droeg een van die korte sarongs, was blootsvoets en blootshoofds. Hij had dik peper-en-zout haar, een indrukwekkende baard en leek op Generaal U.S. Grant.
Ster wuifde en riep: ‘Jock! O, Jocko!’ (De naam was ‘Giuk’, maar ik ving hem op als ‘Jock’ en Jock blijft het.)
De Doral staarde naar ons en dreunde toen als een logge tank op ons af: ‘Nee maar! Wat heerlijk om je mooie blauwe ogen weer te zien! En je hupse gatje! Waarom heb je het me niet laten wéten?’ (Ik moet dit enigszins kuisen omdat het dialect van Nevia niet met het onze overeen komt. Probeer maar eens om bepaalde Franse zegswijzen letterlijk te vertalen dan begrijp je wel wat ik bedoel. De Doral was niet ordinair; hij was officieel en hoffelijk beleefd tegen een oude en bijzonder gewaardeerde vriendin.)
Hij omhelsde Ster, tilde haar van de grond, kuste haar op beide wangen en op de mond, knabbelde aan een van haar oren en zette haar toen neer met een arm om haar heen.
‘Spelen en feesten! Drie maanden vakantie! Iedere dag rennen en fuiven, iedere avond drinkgelagen! Prijzen voor de sterkste, de mooiste, de geestigste —’
Ster bracht hem tot zwijgen: ‘Heer Doral —’
‘Wat? En de grootste prijs voor de eerste baby die geboren wordt —’
‘Lieve Jocko! Ik houd erg veel van je, maar morgen moeten we verder. We willen alleen maar een bot om op te kluiven en een hoekje om te slapen.’
‘Onzin! Dat kun je me niet aandoen.’
‘Je weet dat ik niet anders kan.’
‘Die vervloekte politiek! Ik zal aan je voeten sterven, liefje. Het hart van die arme oude Jocko zal stil blijven staan. Ik voel al een aanval opkomen.’ Hij tastte over zijn borst. ‘Hier ergens —’
Ze gaf hem een por in zijn buik. ‘Jij oude bedrieger. Jij zult sterven zoals je geleefd hebt en niet aan een gebroken hart. Heer Doral —’
‘Ja, Vrouwe?’
‘Ik heb een Held meegebracht.’
Hij knipperde met zijn ogen. ‘Je hebt het toch niet over Rufo? Hallo, Rufe, ouwe bunzing! Heb je de laatste tijd nog goede bakken gehoord? Ga maar naar de keuken en zoek een vrolijk meisje uit.’
‘Dank U, Heer Doral.’ Rufo maakte ‘een dienaar’ met een diepe buiging en verliet ons.
Ster zei streng: ‘Als het de Doral behaagt.’
‘Ik luister.’
Ster maakte zich los uit zijn arm, ging rechtop staan en begon op zingende toon te declameren:
Zo ging het door, het waren geen leugens, maar toch was het niet helemaal waar — gekleurd als een bijdrage van een persagentschap. Ster vertelde hem bijvoorbeeld dat ik zevenentwintig Gehoornde Geesten gedood had, waarvan één met mijn blote handen. Zoveel herinner ik me er niet en wat die ‘blote handen’ betreft, dat was per ongeluk. Ik had net zo’n stuk ongedierte doorstoken toen er een ander aan mijn voeten viel, die van achteren een duw gekregen had. Ik had geen tijd om mijn zwaard los te trekken, daarom zette ik een voet op een van de horens en trok met mijn linkerhand hard aan de andere en zijn kop spleet als een kippenbotje. Maar ik had het uit wanhoop gedaan, niet uit vrije keuze.
Ster improviseerde zelfs een lange strofe over de heldhaftigheid van mijn vader en beweerde dat mijn grootvader de aanval op San Juan Hill had aangevoerd en begon toen over mijn overgrootvaders. Maar toen ze hem vertelde hoe ik dat litteken had opgelopen dat van mijn linkeroog naar mijn rechterkaak loopt trok ze pas goed alle registers open.
Moet je luisteren, Ster had me de eerste keer dat we elkaar ontmoetten ondervraagd en gedurende die lange wandeling van de vorige dag had ze me aangemoedigd haar meer te vertellen. Maar het meeste van de onzin die ze de Doral voorschotelde had ik haar niet verteld. Ze moet de Sureté, de F.B.I. en Archie Goodwin maanden achter me aan gestuurd hebben. Ze noemde zelfs de club waartegen we speelden toen mijn neus gebroken werd en dat had ik haar nooit verteld.
Ik stond te blozen terwijl de Doral me van het hoofd tot de voeten bekeek met gefluit en waarderend gegrom. Toen Ster eindigde met een eenvoudig: ‘Zo is het gekomen,’ slaakte hij een lange zucht en zei: ‘Zou je dat gedeelte over Igli nog eens kunnen vertellen?’
Ster voldeed daaraan, zong andere woorden en gaf meer bijzonderheden. De Doral luisterde fronsend en knikte goedkeurend. ‘Een heldhaftige oplossing,’ zei hij. ‘Dus hij is ook wiskundige. Waar heeft hij gestudeerd?’
‘Een natuurtalent, Jock.’
‘Dat lijkt wel zo.’ Hij liep op me toe, keek me in de ogen en legde zijn handen op mijn schouders. ‘De Held die Igli vernietigt kan zich ieder huis kiezen. Maar zal hij mijn huis vereren door de gastvrijheid van onderdak... en tafel... en bed te accepteren?’
Hij sprak heel ernstig en liet mijn blik niet los; ik kon niet naar Ster kijken voor een aanwijzing. En ik had een aanwijzing nodig. Degene die zelfvoldaan zegt dat goede manieren overal hetzelfde en mensen overal mensen zijn is nooit verder van Lutjebroek verwijderd geweest dan de eerste bushalte. Ik ben niet wereldwijs maar ik had genoeg rond gekeken om dat te begrijpen. Het was een officiële redevoering vol protocol en vroeg om een officieel antwoord.
Ik deed het zo goed mogelijk. Ik legde mijn handen op zijn schouders en zei plechtig: ‘Die eer is veel meer dan ik verdien, Heer.’
‘Maar je aanvaardt het?’ zei hij gretig.
‘Ik aanvaard het van ganser harte.’ (’Hart’ komt er dicht genoeg bij, ik had een beetje moeite met de taal).
Hij scheen een zucht van verlichting te slaken. ‘Geweldig!’ Hij sloeg zijn grote armen om me heen, kuste me op beide wangen en slechts door snel weg te duiken kon ik het vermijden op mijn mond gekust te worden.
Toen ging hij rechtop staan en schreeuwde: ‘Wijn! Bier! Jenever! Wie is er hier voor de drommel aan het luiwammesen? Ik zal iemand levend villen met een roestige nagelvijl ! Stoelen! Bediening voor een Held! Waar hangt iedereen uit?’
Dat laatste zei hij zonder reden; terwijl Ster verhaald had wat een geweldige kerel ik ben hadden zich achttien of vijftig mensen op het terras verzameld, elkaar verdringend om beter te kunnen zien. Daaronder moet zich het dienstpersoneel van die dag bevonden hebben want er werd me een kroes bier in de hand gedrukt en een dubbele borrel 110-proof vuurwater in de andere voor de baas uitgeschreeuwd was. Jocko dronk ad fundum dus deed ik dat ook en was toen blij dat ik op een stoel kon gaan zitten die al achter me stond, want mijn tanden gingen los zitten, mijn schedel werd gelicht en het bier begon net het vuur te doven.