Anderen overstelpten me met stukken kaas, koud vlees, ingelegd zus en zo en ongeïdentificeerde drankjes die allemaal heerlijk smaakten. Ze wachtten niet tot ik iets aannam maar stopten het in mijn mond als ik die maar opende om ‘Prosit!’ te zeggen. Ik at wat me gegeven werd en dat begon al spoedig het fluorwaterstof op te slurpen.
Inmiddels stelde de Doral zijn huishouding aan me voor. Het zou beter geweest zijn als ze chevrons hadden gedragen, want ik heb ze nooit uit elkaar leren houden. Kleren waren ook geen hulp, want zoals de kasteelheer als een landbouwer gekleed was kon het tweede hulpje van de keukenmeid zich met gouden sieraden en haar mooiste feestjurk tooien (en dat deed ze soms ook.) Ze werden ook niet in volgorde van rang voorgesteld.
Ik snapte amper wie de Vrouwe van het Riddergoed was, Jocko’s vrouw — zijn voornaamste vrouw. Ze was een bijzonder knappe oudere vrouw, die wat te zwaar was maar die overtollige ponden waren zeer aantrekkelijk verdeeld. Ze was net zo nonchalant gekleed als Jocko, maar ik kreeg haar gelukkig in de gaten, omdat ze Ster meteen ging begroeten, ze omhelsden elkaar hartelijk als twee oude vriendinnen. Dus ik spitste mijn oren toen ze een ogenblik later aan me werd voorgesteld — als (en dat ving ik op) dé Doral (net als Jocko dé Doral was) maar met de vrouwelijke uitgang.
Ik sprong overeind, greep haar hand, boog me er overheen en drukte mijn lippen erop. Dit is in de verste verte geen Neviaans gebruik, maar het werd bejubeld en Mevrouw Doral bloosde en keek verheugd en Jocko grinnikte trots.
Zij was de enige voor wie ik opstond. Alle mannen en jongens maakten met een diepe buiging een dienaar voor me; alle vrouwen van zes tot zestig maakten een reverence — niet zoals wij die kennen maar in de Neviaanse stijl. Het had meer van een pas van de Twist. Balanceer op één voet, leun zover achterover als je kunt, balanceer dan op de andere voet terwijl je voorover buigt en al die tijd moet je langzaam een golvende beweging maken. Dit klinkt niet erg elegant maar het is het wel, en het bewees dat er op het hele landgoed van de Doral geen reumatiek of hernia voorkwam.
Jocko maakte zich bijna nooit druk over namen. De vrouwen waren ‘Liefje’ en ‘Schatje’ en ‘Snoezepoes’ en hij noemde alle mannen, zelfs zij die ouder schenen te zijn dan hij ‘Zoon’.
Vermoedelijk waren de meesten zijn zonen. Ik heb de situatie in Nevia nooit helemaal begrepen. Het leek op een feodale gemeenschap uit onze eigen geschiedenis — en misschien was het dat ook wel — maar of deze troep de slaven, de lijfeigenen, de knechten van de Doral waren of allemaal leden van éen grote familie, heb ik nooit uit kunnen puzzelen. Ik denk dat het een mengelmoes was. Titels hadden niets te beduiden. De enige titel die Jocko voerde was dat hij door een grammaticale verbuigingsvorm bestempeld werd als dé Doral en niet een van de honderden andere Dorals. Ik heb in deze memoires hier en daar het etiket ‘Heer’ gebruikt, omdat Ster en Rufo dat gebruikten, maar het was niets dan een beleefde aanspreektitel, die overeenkwam met iets dergelijks in het Neviaans. ‘Freiherr’ betekent niet ‘vrij man’ en ‘monsieur’ betekent niet ‘mijn heer’ — je kunt die dingen niet goed vertalen. Ster doorspekte haar woorden met ‘heren’ omdat ze veel te beleefd was om zelfs tegen haar boezemvrienden ‘Hé daar!’ te zeggen.
(De allerbeleefdste vriendelijkheden in het Neviaans zouden je in Amerika een klap in je gezicht bezorgen.)
Toen iedereen was voorgesteld aan de Gordon, Held Eerste Klas, gingen we uiteen om ons voor te bereiden voor het banket dat Jocko, beroofd van zijn drie maanden braspartijen in de plaats gesteld had van zijn eerste plan. Ik werd gescheiden van Ster zowel als van Rufo; ik werd naar mijn appartementen geleid door mijn twee dienaressen.
Jawel, dat zei ik. Vrouwelijk. Meervoud. Het was maar goed dat ik gewend was aan de Europese gewoonte van damesbedienden in herentoiletten. Z.O. Azië en 1’Île du Levant hadden me aan nog meer gewend; op Amerikaanse scholen leren ze je niet hoe je met dienaressen moet omgaan. Zeker niet als ze jong en schattig zijn en uitzonderlijk verlangend om te behagen... en ik had een lange, gevaarlijke dag achter de rug. Toen ik de eerste keer op patrouille was heb ik al geleerd dat niets die bekende biologische aandrang zo verhoogt als beschoten worden en het overleven.
Als er maar één geweest was, was ik misschien te laat voor het diner gekomen. In dit geval chaperonneerden ze elkaar, hoewel niet expres, geloof ik. Ik gaf de roodharige een klap op haar achterwerk toen de andere niet keek en ik dacht dat we een afspraakje hadden voor later.
Nou, je rug laten wassen is ook leuk. Ik werd gewassen, geschoren, gepoetst, gedouched, geurend als een strijdlustige roos en uitgedost met de fraaiste opschik sinds Cecil B. deMille de Bijbel herschreef op tijd door hun afgeleverd bij de feestzaal.
Maar het gala-uniform van een stadhouder dat ik droeg was een werkpak vergeleken bij Sters uitrusting. Ze was eerder op de dag al haar mooie kleren kwijt geraakt, maar onze gastvrouw was erin geslaagd wat voor haar op te scharrelen.
Eerst een japon die Ster van de kin tot de enkels bedekte — als spiegelglas. Het leek op blauwe rook, het omsloot haar nauw en golfde van achteren uit. Daaronder zat ‘lingerie’. Ze scheen omwikkeld te zijn met omstrengelende klimop — maar deze klimop was van goud, afgezet met saffieren. Het boog om haar mooie buik, verdeelde zich in snoeren en omvatte haar borsten. De hele bedekking was minimaal als een bikini, maar veel opzienbarender en veel doeltreffender.
Haar schoenen waren sandalen in een S-bocht van iets doorschijnends en elastisch. Ze schenen nergens door vastgehouden te worden, geen bandjes en geen gespen; haar mooie voeten rustten er naakt op. Daardoor leek het alsof ze ongeveer tien centimeter van de grond op haar tenen liep.
Haar weelderige blonde haar was opgemaakt in een bouwsel dat net zo ingewikkeld was als een volledig opgetuigd schip en bezaaid met saffieren. Ze droeg ook enkele fortuinen aan saffieren hier en daar over haar lichaam verspreid; ik zeg niet waar.
Ze zag me op het zelfde ogenblik dat ik haar in de gaten kreeg. Haar gezicht verhelderde en ze riep in het Engels: ‘Mijn Held, wat ben je móói!’
Ik zei, ‘Hè —’
Toen voegde ik er aan toe: ‘Jij hebt je tijd ook niet verspild. Zit ik naast jou? Je zult me wel moeten helpen.’
‘Nee, nee! Jij zit bij de heren, ik zit bij de dames. Je zult geen moeilijkheden hebben.’
Dit is helemaal geen gekke manier om een banket aan te richten. We hadden allebei gescheiden lage tafels, de mannen op een rij tegenover de dames, met zo’n vijf meter er tussen. Het was niet nodig om met de dames te keuvelen en ze waren allemaal het aankijken waard. De Vrouwe Doral zat tegenover me en stak Ster naar de kroon om de Gouden Appel. Haar toilet was op sommige plaatsen ondoorschijnend, maar niet op de gebruikelijke plaatsen. Het bestond voornamelijk uit diamanten. Ik denk tenminste dat het diamanten waren; ik geloof niet dat ze zulke grote rijnstenen maken.
Er zaten ongeveer twintig mensen aan; twee of drie maal zoveel bedienden liepen in het rond. Drie meisjes deden niets anders dan zorgen dat ik niet van honger of dorst omkwam — ik hoefde niet te leren hoe je hun tafelzilver moest gebruiken; ik raakte het niet eens aan. De meisjes lagen naast me geknield; ik zat op een groot kussen. Later op de avond lag Jocko plat op zijn rug met zijn hoofd op een schoot zodat zijn dienaressen voedsel in zijn mond konden stoppen of een glas aan zijn lippen konden brengen.
Jocko had drie dienaressen net als ik; Ster en Mevrouw Jocko allebei twee; de rest moest zich met een per persoon behelpen. Deze dienaressen toonden aan waarom ik moeite had de spelers uit elkaar te houden zonder programma. Mijn gastvrouw en mijn Prinses waren fantastisch uitgedost, natuurlijk — maar één van mijn lakeien, een zestienjarige zware concurrente voor Miss Nevia, droeg alleen maar juwelen, maar zoveel dat ze fatsoenlijker gekleed was dan Ster of Doral Letva, Vrouwe Doral.