Выбрать главу

Ze gedroegen zich ook niet als bedienden, afgezien van hun hartstochtelijke vastberadenheid om te zorgen dat ik dronken werd en me overat. Ze kwebbelden onder elkaar in een tienertaalje en debiteerden geestigheden over de omvang van mijn spieren, enz., alsof ik er niet bij was. Klaarblijkelijk wordt van helden niet verwacht dat ze praten, want elke keer dat ik mijn mond open deed werd er wat in gestopt.

Er was aldoor iets gaande — dansers, goochelaars, declameren van gedichten — in de ruimte tussen de tafels. Er dwaalden kinderen rond die lekkere hapjes van de schotels gristen voor ze de tafels bereikten. Eén poppetje van een jaar of drie ging op haar hurken tegenover me zitten, één en al grote ogen en open mond en staarde naar me terwijl de dansers maar moesten zien hoe ze haar zo goed mogelijk konden ontwijken. Ik probeerde haar naar me toe te lokken, maar ze bleef alleen maar staren en speelde met haar teentjes.

Een jonkvrouw met een hakkebord liep tussen de tafels rond. Het zou een hakkebord geweest kunnen zijn en het zou een jonkvrouw geweest kunnen zijn.

Toen het feest een uur of twee aan de gang was, stond Jocko op, brulde om stilte, boerde luid, schudde de meisjes van zich af die hem wilden ondersteunen en begon te reciteren. Hetzelfde vers, andere melodie — hij reciteerde mijn wapenfeiten. Ik had gedacht dat hij te dronken was om een limerick op te zeggen, maar hij stak eindeloos de loftrompet, in volmaakte scandering, met ingewikkelde rijmen en kabbelende alliteraties, een verbazingwekkende prestatie van virtuositeit in welsprekendheid.

Hij hield zich aan Sters verhaal, maar borduurde er op voort. Ik luisterde met stijgende bewondering zowel voor hem als dichter als voor die goeie ouwe Gordon, het een-mans-leger. Ik kwam tot de conclusie dat ik een held van jewelste moest zijn, dus toen hij ging zitten, stond ik op.

De meisjes waren er beter in geslaagd me dronken te voeren dan me te laten eten. Het meeste voedsel was vreemd, maar gewoonlijk smakelijk. Maar er was een koude schotel binnengebracht, kleine kikkerachtige wezentjes op ijs, die in hun geheel werden opgediend. Je moest ze in een saus dopen en ze in twee happen opeten.

De griet met de juwelen greep er een, doopte het in de saus en hief het op om me ervan te laten happen. En toen werd het wakker.

Het kleine ding — we zullen hem Elmer noemen — Elmer rolde met zijn ogen en keek me aan, net toen ik in hem wilde bijten.

Ik had plotseling geen honger meer en trok mijn hoofd terug. Juffrouw Juwelierswinkel lachte hartelijk, doopte hem nog eens in en wees me hoe ik het doen moest. Weg Elmer — Ik at een hele poos niets en dronk veel te veel. Iedere keer dat me een hapje aangeboden werd zag ik Elmers pootjes verdwijnen, slikte en nam nog een slok.

Daarom stond ik op.

Toen ik eenmaal stond, viel er een ademloze stilte. De muziek stopte omdat de musici afwachtten wat ze moesten improviseren als achtergrond bij mijn gedicht. Ik besefte plotseling dat ik niets te zeggen had. Helemaal niets. Er was geen schijn van kans dat ik een dankdicht zou kunnen improviseren, een elegant compliment aan mijn gastheer — in het Neviaans. Verdorie, in het Engels zou ik het zelfs niet gekund hebben.

Sters ogen waren op me gericht. Ze keek ernstig en vol vertrouwen.

Dat gaf de doorslag. Ik waagde het niet in het Neviaans; ik wist niet eens meer hoe je de weg naar het herentoilet moest vragen. Dus ging ik met alle registers open in het Engels op ze los. Vachel Lindsay’s ‘Congo’.

Zoveel ervan als ik me herinneren kon, zeg een bladzij of vier. Wat ik reciteerde was dat stuk meeslepend ritme en rijm, dubbelzinnigheden debiterend en verzinnend als ik het niet meer precies wist, en werkelijk al mijn kracht inzettend bij ‘op de tafel slaan met een bezemsteel! Boem! Boem! Boemele boem!’ en het orkest begreep de stemming en we lieten de borden rinkelen.

Het applaus was geweldig en Juffrouw Tiffany greep mijn enkel en drukte er een kus op.

Dus bracht ik bij wijze van dessert E.A. Poe’s ‘Klokken’.

Jocko kuste me op mijn linkeroog en snikte op mijn schouder.

Toen stond Ster op en verklaarde scanderend en op rijm dat ik in mijn eigen land, in mijn eigen taal, onder mijn eigen volk, allen krijgers en artiesten, net zo beroemd was als dichter als als held (wat waar was: nul is gelijk aan nul) en dat ik hen de eer had aangedaan mijn grootste werk te componeren in de parelen van mijn moedertaal, een passende dank voor de Doral en huize Doral voor de gastvrijheid van dak, van tafel en van bed — en dat ze te gelegener tijd haar best zou doen mijn gedicht in hun taal over te zetten.

We kregen samen de Oscar.

Toen brachten ze het pièce de résistance binnen, een in zijn geheel geroosterd dier dat door vier man werd binnengedragen. Naar de grootte en de vorm te oordelen had het geroosterde boer kunnen zijn. Maar het was dood en het rook heerlijk en ik at er een heleboel van en dat ontnuchterde me. Na het vlees kwamen er nog maar acht of negen gangen, soepen en sorbets en dergelijke liflafjes. Het feest werd ongedwongener en de mensen bleven niet meer aan hun eigen tafels zitten. Een van mijn meisjes viel in slaap en liet mijn wijnglas omvallen en toen merkte ik dat de meesten waren weggegaan.

Doral Letva leidde me, geflankeerd door twee meisjes, naar mijn kamer en bracht me naar bed. Ze doofden de lichten gedeeltelijk en trokken zich terug terwijl ik nog trachtte een hoffelijk welterusten in hun taal onder woorden te brengen. Ze kwamen terug nadat ze alle juwelen en andere beletselen afgelegd hadden en poseerden naast mijn bed, de Drie Gratiën. Ik was tot de conclusie gekomen dat de jongeren mama’s dochters waren. Het oudste meisje was misschien achttien, rijp, en een beeld van wat mama op die leeftijd geweest moest zijn; de jongste scheen vijf jaar jonger, amper huwbaar, voor haar leeftijd net zo mooi en heel zelfbewust. Ze bloosde en liet haar ogen zakken toen ik naar haar keek. Maar haar zuster keek, brutaal provocerend, met zwoele ogen terug.

Hun moeder legde, met een arm om hun middel, eenvoudig maar op rijm uit dat ik hun dak en hun tafel eer had aangedaan — en nu hun bed. Wat behaagde een Held? Eén? Of twee? Of alle drie?

Ik ben benauwd. Dat weten we al. Als die kleine zuster niet net ongeveer zo groot geweest was als de kleine bruine zusters, waar ik in het verleden bang van was geweest, had ik misschien meer aplomb kunnen tonen.

Maar, verdomme, die deuren konden niet op slot. Het waren alleen maar open bogen. En Jocko, die vent, kon elk ogenblik wakker worden; ik wist niet waar hij was. Ik zal niet zeggen dat ik nooit met een getrouwde vrouw naar bed ben geweest of met iemands dochter in zijn eigen huis — maar in die kwesties gebruikte ik de Amerikaanse camouflage-gewoonten. Dit botte aanbod maakte me banger dan de Gehoornde Geiten. Ik bedoel ‘Geesten’.

Ik deed mijn best mijn besluit in dichterlijke taal in te kleden. Daar slaagde ik niet in, maar ze begrepen dat het negatief was.

Het kleine meisje begon te grienen en nam de vlucht. Haar zuster keek woedend, snauwde: ‘Héld!’ en ging achter haar aan. Mama keek me alleen maar aan en verliet de kamer. Een minuut of twee later kwam ze terug. Ze sprak heel officieel, hield zich kennelijk sterk in bedwang en wenste te weten of een andere vrouw in dit huis de goedkeuring van de Held had kunnen wegdragen? Haar naam, alstublieft? Of kon ik haar beschrijven? Of wilde ik ze laten aantreden zodat ik haar aan kon wijzen?

Ik deed mijn best om uit te leggen, dat als er sprake van keuze was, zij mijn keus zou zijn — maar dat ik moe was en alleen wenste te slapen.

Letva pinkte tranen weg, wenste me de rust die een held toekomt en verdween voor de tweede keer en zelfs nog sneller. Ik dacht een ogenblik dat ze me een klap in mijn gezicht zou geven.