Выбрать главу

‘Ik ben gisteravond bij de ziekenkamer langsgegaan,’ gaf Tyrion te kennen. ‘Er was geen verandering. Dat leek de maester een hoopvol teken.’

‘Ik wil niet dat Brandon doodgaat,’ zei Tommen timide. Hij was een lieve jongen. Heel anders dan zijn broer, maar Jaime en Tyrion waren per slot van rekening ook niet elkaars evenbeeld.

‘Heer Eddard had ook een broer die Brandon heette,’ peinsde Jaime. ‘Een van de gijzelaars die door Targaryen vermoord werden. Een onfortuinlijke naam, naar het schijnt.’

‘Toch niet zó onfortuinlijk,’ zei Tyrion. De bediende bracht zijn bord. Hij brak een homp zwart brood af.

Cersei sloeg hem bedachtzaam gade. ‘Wat bedoel je?’

Tyrion wierp haar een scheve glimlach toe. ‘Ach, alleen dat Tommen wel eens zijn zin zou kunnen krijgen. De maester denkt dat de jongen misschien blijft leven.’ Hij nam een slok bier. Myrcella hapte van blijdschap naar adem en Tommen glimlachte nerveus, maar het waren niet de kinderen op wie Tyrion lette. De blik die Jaime en Cersei wisselden duurde slechts één tel, maar ontging hem niet. Toen sloeg zijn zuster haar ogen neer naar het tafelblad. ‘Dat is geen opluchting. Die noordelijke goden zijn wreed dat ze het kind met die pijn verder laten leven.’

‘Wat zei de maester precies?’ vroeg Jaime.

Het spek kraakte toen hij erin beet. Tyrion kauwde even bedachtzaam en zei toen: ‘Hij denkt dat de jongen anders al dood zou zijn geweest. Het duurt nu al vier dagen zonder dat er verandering optreedt.’

‘Wordt Bran weer beter, oom?’ vroeg de kleine Myrcella, die qua schoonheid sprekend op haar moeder leek en qua karakter volstrekt niet.

‘Zijn rug is gebroken, kleintje,’ zei Tyrion tegen haar. ‘Door de val zijn ook zijn benen verbrijzeld. Ze houden hem met honing en water in leven, anders zou hij sterven van de honger. Als hij bijkomt kan hij misschien echt voedsel eten, maar hij zal nooit meer lopen.’

‘Als hij bijkomt,’ herhaalde Cersei. ‘Is dat waarschijnlijk?’

‘Dat weten slechts de goden,’ zei Tyrion. ‘De maester kan alleen maar hopen.’ Hij werkte nog wat brood weg. ‘Ik zou zweren dat de jongen in leven wordt gehouden door die wolf van hem. Het beest zit dag en nacht voor zijn raam te huilen. Telkens als ze het wegjagen komt het weer terug. De maester vertelde me dat ze een keer het raam dichtgedaan hadden om het lawaai buiten te sluiten, en dat Bran toen zwakker leek te worden. Toen ze het weer openden werd zijn hartslag krachtiger.’

De koningin huiverde. ‘Die beesten hebben iets onnatuurlijks,’ zei ze. ‘Ze zijn gevaarlijk. Ik wil niet dat er ook maar ééntje mee naar het zuiden gaat.’

Jaime zei: ‘Dan zal het je nog moeilijk vallen om ze tegen te houden, zuster. Ze volgen die meisjes overal.’

Tyrion begon aan zijn vis. ‘Gaan jullie dan al snel weg?’

‘Nog lang niet snel genoeg,’ zei Cersei. Toen fronste ze haar voorhoofd. ‘Gaan wij weg?’ echode ze. ‘En jij dan? Alle goden, je wilt toch niet beweren dat je hier blijft?’

Tyrion haalde zijn schouders op. ‘Benjen Stark gaat met de bastaard van zijn broer naar de Nachtwacht terug. Ik heb zin om mee te gaan en die Muur waar we allemaal zo veel over gehoord hebben eens te bekijken.’

Jaime glimlachte. ‘Ik hoop niet dat je overweegt ons te verruilen voor het zwart, lieve broer.’

Tyrion lachte. ‘Wat, ik als celibatair? Dan zouden de hoeren van Dorne tot de Rots van Casterling aan de bedelstaf raken. Nee, ik wil gewoon boven op de Muur staan en van de rand van de wereld pissen.’

Abrupt stond Cersei op. ‘De kinderen hoeven die smeerpijperij niet te horen. Tommen, Myrcella, kom mee.’ Ze beende energiek het ochtendvertrek uit met haar sleep en haar kroost achter zich aan. Jaime Lannister bekeek zijn broer peinzend met die koele groene ogen van hem. ‘Stark weigert vast om Winterfel te verlaten nu zijn zoon tussen leven en dood zweeft.’

‘Niet als Robert het beveelt,’ zei Tyrion. ‘En dat zal Robert doen ook. Heer Eddard kan hoe dan ook niets voor de jongen doen.’

‘Hij zou een einde aan zijn lijden kunnen maken,’ zei Jaime. ‘Dat zou ik doen als het mijn zoon was. Het zou barmhartig zijn.’

‘Ik raad je aan zoiets niet ten overstaan van heer Eddard te suggereren, lieve broer,’ zei Tyrion. ‘Hij zou het je niet in dank afnemen.’

‘Ook al blijft de jongen leven, hij zal verlamd blijven. Nog erger dan verlamd: mismaakt. Ik ga liever meteen dood.’

Tyrion reageerde door zijn schouders op te halen, wat zijn bochel nog eens extra accentueerde. ‘Namens de mismaakten ben ik zo vrij om met je van mening te verschillen. De dood is zo vreselijk definitief, terwijl het leven vol mogelijkheden is.’

Jaime glimlachte. ‘Jij bent een verdorven kleine kobold, hè?’

‘O ja,’ gaf Tyrion toe. ‘Ik hoop echt dat die jongen bijkomt. Het zou me heel erg interesseren om te horen wat hij te zeggen heeft.’

De glimlach van zijn broer stremde als zure melk. ‘Tyrion, lieve broer,’ zei hij somber, ‘soms vraag ik me af aan wiens kant je eigenlijk staat.’

Tyrions mond zat vol met brood en vis. Hij nam een slok sterk zwart bier om alles weg te spoelen. Toen wierp hij Jaime een wolfachtige grijns toe. ‘Maar Jaime, lieve broer van me,’ zei hij. ‘Nu kwets je me. Je weet hoe dierbaar mijn familie me is.’

Jon

Jon klom traag de trap op en probeerde er niet bij stil te staan dat dit misschien de allerlaatste maal was. Spook stapte geluidloos naast hem voort. Buiten wervelde de sneeuw door de kasteelpoorten en de binnenplaats was een en al luidruchtige chaos, maar achter de stenen muren was het nog warm en rustig. Te rustig, naar Jons zin. Hij bereikte de overloop en talmde even, enigszins huiverig. Spook duwde zijn snuit tegen Jons hand. Dat gaf hem moed. Hij rechtte zijn rug en ging de kamer binnen.

Daar zat vrouwe Stark naast zijn bed. Ze zat er nu al bijna twee weken dag en nacht. Ze was geen ogenblik van Brans zijde geweken. Ze liet daar haar maaltijden naartoe brengen, en ook kamerpotten, en ze had er een smal, hard bed laten neerzetten om op te slapen, al werd er gezegd dat ze nauwelijks een oog dichtdeed. Ze voerde hem zelf, het mengsel van honing, water en kruiden dat hem in leven hield. Ze verliet de kamer geen ogenblik. Dus was Jon weggebleven. Maar nu kon dat niet meer.

In de deuropening bleef hij even staan, bang om iets te zeggen, bang om dichterbij te komen. Het raam stond open. Daarbuiten huilde een wolf. Spook hoorde het en hief zijn kop op. Vrouwe Stark keek zijn kant op. Een ogenblik lang leek ze hem niet te herkennen. Eindelijk knipperde ze met haar ogen. ‘Wat kom jij hier doen?’ vroeg ze op merkwaardig vlakke en emotieloze toon.

‘Ik kwam Bran opzoeken,’ zei Jon. ‘Om afscheid te nemen.’

Haar gezicht veranderde niet. Haar lange, kastanjebruine haar was dof en zat in de war. Ze zag er twintig jaar ouder uit. ‘Dat heb je dan nu gedaan. Ga maar weer weg.’

Een deel van hem wilde niets liever dan vluchten, maar als hij dat deed zou hij Bran misschien nooit meer zien, wist hij. Hij deed een nerveuze stap in de richting van het bed. ‘Alstublieft,’ zei hij. In haar ogen roerde zich iets kils. ‘Ik zei toch dat je weg moest gaan?’ zei ze. ‘We kunnen je hier niet gebruiken.’

Vroeger zou hij na zoiets de benen hebben genomen. Vroeger had zoiets hem misschien zelfs aan het huilen gebracht. Nu werd hij er alleen maar kwaad om. Binnenkort zou hij een Gezworen Broeder van de Nachtwacht zijn en grotere gevaren dan Catelyn Tulling Stark het hoofd moeten bieden. ‘Hij is mijn broer,’ zei hij.

‘Moet ik de wacht roepen?’

‘Doet u dat gerust,’ zei Jon uitdagend. ‘U kunt toch niet voorkomen dat ik hem zie.’ Hij liep de kamer door, waarbij hij het bed tussen hen in hield, en keek neer op de liggende Bran. Ze hield een van zijn handen vast. Die leek op een klauw. Dit was niet de Bran die hij zich herinnerde. Al het vlees was eraf: hij was een strak vel over stakerige botten. De benen onder de dekens waren verwrongen op een manier die Jon onpasselijk maakte. Zijn ogen waren diep weggezonken in zwarte gaten. Ze waren open maar zagen niets. Door de val was hij op de een of andere manier gekrompen. Hij leek half op een blad dat door de eerste de beste harde wind het graf ingeblazen zou worden.