Выбрать главу

‘Nee,’ herhaalde ze.

Toen zette hij haar overeind en trok haar naar zich toe om het laatste zijden kledingstuk te verwijderen. De nachtlucht voelde kil aan op haar naakte huid. Ze huiverde en kreeg kippenvel op haar armen en benen. Ze was bang voor wat er nu zou komen, maar een tijdlang gebeurde er niets. Khal Drogo zat met gekruiste benen naar haar te kijken en dronk haar lichaam met zijn ogen in. Na verloop van tijd begon hij haar aan te raken. Eerst vluchtig, toen nadrukkelijker. Ze voelde de ruige kracht van zijn handen, maar hij deed haar absoluut geen pijn. Hij nam haar hand in de zijne en streek een voor een over haar vingers. Hij liet één hand zachtjes over haar been glijden. Hij streelde haar gezicht, tekende de welving van haar oorschelpen na en liet één vinger voorzichtig rond haar mond gaan. Hij schoof allebei zijn handen in haar haren en begon het met zijn vingers te kammen. Hij keerde haar om en kneedde haar schouders, en liet een knokkel langs haar ruggengraat glijden. Het leek alsof er uren verstreken waren voor zijn handen ten slotte naar haar borsten tastten. Hij streelde de zachte huid aan de onderkant totdat die tintelde. Hij omcirkelde haar tepels met zijn duimen, nam ze tussen duim en wijsvinger en begon te trekken, eerst heel zacht, toen harder, tot haar tepels stijf werden en begonnen te schrijnen.

Toen hield hij op en trok haar op zijn schoot. Dany was warm en ademloos en het hart klopte haar in de keel. Hij nam haar gezicht tussen zijn brede handen en keek haar recht aan. ‘Nee?’ zei hij, en ze wist dat het een vraag was.

Ze nam zijn hand en bracht die naar de vochtige plek tussen haar dijen. ‘Ja,’ fluisterde ze terwijl ze zijn vinger bij zich naar binnen schoof.

Eddard

Het bevel kwam in het uur voor het ochtendgloren, toen de wereld stil en grijs was.

Alyn rukte hem ruw uit zijn dromen en Ned struikelde slaapdronken de kilte voor de dageraad in. Hij trof zijn paard gezadeld aan, en de koning was al opgestegen. Robert droeg dikke bruine handschoenen en een zware bontmantel waarvan de kap over zijn oren getrokken was, en hij leek sprekend op een beer te paard.

‘Opstijgen, Stark!’ bulderde hij. ‘Schiet op! We hebben staatszaken te bespreken.’

‘Maar Uwe Genade,’ zei Ned, ‘komt u dan liever binnen.’ Alyn tilde de tentflap op.

‘Nee, nee, nee,’ zei Robert. Zijn adem dampte bij ieder woord.

‘Het kamp barst van de oren. Bovendien wil ik een rit maken om eens een kijkje te nemen in dat land van jou.’ Achter hem stonden ser Boros en ser Meryn klaar met een twaalftal wachters, zag Ned. Er zat niets anders voor hem op dan de slaap uit zijn ogen te wrijven, zich aan te kleden en op te stijgen. Robert gaf het tempo aan en liet zijn grote zwarte strijdros er flink de pas in zetten. Ned galoppeerde naast hem en deed zijn best hem bij te houden. Hij riep hem al rijdend een vraag toe, maar zijn woorden verwaaiden in de wind en de koning hoorde hem niet. Daarna reed Ned maar zwijgend verder. Al snel verlieten ze de Koningsweg en sloegen af naar de golvende vlakten waarboven een donkere mist hing. Intussen was de wacht wat teruggezakt, veilig buiten gehoorsafstand, maar Robert ging nog steeds niet langzamer rijden. De ochtend gloorde toen ze de top van een lage heuvel bereikten, en ten langen leste hield de koning halt. Inmiddels waren ze mijlen ten zuiden van de hoofdstoet. Toen Ned naast hem de teugels inhield had Robert een kleur van plezier en opwinding. ‘Alle goden,’ vloekte hij lachend, ‘wat is het heerlijk om er eens uit te zijn en te rijden, echt te rijden! Ik zweer je Ned, die slakkengang is om gek van te worden.’ Hij had nooit veel geduld gehad, Robert Baratheon.

‘Die verrekte huiswagen, zoals die knarst en kreunt en elke hobbel in de weg beklimt alsof het een berg is… Ik kan je wel vertellen, als dat rotding nog eens een as breekt steek ik er de brand in, en dan kan Cersei gaan lopen!’

Ned lachte. ‘Ik zal met genoegen de fakkel voor je aansteken.’

‘Beste kerel!’ De koning gaf hem een klap op zijn schouder. ‘Weet je dat ik overweeg om ze allemaal achter te laten en gewoon door te rijden?’

Om Neds lippen zweemde een lachje. ‘Ik geloof dat je het nog meent ook.’

‘Doe ik ook,’ zei de koning. ‘Hoe denk je erover, Ned. Alleen jij en ik, twee ridders die over de Koningsweg zwerven, ons zwaard opzij en de goden weten wat voor onbekende zaken vóór ons, en misschien een boerendochter of een kroegmeid om vannacht ons bed te warmen.’

‘Ik wou dat het kon,’ zei Ned, ‘maar we hebben nu verplichtingen, heer koning… jegens het rijk, jegens onze kinderen, ik tegenover mijn vrouwe en u tegenover uw koningin. We zijn niet meer de jongens van vroeger.’

‘Jij bent nooit de jongen van vroeger geweest,’ mopperde Robert.

‘Des te erger. En toch, die ene keer… hoe heette ze, dat volksmeisje van je? Becca? Nee, dat was er eentje van mij, de goden hebben haar lief, zwarte haren en van die lieve, grote ogen, je kon erin verdrinken. De jouwe was… Aleena? Nee. Je hebt het me een keer verteld. Was het Merryl? Je weet wie ik bedoel, de moeder van je bastaard?’

‘Die heette Wylla,’ antwoordde Ned kil en beleefd, ‘en ik praat liever niet over haar.’

‘Wylla. Ja.’ De koning grijnsde. ‘Dat moet een opmerkelijke meid zijn geweest, dat ze lord Eddard Stark zijn eer kon doen vergeten, al was het maar voor een uur. Je hebt me nooit verteld hoe ze eruitzag…’

Neds mond werd een boze streep. ‘En dat doe ik niet ook. Als ik je zo dierbaar ben als je zegt praat je er niet meer over, Robert. Ik heb mezelf onteerd en ik heb Catelyn onteerd, voor het aangezicht van goden en mensen.’

‘Barmhartige goden, je kende Catelyn nauwelijks.’

‘Ik had haar tot vrouw genomen. Ze droeg mijn kind.’

‘Je valt jezelf te hard, Ned. Dat heb je altijd gedaan. Verdorie nog aan toe, geen enkele vrouw wil Baelor de Gezegende in haar bed.’

Hij sloeg met een hand op zijn knie. ‘Nou ja, ik zal niet langer aandringen als je er zo over denkt. Maar ik zweer je, soms ben je zo prikkelbaar dat je een egel als wapenteken zou moeten nemen.’

De rijzende zon stak vingers van licht door de bleekwitte ochtendmist. Beneden hen strekte zich een weidse vlakte uit, kaal en bruin. De eentonigheid ervan werd hier en daar onderbroken door langwerpige, lage bulten. Ned wees ernaar. ‘De grafterpen van de Eerste Mensen.’

Robert fronste zijn voorhoofd. ‘Zijn we op een kerkhof beland?’

‘Overal in het noorden zijn grafterpen, Uwe Genade,’ zei Ned.

‘Dit land is oud.’

‘En koud,’ gromde Robert terwijl hij zijn mantel dichter om zich heen trok. De wacht had een flink eind achter hen halt gehouden, aan de voet van de heuvel. ‘Nou ja, ik heb je niet meegenomen om over graven te praten of over je bastaard te bekvechten. Er is vannacht een ruiter gearriveerd, van heer Varys in Koningslanding. Hier.’

De koning trok een papier uit zijn gordel en stak het Ned toe. De eunuch Varys was de meester van de koninklijke fluisteraars. Hij was nu in dienst van Robert, zoals hij vroeger Aerys Targaryen had gediend. Vol vrees en beven rolde Ned het papier uit, denkend aan Lysa en haar vreselijke beschuldiging, maar het bericht ging niet over vrouwe Arryn. ‘Wat is de bron van deze informatie?’

‘Herinner je je ser Jorah Mormont?’

‘Ik wou dat ik hem kon vergeten,’ zei Ned onomwonden. De Mormonts van Bereneiland waren een oud geslacht, trots en eerzaam, maar hun gebied was koud, veraf en arm. Ser Jorah had geprobeerd de familiegeldkist te spekken door een paar stropers aan een slavenhandelaar uit Tyros te verkopen. Omdat de Mormonts baanderheren van de Starks waren, was het noorden door deze misdaad onteerd. Ned had heel de lange weg naar het Bereneiland in het westen afgelegd om na aankomst te ontdekken dat Jorah per schip de zeeengte was overgestoken en zich buiten bereik van IJs en ’s konings gerechtigheid bevond. Sindsdien waren er vijf jaar verstreken.