Выбрать главу

Zijn eigen verre voorvader, koning Loren van de Rots, had getracht dat vuur te weerstaan toen hij zich bij koning Mern van de Vlakte had gevoegd om de binnenvallende Targaryens te weerstaan. Dat was bijna driehonderd jaar geleden, toen de Zeven Koninkrijken nog koninkrijken waren, niet slechts provincies van een groter geheel. Samen hadden de Twee Koningen zeshonderd banieren bijeengeroepen, vijfduizend ridders te paard en nog tienmaal zoveel vrijruiters en krijgsknechten. Aegon de Drakenvorst had misschien een vijfde van dat aantal, zeiden de kroniekschrijvers, en het merendeel daarvan had hij ingelijfd uit het leger van de koning die hij het laatst had gedood, zodat hun loyaliteit niet vaststond. De legermachten waren samengekomen op de weidse vlakten van het Rak, temidden van gulden tarwevelden die rijp waren om te oogsten. Toen de Twee Koningen in de aanval gingen waren de soldaten van Targaryen sidderend alle kanten op gevlucht. Kortstondig, schreven de kroniekschrijvers, was de inval gestuit… maar slechts even, totdat Aegon Targaryen en zijn zusters zich in de strijd mengden. Dat was de enige keer dat Vhaghar, Meraxes en Balerion alle drie tegelijk ontketend waren. De zangers hadden dat het Veld van Vuur genoemd.

Bijna vierduizend man waren die dag verbrand, onder wie koning Mern van de Vlakte. Koning Loren was ontkomen en lang genoeg blijven leven om zich over te geven, de Targaryens onderworpenheid te zweren en een zoon te verwekken, waarvoor Tyrion naar behoren dankbaar was.

‘Waarom leest u zoveel?’

Bij het horen van de stem keek Tyrion op. Jon Sneeuw stond een paar voet verderop nieuwsgierig naar hem te kijken. Hij sloeg het boek dicht met een vinger ertussen en zei: ‘Kijk naar me en zeg dan wat je ziet.’

De jongen keek hem wantrouwig aan. ‘Is dit een of ander trucje?

Ik zie u. Tyrion Lannister.’

Tyrion zuchtte. ‘Voor een bastaard ben je opvallend beleefd, Sneeuw. Wat je ziet is een dwerg. Hoe oud ben jij, twaalf?’

‘Veertien,’ zei de jongen.

‘Veertien, en nu al langer dan ik ooit zal zijn. Mijn benen zijn kort en krom en ik loop moeilijk. Ik heb een speciaal zadel nodig om niet van mijn paard te vallen. Een zadel dat ik zelf ontworpen heb, voor het geval het je interesseert. Ik kon kiezen: of dat, of op een pony rijden. Mijn armen zijn vrij sterk, maar alweer te kort. Ik zal nooit een zwaardvechter worden. Als ik als boer geboren was hadden ze me misschien ergens buiten neergelegd om dood te gaan of me aan een of andere slavenhandelaar met een curiositeitenkabinet verkocht. Helaas, ik ben als Lannister van de Rots van Casterling geboren, wat jammer is voor de curiositeitenkabinetten. Er worden dingen van me verwacht. Mijn vader was twintig jaar lang de Hand des Konings. Het geval wil dat mijn broer die koning later heeft vermoord, maar het leven is vol van zulke kleine ironische gebeurtenissen. Mijn zuster is met de nieuwe koning getrouwd en mijn weerzinwekkende neefje zal de volgende koning zijn. Ik moet mijn steentje bijdragen aan de eer van mijn Huis, lijkt je ook niet? Maar hoe dan? Welnu, mijn benen mogen dan te kort zijn voor mijn lijf, mijn hoofd is weer te groot, al denk ik zelf liever dat het precies groot genoeg is voor mijn geest. Ik heb een realistische kijk op mijn eigen sterke en zwakke punten. Mijn geest is mijn wapen. Mijn broer heeft zijn zwaard, koning Robert heeft zijn strijdhamer, en ik heb mijn geest… en een geest heeft boeken nodig zoals een zwaard een wetsteen, wil het zijn scherpte behouden.’ Tyrion tikte op het leren omslag van het boek.

‘Daarom lees ik zoveel, Jon Sneeuw.’

De jongen nam het allemaal zwijgend in zich op. Hij had het gezicht van de Starks, al droeg hij de naam niet: lang, plechtig, waakzaam, een gezicht dat niets verried. Wie zijn moeder ook geweest mocht zijn, ze had weinig van zichzelf aan haar zoon nagelaten.

‘Waar leest u over?’ vroeg hij.

‘Draken,’ lichtte Tyrion hem in.

‘Waar is dat goed voor? Er zijn geen draken meer,’ zei de jongen met de gladde zelfverzekerdheid van de jeugd.

‘Dat zeggen ze,’ antwoordde Tyrion. ‘Treurig, nietwaar? Toen ik zo oud was als jij droomde ik ervan een eigen draak te hebben.’

‘O ja?’ zei de jongen achterdochtig. Misschien dacht hij dat Tyrion de draak met hem stak.

‘Jazeker. Zelfs een onvolgroeid, mismaakt, lelijk jongetje kan vanaf een drakenrug op de wereld neerkijken.’ Tyrion schoof het berenvel van zich af en krabbelde overeind. ‘Ik stak altijd vuren aan in de ingewanden van de Rots van Casterling, en dan staarde ik urenlang in de vlammen en deed of het dr aken vuur was. Soms zag ik mijn vader branden. Andere keren mijn zuster.’ Jon Sneeuw staarde hem aan met een blik waarin ontzetting en fascinatie om het hardst streden. Tyrion lachte ruw. ‘Kijk me niet zo aan, bastaard. Ik ken je geheim. Jij hebt net zulke dromen gehad.’

‘Nee,’ zei Jon Sneeuw ontzet. ‘Ik zou geen…’

‘Nee? Nooit?’ Tyrion trok een wenkbrauw op. ‘Nou, dan zijn de Starks ongetwijfeld verschrikkelijk goed voor je geweest. Vrouwe Stark behandelt je vast en zeker alsof je haar eigen kind bent. En je broer Robb, die is altijd aardig geweest, en waarom ook niet? Hij krijgt Winterfel en jij de Muur. En je vader… die moet een goede reden hebben gehad om je bij de Nachtwacht op te bergen…’

‘Hou op,’ zei Jon Sneeuw, zijn gezicht donker van woede. ‘De Nachtwacht is een nobele roeping!’

Tyrion lachte. ‘Je bent veel te slim om dat te geloven. De Nachtwacht is een beerput voor al het vuilnis van het Rijk. Ik heb je naar Yoren en zijn jongens zien kijken. Dat zijn je nieuwe broers, Jon Sneeuw. Hoe bevallen ze je? Stuurse boeren, schuldenaars, stropers, verkrachters, dieven en bastaarden zoals jij eindigen allemaal op de Muur om daar rond te neuzen naar gnurkers en snaaien en al die andere monsters waarvoor je baker je gewaarschuwd heeft. Het pluspunt is dat gnurkers en snaaien niet bestaan, dus dat het werk niet echt gevaarlijk is. Het minpunt is dat je ballen eraf vriezen, maar aangezien je je toch niet mag voortplanten denk ik niet dat dat iets uitmaakt.’

‘Hou op!’ schreeuwde de jongen. Hij deed een stap naar voren, zijn handen tot vuisten gebald, bijna in tranen.

Absurd genoeg voelde Tyrion zich plotseling schuldig. Hij deed ook een stap naar voren, van plan de jongen een geruststellend schouderklopje te geven of een verontschuldiging te prevelen. Hij zag absoluut niet waar de wolf vandaan kwam, of hoe hij besprongen werd. Het ene ogenblik liep hij naar Sneeuw en het volgende ogenblik lag hij plat op zijn rug op de harde rotsgrond. Het boek was bij zijn val uit zijn hand geslingerd, de harde klap had hem de adem benomen en zijn mond zat vol met aarde, bloed en rottende bladeren. Toen hij wilde opstaan schoot er een pijnscheut door zijn rug. Hij moest hem bij zijn val verdraaid hebben. Hij knarsetandde van frustratie, greep een boomwortel en trok zich tot zithouding op. ‘Help eens,’ zei hij tegen de jongen en stak een hand uit.

En plotseling stond de wolf tussen hen in. Hij gromde niet. Het rotbeest liet niet één geluid horen, het keek hem alleen maar aan met die felrode ogen en liet hem zijn tanden zien, en dat was meer dan genoeg. Met een grom liet Tyrion zich weer achteroverzakken. ‘Help me dan maar niet. Ik blijf wel zo liggen tot jij weg bent.’

Jon Sneeuw streelde de dikke witte vacht van Spook. Nu glimlachte hij. ‘Als u het vriendelijk vraagt.’

Tyrion Lannister voelde hoe de razernij zich in hem samenbalde en drukte die met kracht de kop in. Het was niet de eerste keer in zijn leven dat hij vernederd werd, en het zou ook de laatste niet zijn. Misschien had hij dit zelfs verdiend. ‘Ik zou je heel dankbaar zijn als je zo vriendelijk zou willen zijn me te helpen, Jon,’ zei hij op milde toon.