Выбрать главу

‘Zit, Spook,’ zei de jongen. De schrikwolf ging op zijn achterpoten zitten. De rode ogen lieten Tyrion geen ogenblik uit het oog. Jon liep achter hem om, stak zijn handen onder zijn armen en zette hem met gemak overeind. Toen raapte hij het boek op en gaf het terug.

‘Waarom heeft hij me aangevallen?’ vroeg Tyrion terwijl hij tersluiks naar de schrikwolf gluurde. Hij veegde met de rug van zijn hand het bloed en de aarde van zijn mond.

‘Misschien dacht hij dat u een gnurker was.’

Tyrion keek hem scherp aan. Toen schoot hij in de lach, een rauw gesnork van vrolijkheid dat geheel buiten zijn wil door zijn neus naar buiten barstte. ‘O goden,’ zei hij, hoofdschuddend en stikkend van de lach. ‘Ik zal er ook wel als een gnurker uitzien. En wat doet hij met een snaai?’

‘Dat wilt u vast niet weten.’ Jon raapte de wijnzak op en gaf hem aan Tyrion.

Tyrion trok de stop eruit, boog zijn hoofd achterover en liet een flinke stroom in zijn mond spuiten. De wijn klokte als verkoelend vuur zijn keelgat in en verwarmde hem vanbinnen. Hij hield Jon Sneeuw de zak voor. ‘Jij ook wat?’

De jongen pakte de wijnzak aan en nam behoedzaam een slokje.

‘Het is waar, hè?’ zei hij toen hij klaar was. ‘Wat u over de Nachtwacht zei.’

Tyrion knikte.

De mond van Jon Sneeuw werd een grimmige streep. ‘Als dat zo is, dan is het zo.’

Tyrion grijnsde naar hem. ‘Goed zo, bastaard. De meeste mensen ontkennen een harde waarheid liever dan dat ze die onder ogen zien.’

‘De meeste mensen wel,’ zei de jongen. ‘Maar u niet.’

‘Nee,’ beaamde Tyrion, ‘ik niet. Ik droom zelfs nog maar zelden van draken. Er zijn geen draken.’ Hij raapte het gevallen berenvel op. ‘Kom, laten we naar het kamp teruggaan voor je oom de banieren bijeenroept.’

Het was een korte wandeling, maar de bodem was oneffen, en tegen de tijd dat ze terug waren had hij ernstige beenkramp. Jon Sneeuw stak een hand uit om hem over een verwarde massa wortels heen te helpen, maar die schudde Tyrion af. Hij kwam er zelf wel. Dat deed hij zijn hele leven al. Maar toch bood het kamp een welkome aanblik. De schuilhutten waren opgezet tegen de afgebrokkelde muur van een lang geleden verlaten hofstede die beschutting bood tegen de wind. De paarden waren gevoederd en er was vuur gemaakt. Yoren zat op een steen een eekhoorn te villen. Een aanlokkelijke stamppotgeur bereikte Tyrions neusgaten. Hij sleepte zich naar de pot waarin zijn knecht Morrec stond te roeren. Morrec stak hem zwijgend de grote lepel toe. Tyrion proefde ervan en gaf hem terug. ‘Meer peper,’ zei hij.

Uit de schuilhut die hij met zijn neef deelde dook Benjen Stark op. ‘Dus daar ben je Jon, verdomme, je moet er niet zo in je eentje vandoor gaan. Ik dacht dat de Anderen je gegrepen hadden.’

‘Het waren de gnurkers,’ informeerde Tyrion hem grijnzend. Jon Sneeuw glimlachte. Stark wierp Yoren een verwonderde blik toe. De oude man knorde, haalde zijn schouders op en wijdde zich weer aan zijn bloederige klus.

Dankzij de eekhoorn werd de stamppot wat substantiëler. Ze aten hem ’s avonds rond het kampvuur, met zwart brood en harde kaas. Tyrion liet zijn wijnzak rondgaan totdat zelfs Yoren ontdooide. Een voor een zochten de leden van het gezelschap hun schuilhut op om te gaan slapen, behalve Jon Sneeuw, die de eerste wacht van die nacht had getrokken.

Tyrion was zoals altijd de laatste die zich terugtrok. Toen hij de hut instapte die zijn mannen voor hem opgezet hadden bleef hij staan en keek om naar Jon Sneeuw. De jongen stond bij het vuur in de vlammen te staren, zijn gezicht strak en onbeweeglijk. Tyrion Lannister glimlachte treurig en ging naar bed.

Catelyn

Ned en de meisjes waren acht dagen weg toen Maester Luwin op een dag in Brans ziekenkamer bij haar kwam met een leeslamp en de boekhouding. ‘Hoog tijd om de financiën naTe kijken, vrouwe,’ zei hij. ‘U wilt vast wel weten wat het koninklijk bezoek ons heeft gekost.’

Catelyn keek naar Bran op zijn ziekbed en streek het haar van zijn voorhoofd. Ze realiseerde zich dat het erg was gegroeid. Ze zou het binnenkort moeten knippen. ‘Ik heb geen cijfers nodig, Maester Luwin,’ zei ze tegen hem, zonder haar ogen van Bran af te wenden.

‘Ik weet wat dat bezoek ons heeft gekost. Neem die boeken maar weer mee.’

‘Vrouwe, het gezelschap van de koning had een gezonde eetlust. We moeten onze voorraden aanvullen voordat…’

Ze liet hem niet uitspreken. ‘Neem die boeken maar weer mee, zei ik. De rentmeester zorgt wel dat er in onze behoeften voorzien wordt.’

‘We hebben geen rentmeester,’ bracht Maester Luwin haar in herinnering. Net zo’n kleine, grijze rat die niet loslaat, dacht ze. ‘Poel is meegegaan naar het zuiden om in Koningslanding de hofhouding voor heer Eddard op te zetten.’

Catelyn knikte afwezig. ‘O ja. Ik weet het weer.’ Bran zag zo bleek. Ze vroeg zich af of zijn bed voor het raam gezet kon worden, zodat hij ’s morgens zon had.

Maester Luwin zette de lamp in een nis naast de deur en prutste aan de pit. ‘Er zijn verscheidene benoemingen die uw onmiddellijke aandacht vragen, vrouwe. Behalve een rentmeester hebben we iemand nodig om Jory’s plaats als hoofd van de wacht in te nemen, een nieuwe stalmeester…’

Met een ruk richtte ze haar fonkelende ogen op hem. ‘Een stalmeester? zei ze met een stem als een zweepslag. Beverig zei de maester: ‘Ja, vrouwe. Hullen is met heer Eddard meegegaan naar het zuiden, dus…’

‘Mijn zoon ligt hier verminkt en wel op zijn sterfbed, en jij wilt het over een nieuwe stalmeester hebben? Denk je dat het me iets kan schelen wat er in de stallen gebeurt? Denk je dat ik daar ook maar een zier om geef? Ik zou met liefde ieder paard in Winterfel eigenhandig slachten als Bran daardoor zijn ogen op zou slaan, begrijp je dat? Begrijp je dat?’

Hij boog zijn hoofd. ‘Ja vrouwe, maar de benoemingen…’

‘Ik doe die benoemingen wel,’ zei Robb.

Catelyn had hem niet horen binnenkomen, maar daar stond hij, in de deuropening, en hij keek naar haar. Ze had zitten schreeuwen, besefte ze plotseling met een kleur van schaamte. Wat was er met haar aan de hand? Ze was zo moe, en ze had aan één stuk door hoofdpijn. Maester Luwin keek van Catelyn naar haar zoon. ‘Ik heb alvast een lijst opgesteld van personen die voor de vrijgekomen posities in aanmerking zouden kunnen komen,’ zei hij en reikte Robb een papier aan dat hij uit zijn mouw getrokken had. Haar zoon wierp een blik op de namen. Hij kwam van buiten, zag Catelyn; zijn wangen waren rood van de kou, zijn haar stond recht overeind door de wind. ‘Prima kerels,’ zei hij. ‘We hebben het er morgen over.’ Hij gaf de lijst met namen terug.

‘Uitstekend, heer.’ Het papier verdween in zijn mouw.

‘U kunt nu gaan,’ zei Robb. Maester Luwin boog en vertrok. Robb deed de deur achter hem dicht en keerde zich naar haar toe. Hij droeg een zwaard, zag ze. ‘Moeder, waar ben je mee bezig?’

Catelyn had altijd gedacht dat Robb op haar leek. Net als Bran, Rickon en Sansa had hij de teint van de Tullings, hun kastanjebruine haar, hun blauwe ogen. Nu zag ze voor het eerst iets van Eddard Stark in zijn gezicht, iets dat streng en hard was als het noorden.

‘Waar ik mee bezig ben?’ herhaalde ze niet-begrijpend. ‘Hoe kun je dat nu vragen? Waar denk je dat ik mee bezig ben? Ik zorg voor je broer. Ik zorg voor Bran.’

‘O, noemt u dat zo? U bent zijn kamer niet uit geweest sinds hij hier gewond ligt. U bent niet eens naar de poort gekomen toen vader en de meisjes naar het zuiden vertrokken.’

‘Ik heb hier afscheid van ze genomen en door dat raam hun vertrek gadegeslagen.’ Ze had Ned gesmeekt om niet te gaan, niet nu, niet na wat er gebeurd was, alles was anders geworden, begreep hij dat niet? Het had niets uitgehaald. Hij had haar voorgehouden dat hij geen keus had, en toen was hij weggegaan en had daarmee zijn keus gemaakt. ‘Ik kan niet bij hem weg, zelfs geen ogenblik, niet nu elk ogenblik zijn laatste kan zijn. Ik moet bij hem zijn als… als…’ Ze nam de slappe hand van haar zoon en liet zijn vingers door de hare glijden. Hij was zo breekbaar en dun en zijn hand was volkomen krachteloos geworden, maar door zijn huid heen was zijn levenswarmte nog te voelen. Robbs toon verzachtte zich. ‘Hij gaat niet dood, moeder. Maester Luwin zegt dat het grootste gevaar al geweken is.’