Выбрать главу

Zo werden ze aangetroffen toen Robb, Maester Luwin en ser Rodrik met de halve wacht van Winterfel naar binnen stormden. Toen haar gelach ten slotte stokte wikkelden ze haar in warme dekens en brachten haar naar haar eigen vertrekken in de hoofdburcht. Ouwe Nans kleedde haar uit, stopte haar in een gloeiend heet bad en waste met een zachte doek het bloed van haar af. Daarna kwam Maester Luwin om haar wonden te verbinden. De sneden in haar vingers waren diep en gingen bijna tot op het bot, en op haar hoofdhuid zat een rauwe, bloedende plek waar hij een handvol haar had uitgerukt. De maester zei dat de pijn nu pas opkwam en gaf haar melksap van de papaver om haar in slaap te helpen. Ten langen leste vielen haar ogen dicht.

Toen ze ze weer opende kreeg ze te horen dat ze vier dagen geslapen had. Catelyn knikte en ging rechtop in bed zitten. Het leek nu allemaal een nachtmerrie, alles wat zich sinds Brans val had afgespeeld, een afschuwelijke droom vol bloed en tranen, maar de pijn in haar handen herinnerde haar eraan dat het werkelijkheid was geweest. Ze voelde zich slap en licht in het hoofd, maar eigenaardig vastberaden, alsof er een groot gewicht van haar schouders was genomen.

‘Breng me wat brood met honing,’ zei ze tegen haar bedienden, ‘en laat Maester Luwin weten dat mijn verbanden vernieuwd moeten worden.’ Ze keken haar verrast aan en haastten zich om te doen wat ze gezegd had.

Catelyn dacht eraan hoe ze zich daarvoor had gedragen en schaamde zich. Ze had hen allemaal in de steek gelaten, haar kinderen, haar man, haar Huis. Het zou niet nog eens gebeuren. Ze zou die noorderlingen eens laten zien hoe sterk een Tulling van Stroomvliet kon zijn. Robb arriveerde nog vóór haar maaltijd. Rodrik Cassel kwam met hem mee, de pupil van haar echtgenoot, Theon Grauwvreugd, en ten slotte Hallis Mollen, een gespierde wachter met een vierkante bruine baard. Hij was het nieuwe hoofd van de wacht, zei Robb. Haar zoon was in verhard leer en maliën gehuld, zag ze, en om zijn middel hing een zwaard.

‘Wie was hij?’ vroeg Catelyn.

‘Niemand weet hoe hij heet,’ zei Hallis Mollen tegen haar. ‘Hij hoorde niet in Winterfel thuis, vrouwe, maar sommigen zeggen dat ze hem de afgelopen weken in en om het kasteel hebben gezien.’

‘Dus een van de mannen van de koning,’ zei ze, ‘of van de Lannisters. Hij kan achtergebleven zijn toen de rest vertrok.’

‘Misschien,’ zei Hal. ‘Met al die vreemden waar Winterfel de laatste tijd vol mee zat valt absoluut niet te zeggen bij wie hij hoorde.’

‘Hij had zich verborgen gehouden in uw stallen,’ zei Grauwvreugd. ‘Dat kon je ruiken.’

‘En hoe kwam het dat hij ongemerkt kon rondlopen?’ vroeg ze scherp.

Hallis Mollen keek verlegen. ‘Zonder de paarden die heer Eddard mee naar het zuiden heeft genomen en degene die we naar het noorden hebben meegegeven voor de Nachtwacht, waren de stallen halfleeg. Dan is het niet zo’n karwei om je voor de staljongens te verstoppen. Wie weet heeft Hodor hem wel gezien. Het gerucht gaat dat die knaap nogal raar deed, maar zwakzinnig als hij is…’ Hal schudde zijn hoofd.

‘We hebben zijn slaapplaats gevonden,’ kwam Robb ertussen. ‘Hij had een leren zak met negentig zilveren hertenbokken in het stro verstopt.’

‘Goed om te weten dat het leven van mijn zoon niet voor een habbekrats verkocht is,’ zei Catelyn verbitterd. Onthutst staarde Hallis Mollen haar aan. ‘Verschoning, vrouwe, maar wilt u zeggen dat hij eropuit was uw zoon te doden?’

Grauwvreugd keek sceptisch. ‘Dat is waanzin.’

‘Hij had het op Bran gemunt,’ zei Catelyn. ‘Hij bleef maar mompelen dat ik er niet had moeten zijn. Hij heeft de brand in de bibliotheek gesticht, in de veronderstelling dat ik naar buiten zou rennen om die te blussen, met alle aanwezige wachtposten achter me aan. Als ik niet halfgek van verdriet geweest was zou het gelukt zijn.’

‘Waarom zou iemand Bran willen vermoorden?’ zei Robb. ‘Goden nog aan toe, het is een kleine jongen die hulpeloos ligt te slapen.’

Catelyn wierp haar eerstgeborene een uitdagende blik toe. ‘Als jij over het noorden wilt heersen moet je doordenken, Robb. Beantwoord je eigen vraag maar. Waarom zou iemand een slapend kind willen vermoorden?’

Voordat hij antwoord kon geven kwamen de bedienden met een schaal vers eten uit de keuken. Het was veel meer dan waarom ze had gevraagd: warm brood, boter, honing, ingemaakte zwarte bessen, een zij spek en een zachtgekookt ei, een punt kaas, een pot muntthee. En Maester Luwin kwam ook mee.

‘Hoe is het met mijn zoon, maester?’ Catelyn keek naar al het eten en merkte dat ze geen trek had.

Maester Luwin sloeg zijn ogen neer. ‘Nog hetzelfde, vrouwe.’

Het antwoord dat ze had verwacht, niet meer en niet minder. Haar handen bonsden van de pijn, alsof het mes er nog diep in sneed. Ze zond de bedienden weg en keek Robb weer aan. ‘Heb je het antwoord al?’

‘Iemand is bang dat Bran bijkomt,’ zei Robb, ‘bang voor wat hij gaat zeggen of doen, bang voor iets dat hij weet.’

Catelyn was trots op hem. ‘Heel goed.’ Ze wendde zich tot het nieuwe hoofd van de wacht. ‘We moeten Bran beschermen. Waar één moordenaar is kunnen er meer zijn.’

‘Hoeveel wachters wilt u hebben, vrouwe?’ vroeg Hal.

‘Zolang heer Eddard weg is, is mijn zoon de meester van Winterfel,’ zei ze tegen hem. Robb groeide een stukje. ‘Zet dag en nacht één man in de ziekenkamer, één voor de deur, en twee onder aan de trap. Niemand mag zonder mijn toestemming of die van mijn moeder bij Bran naar binnen.’

‘Zoals u zegt, heer.’

‘Doe het nu,’ stelde Catelyn voor.

‘En laat zijn wolf bij hem in de kamer blijven,’ voegde Robb eraan toe.

‘Ja,’ zei Catelyn. En toen nog eens: ‘Ja.’

Hallis Mollen boog en verliet het vertrek.

‘Vrouwe Stark,’ zei ser Rodrik toen de wacht weg was, ‘hebt u misschien de dolk gezien die de moordenaar heeft gebruikt?’

‘De omstandigheden lieten niet toe dat ik die nauwkeurig onderzocht, maar voor de scherpte ervan kan ik instaan,’ antwoordde Catelyn droogjes en glimlachte. ‘Waarom vraagt u dat?’

‘De schurk hield het mes nog in zijn hand. Het leek mij een veel te mooi wapen voor zo’n kerel, en dus heb ik het langdurig en nauwkeurig bekeken. Het lernmet is van Valyrisch staal, het heft van drakenbeen. Zo’n wapen hoort niet in dergelijke handen thuis. Hij heeft het van iemand gekregen.’

Catelyn knikte peinzend. ‘Robb, sluit de deur.’

Hij keek haar bevreemd aan maar deed wat hem gezegd werd.

‘Wat ik nu ga zeggen mag niet buiten deze kamer komen,’ zei ze tegen hen. ‘Daar wil ik jullie eed op. Als zelfs maar een deel van mijn vermoedens op waarheid berust hebben Ned en mijn dochters zich in dodelijk gevaar begeven en kan één woord in de verkeerde oren hun het leven kosten.’

‘Voor mij is heer Eddard een tweede vader,’ zei Theon Grauwvreugd. ‘Dus ik zweer het.’

‘U hebt mijn eed,’ zei Maester Luwin.

‘En de mijne, vrouwe,’ echode ser Rodrik.

Ze keek haar zoon aan. ‘En jij, Robb?’

Hij knikte bevestigend.

‘Mijn zuster Lysa gelooft dat de Lannisters haar echtgenoot heer Arryn, de Hand des Konings, hebben vermoord,’ zei Catelyn. ‘Ik bedenk nu dat Jaime Lannister op de dag van Brans val niet mee op jacht is geweest. Hij is hier op het kasteel gebleven.’ Het was doodstil in de kamer. ‘Ik denk niet dat Bran van die toren is gevallen,’ zei ze in de stilte. ‘Ik denk dat hij eraf is gegooid.’

Ze keken zichtbaar geschokt. ‘Maar vrouwe, wat een monsterlijke gedachte,’ zei Rodrik Cassel. ‘Zelfs de Koningsmoordenaar zou ervoor terugdeinzen een onschuldig kind te vermoorden.’