Выбрать главу

‘Maar hij spreekt duidelijke taal met zijn zwaard,’ zei de koningin, ‘en zijn toewijding aan ons rijk is boven alle twijfel verheven.’

Toen glimlachte ze aanvallig en zei: ‘Sansa, onze waarde raadslieden en ik hebben samen het een en ander te bespreken voordat de koning en jouw vader terugkomen. Ik vrees dat we je dagje met Myrcella moeten uitstellen. Wees zo goed je lieve zusje mijn verontschuldigingen over te brengen. Joffry, misschien wil jij zo goed zijn onze gast vandaag bezig te houden?’

‘Het zal me een genoegen zijn, moeder,’ zei Joffry vormelijk. Hij nam haar bij de arm en leidde haar bij de huiswagen vandaan, en Sansa’s humeur kreeg vleugels. Een hele dag met haar prins! Ze keek Joffry vol aanbidding aan. Hij was zo dapper, dacht ze. De manier waarop hij haar van ser Ilyn en de Jachthond had gered — waarachtig, het was net als in de liederen, zoals toen Serwyn van het Spiegelschild prinses Daeryssa van de reuzen bevrijdde, of toen prins Aemon de Drakenridder de eer van Koningin Naerys gewapenderhand tegen de laster van de boze ser Morgil verdedigde.

De aanraking van Joffry’s hand op haar mouw deed haar hart sneller kloppen. ‘Wat wilt u het liefst?’

Bij jou zijn, dacht Sansa, maar ze zei: ‘Wat u maar wilt, mijn prins.’

Joffry dacht even na. ‘We kunnen uit rijden gaan.’

‘Oh, ik ben dol op rijden,’ zei Sansa.

Joffry keek achterom naar Dame, die hun op de voet volgde. ‘Die wolf van u zal hoogstwaarschijnlijk de paarden bang maken, en mijn hond maakt u blijkbaar bang. Laten we ze allebei achterlaten en er samen op uitgaan, wat vindt u?’

Sansa aarzelde. ‘Als u dat wilt,’ zei ze onzeker. ‘Ik kan Dame wel vastbinden, denk ik.’ Maar ze begreep het niet helemaal. ‘Ik wist niet dat u een hond had…’

Joffry lachte. ‘Om eerlijk te zijn is het mijn moeders hond. Ze heeft hem opgedragen mij te bewaken, en dat doet hij ook.’

‘U bedoelt de Jachthond,’ zei ze. Ze kon zich wel voor haar kop slaan dat ze zo traag van begrip was. Haar prins zou nooit van haar gaan houden als ze een domme indruk maakte. ‘Is het veilig om hem achter te laten?’

Het leek prins Joffry te ergeren dat ze dat zelfs maar vroeg. ‘Weest u maar niet bang, jonkvrouwe. Ik ben bijna volwassen en ik vecht niet met hout, zoals uw broers. Ik heb Clegane niet nodig. Alles wat ik nodig heb is dit.’ Hij trok zijn zwaard en toonde het haar: een slagzwaard dat op handige wijze was verkort om geschikt te zijn voor een jongen van twaalf, glanzend blauw staal, gesmeed in een slotsmidse, tweesnijdend, met een leren gevest en een gouden knop in de vorm van een leeuwenkop. Sansa slaakte een bewonderende kreet, en Joffry keek vergenoegd. ‘Ik noem het Leeuwentand,’ zei hij.

En zo lieten ze haar schrikwolf en zijn lijfwacht achter en reden langs de noordelijke oever van de Drietand naar het oosten, slechts vergezeld door Leeuwentand.

Het was een prachtige dag, een betoverende dag. De lucht was warm en zwaar, vol bloemengeuren, en de bossen hier waren van een lieflijke schoonheid die Sansa in het noorden nooit had gezien. Prins Joffry’s rijdier was een volbloed vossenhengst, snel als de wind. Hij liet hem met roekeloze overgave voortstuiven, zo snel dat Sansa grote moeite had het tempo op haar merrie bij te houden. De dag leek gemaakt voor avonturen. Ze onderzochten de grotten langs de rivieroever en volgden de sporen van een schaduwkat tot aan zijn leger, en toen ze honger kregen vond Joffry door op de rook af te gaan een hofstede, waar hij bevel gaf de prins en zijn jonkvrouw van voedsel en wijn te voorzien. Ze aten verse forel uit de rivier, en Sansa dronk meer wijn dan ze ooit tevoren had gedaan. ‘Mijn vader laat ons maar één beker drinken, en dan alleen nog maar op feesten,’ bekende ze tegen haar prins.

‘Mijn verloofde kan drinken zoveel ze wil,’ zei Joffry en vulde haar beker bij.

Na de maaltijd gingen ze wat langzamer. Joffry zong voor haar onder het rijden, zijn stem hoog, lieflijk en zuiver. Sansa was een beetje duizelig van de wijn, ‘Moeten we zo langzamerhand niet terug?’ vroeg ze.

‘Zo meteen,’ zei Joffry. ‘Het slagveld ligt vlak voor ons, bij de bocht in de rivier. Daar heeft mijn vader Rhaegar Targaryen gedood, je weet wel. Hij heeft zijn borst ingeslagen, krak, dwars door zijn wapenrusting heen.’ Joffry zwaaide met een denkbeeldige strijdhamer om haar te laten zien hoe dat in zijn werk ging. ‘Daarna sloeg mijn oom Jaime de ouwe Aerys dood en werd mijn vader koning. Wat is dat voor geluid?’

Sansa hoorde het ook. Het kwam aanzweven door het geboomte, een soort geratel van hout, klak, klak, klak. ‘Ik weet het niet,’ zei ze. Maar ze werd er nerveus van. ‘Laten we teruggaan, Joffry?’

‘Ik wil weten wat het is.’ Joffry keerde zijn paard in de richting van de geluiden, dus Sansa was wel gedwongen hem te volgen. De geluiden werden luider en duidelijker, het geklak van hout op hout, en toen ze nog dichterbij kwamen hoorden ze ook een zwaar gehijg, en zo nu en dan gegrom.

‘Er is daar iemand,’ zei Sansa nerveus. Ze merkte dat ze aan Dame dacht en wenste dat de schrikwolf bij haar was.

‘Bij mij ben je veilig.’ Joffry trok zijn Leeuwentand uit de schede. De klank van staal tegen leer bezorgde haar de rillingen. ‘Deze kant op,’ zei hij en reed een bosje door.

Daarachter, op een open plek met uitzicht over de rivier, troffen ze een jongen en een meisje aan die riddertje speelden. Hun zwaarden waren houten stokken, zo te zien bezemstelen, en ze draafden over het gras en hakten met verve op elkaar in. De jongen was jaren ouder, een kop groter en een stuk sterker, en hij was in de aanval. Het meisje, een spichtig geval, in smerig leer gehuld, week telkens uit en wist met haar stok de meeste klappen van de jongen af te weren, maar niet allemaal. Toen ze naar hem wilde uithalen ving hij haar stok op met de zijne, zwiepte hem opzij en liet zijn hout hard op haar vingers neerkomen. Ze slaakte een kreet en liet haar wapen los.

Prins Joffry lachte. Geschrokken en met grote ogen keek de jongen om en liet zijn stok in het gras vallen. Het meisje keek hen woedend aan terwijl ze op haar knokkels zoog om de pijn te verzachten, en Sansa was ontzet. ‘Arya?’ riep ze ongelovig.

‘Ga weg!’ schreeuwde Arya terug met tranen van boosheid in haar ogen. ‘Wat doen jullie hier? Laat ons met rust!’

Joffry keek van Arya naar Sansa en terug. ‘Jouw zusje?’ Ze knikte en kreeg een kleur. Joffry bestudeerde de jongen, een lompe knaap met een grof sproetengezicht en dik rood haar. ‘En wie ben jij, jongen?’ vroeg hij op een bevelende toon die geen rekening hield met het feit dat de ander verscheidene jaren ouder was dan hij.

‘Myca,’ prevelde de jongen. Hij had de prins herkend en wendde zijn blik af. ‘Heer.’

‘Hij is de zoon van de slager,’ zei Sansa.

‘Hij is mijn vriend,’ zei Arya vinnig. ‘Laat hem met rust.’

‘Een slagersjongen die ridder wil worden, hè?’ Joffry sprong van zijn paard met zijn zwaard in de hand. ‘Raap dat zwaard op, slagerszoon,’ zei hij, en zijn ogen glommen van plezier. ‘We zullen eens zien wat je kunt.’

Versteend van schrik bleef Myca staan.

Joffry liep op hem af. ‘Toe dan, raap op. Of vecht je alleen met kleine meisjes?’

‘Ik dee ‘et omdat zij ‘et wou, heer,’ zei Myca. ‘Zij wou ‘t.’

Sansa hoefde Arya maar aan te kijken en de blos op het gezicht van haar zusje te zien om te weten dat de jongen de waarheid sprak, maar Joffry was niet in de stemming om te luisteren. De wijn had hem wild gemaakt. ‘Raap je dat zwaard nog op of hoe zit dat?’

Myca schudde zijn hoofd. ‘Het is maar een stok, heer. ’t Is niks geen zwaard, alleen maar een stok.’

‘En jij bent alleen maar een slagerszoon, en geen ridder.’ Joffry hief Leeuwentand op en zette de punt tegen Myca’s wang, vlak onder zijn oog. De jongen stond te beven. ‘Je hebt zojuist de zuster van mijn jonkvrouw geslagen, weet je dat?’ Een helderrode bloesemknop van bloed bloeide op waar zijn zwaard in Myca’s huid prikte, en een trage rode streep sijpelde over de wang van de jongen omlaag.