Выбрать главу

‘Hou op!’ gilde Arya. Ze greep haar gevallen stok. Sansa was bang. ‘Arya, hou je erbuiten.’

‘Ik zal hem niet… al te veel pijn doen,’ zei prins Joffry tegen Arya, zonder zijn blik ook maar een ogenblik van de slagerszoon af te wenden. Arya ging in de aanval.

Sansa liet zich van haar merrie glijden, maar ze was te langzaam. Arya haalde met beide handen uit. Luid krakend spleet het hout op het achterhoofd van de prins kapot, en toen gebeurde alles tegelijkertijd ten aanschouwen van de ontzette Sansa. Joffry wankelde en draaide zich abrupt om, luid vloekend. Myca rende zo snel zijn voeten hem dragen konden naar het bosje. Arya haalde opnieuw naar de prins uit, maar nu weerde Joffry de slag met Leeuwentand af, zodat de gebroken stok uit haar handen vloog. Zijn achterhoofd zat onder het bloed en zijn ogen spuwden vuur. Sansa krijste: ‘Nee, nee, hou op, hou op, allebei, jullie bederven alles,’ maar niemand luisterde. Arya raapte een steen op en smeet hem naar Joffry’s hoofd. In plaats van hemzelf raakte ze zijn paard, en de volbloed vos steigerde en galoppeerde ervandoor, achter Myca aan. ‘Ophouden, niet doen, ophouden!’ gilde Sansa. Joffry haalde met zijn zwaard naar Arya uit en braakte ondertussen obsceniteiten uit, afschuwelijke woorden, smerige woorden. Arya sprong achteruit, bang geworden, maar Joffry achtervolgde haar en dreef haar naar het bos tot ze met haar rug tegen een boom stond. Sansa wist niet wat ze moest doen. Hulpeloos keek ze toe, bijna verblind door haar tranen. Toen flitste er een grijze vlek voorbij, en plotseling was Nymeria daar. Ze sprong, en haar kaken sloten zich rond Joffry’s zwaardarm. Het staal viel uit zijn vingers toen de wolf hem tegen de grond smeet, en ze rolden door het gras. De wolf gromde en rukte aan hem, de prins krijste het uit van de pijn. ‘Haal dat beest weg,’ schreeuwde hij. ‘Haal hem van me af!’

Arya’s stem knalde als een zweep. ‘Nymeria!’

De schrikwolf liet Joffry los en kwam naast Arya staan. De prins lag in het gras te piepen en hield zijn gehavende arm vast. Zijn wambuis was met bloed doordrenkt. Arya zei: ‘Ze heeft je niet… al te veel pijn gedaan.’ Ze raapte Leeuwentand op en kwam naast hem staan, het zwaard in beide handen.

Joffry keek met een bang piepgeluid naar haar op. ‘Nee,’ zei hij.

‘Je mag me niets doen. Ik zal het tegen mijn moeder zeggen.’

‘Laat hem met rust!’ schreeuwde Sansa tegen haar zuster. Arya keerde zich met een ruk om en smeet met inzet van haar heIe lichaam het zwaard weg. Toen het boven de rivier zeilde blikkerde het blauwe staal in de zon. Het kwam op het water neer en verdween met een plons. Joffry kreunde. Arya rende op haar paard af, op de voet gevolgd door Nymeria.

Toen ze weg waren liep Sansa naar prins Joffry toe. Hij had zijn ogen dichtgeknepen van de pijn en zijn ademhaling gierde. Sansa knielde naast hem neer. ‘Joffry,’ snikte ze. ‘O, kijk toch eens wat ze gedaan hebben, kijk eens wat ze gedaan hebben. Mijn arme prins. Niet bang zijn. Ik zal naar de hofstede rijden om hulp te halen.’ Teder stak ze een hand uit en streek zijn zachte blonde haar opzij. Zijn ogen schoten open en staarden haar aan. Er school niets dan afkeer in, niets dan de diepste verachting. ‘Ga dan,’ beet hij haar toe. ‘En raak me niet aan.’

Eddard

Ze hebben haar gevonden, heer.’

Ned schoot overeind. ‘Onze mannen of die van Lannister?’

‘Jory,’ antwoordde zijn rentmeester Vayon Poel. ‘Ze mankeert niets.’

‘De goden zij dank,’ zei Ned. Zijn mannen waren nu vier dagen naar Arya op zoek, maar ook de mensen van de koningin hadden jacht op haar gemaakt. ‘Waar is ze? Zeg tegen Jory dat hij haar meteen hier brengt.’

‘Het spijt me, heer,’ zei Poel. ‘De poortwachters waren Lannisters, en toen Jory haar binnenbracht hebben ze de koningin ingelicht. Ze wordt meteen voor de koning geleid…’

‘Dat ellendige mens!’ zei Ned terwijl hij naar de deur beende. ‘Ga Sansa zoeken en neem haar mee naar de gehoorzaal. Misschien heeft zij ook iets te zeggen.’ Laaiend van woede daalde hij de torentrap af. De eerste drie dagen had hij de zoektochten zelf aangevoerd, en sinds Arya’s verdwijning had hij nauwelijks een oog dichtgedaan. Vanmorgen was hij zo neerslachtig en uitgeput geweest dat hij bijna niet op zijn benen kon staan, maar nu was hij in woede ontstoken, en dat gaf hem kracht. Toen hij de binnenplaats van het kasteel overstak riep iemand iets tegen hem, maar in zijn haast negeerde hij het. Hij zou het liefst zijn gaan rennen, maar hij was nog altijd de Hand des Konings, en die moest zijn waardigheid bewaren. Hij was zich bewust van de blikken die hem volgden, van de mompelende stemmen die zich afvroegen wat hij zou doen. Het kasteel was een bescheiden sterkte, een halve dagreis ten zuiden van de Drietand. Het koninklijke gezelschap had zich ongenood aan de kasteelheer, ser Reimon Darring, opgedrongen. Ondertussen werd er langs beide rivieroevers jacht gemaakt op Arya en de slagerszoon. Ze waren geen welkome gasten. Ser Reimon leefde onder de koningsvrede, maar zijn geslacht had bij de Trident onder Rhaegars drakenbanieren gestreden, en zijn drie oudere broers hadden daar de dood gevonden, iets wat noch Robert, noch ser Reimon vergeten was. Nu de mannen van de koning, die van Darring, die van Lannister en die van Stark met z’n allen in een veel te klein kasteel opeengepakt zaten liepen de spanningen hoog op.

De koning had zich de gehoorzaal van ser Reimon toegeëigend, en dat was waar Ned hen aantrof. Toen hij binnen kwam stormen was de zaal stampvol. Te vol, dacht hij. Onder vier ogen hadden hij en Robert de zaak misschien in der minne kunnen schikken. Robert hing in de hoge zetel van Darring aan het andere eind van de zaal, zijn gezicht nors en gesloten. Cersei Lannister en haar zoon stonden naast hem. De hand van de koningin rustte op Joffry’s schouder. Diens arm was nog steeds met dikke zijden verbanden omwikkeld. Arya stond midden in de zaal, met alleen Jory Cassel naast zich en aller ogen op zich gericht. ‘Arya!’ riep Ned luidkeels. Hij liep naar haar toe, en zijn laarzen galmden op de stenen vloer. Toen ze hem zag slaakte ze een kreet en barstte in snikken uit.

Ned liet zich op één knie zakken en sloeg zijn armen om haar heen. Ze stond te trillen op haar benen. ‘Het spijt me,’ snikte ze.

‘Het spijt me, het spijt me.’

‘Dat weet ik,’ zei hij. Wat leek ze nietig, zo in zijn armen, niet meer dan een spichtig klein meisje. Het was bijna niet te bevatten hoe zij zoveel moeilijkheden had kunnen veroorzaken. ‘Ben je gewond?’

‘Nee.’ Haar gezicht was vuil, en haar tranen trokken roze sporen over haar wangen. ‘Ik heb wel een beetje honger. Ik heb wat bessen gegeten, maar verder was er niets.’

‘Je krijgt straks iets te eten,’ beloofde Ned. Hij kwam overeind en keek de koning aan. ‘Wat heeft dit te betekenen?’ Zijn ogen gleden de zaal door, op zoek naar welwillende blikken. Op die van zijn eigen mannen na waren dat er bar weinig. Ser Reimon Darring hield zijn gezicht strak in de plooi. Dat van heer Renling vertoonde een klein lachje dat van alles kon betekenen en de oude ser Barristan keek ernstig. De overigen waren mannen van Lannister, en die keken vijandig. Hun enige geluk was dat zowel Jaime Lannister als Sandor Clegane ontbrak, omdat ze allebei een zoektocht ten noorden van de Drietand leidden. ‘Waarom is mij niet verteld dat mijn dochter gevonden was?’ vroeg hij op hoge toon. ‘Waarom is ze niet onmiddellijk bij mij gebracht?’

Hij richtte zich tot Robert, maar het was Cersei Lannister die antwoord gaf. ‘Hoe waag je het je koning op die manier toe te spreken!’