Выбрать главу

Dirk gaf geen antwoord. Ruark haalde zijn schouders op, nam een slok en ging verder. ‘Nu, het doet er niet toe, maar denk er eens over na. Ik sprak over jade-en-zilver en ja, dikwijls houdt dat bij de Kavalaren liefde in, liefde van betheyn-voor-hoogbonder, en soms van hoogbonder-voor-bethyn. Of als het geen liefde is, dan toch sympathie. Maar dat is niet altijd zo en ook niet nodig. Snap je?’

Dirk schudde zijn hoofd.

‘Bindingen tussen Kavalaren zijn gebruikelijk en verplicht,’ zei Ruark, terwijl hij nadrukkelijk naar voren leunde, ‘de liefde komt achteraf en bij toeval. Een gewelddadig volk, zoals ik al zei. Lees hun geschiedenis, hun legenden. Gwen ontmoette Jaan op Ava-lon, weet je, en ze had er niet over gelezen. Niet genoeg. Hij was Jaan Vikary van Hoog Kavalaan, en wat wilde dat zeggen, een of andere planeet? Ze had geen idee. Echt waar. Ze raakten op elkaar gesteld — misschien kun je het liefde noemen — hadden seks met elkaar en hij bood haar jade-en-zilver aan, gesmeed volgens zijn patroon, en ineens is ze betheyn voor hem, nog steeds zonder het precies te begrijpen. In de val gelopen.’

‘In de val gelopen? Hoezo?’

‘Lees de geschiedenis! De agressiviteit van Hoog Kavalaan behoort tot het verleden, maar de cultuur is onveranderd. Gwen is betheyn van Jaan Vikary, ze is zijn lijfeigene, zijn vrouw, ja, zijn minnares, en meer. Bezit en slavin, dat is ze ook, zijn gift. Ze is zijn gift aan het Ijzer jade-gezelschap, met haar heeft hij zijn hoog-namen gekocht, ja. Ze moet kinderen krijgen als hij dat beveelt, of ze het wil of niet. Ze moet Garse ook als minnaar accepteren, of ze het wil of niet. Als Jaan sterft in een duel met een man van een andere vestiging dan Ijzer jade, iemand van Braith of Rood-staal, gaat Gwen naar die man als een stuk bagage, als eigendom — om zijn betheyn te worden of een doodgewone eyn-kethi als de overwinnaar al drager is van jade-en-zilver. Als Jaan een natuurlijke dood sterft, of in een duel met een andere IJzerjade, wordt Gwen het eigendom van Garse. Wat ze zelf wil doet er niet toe. Wie kan het iets schelen of ze hem haat? De Kavalaren interesseert het niet. En als Garsey sterft, nou? Wel, als dat gebeurt is ze een eyn-kethi, fokvee van de vestiging, voor altijd vernederd, vrij beschikbaar voor alle kethi. Kethi betekent zoiets als vestigingsbroeders, alle mannelijke familieleden. Het Ijzer jade-gezelschap is één reusachtige familie, duizenden en duizenden familieleden, en iedereen kan over haar beschikken. Hoe noemde ze Jaan, haar man? Nee, gevangenbewaarder. Dat is hij, hij en Garse, liefhebbende cipiers misschien, als je denkt dat zulke lui werkelijk kunnen liefhebben zoals jij of ik. Jaantony houdt onze Gwen in ere en dat mag ook wel, want nu is hij hoog-IJzerjade. Ze is zijn betheyn-gih en als ze sterft of hem verlaat, is hij vry-IJzerjade, een oude man, bespot, met lege handen, zonder stem in de raad. Maar hij onderwerpt haar, hij houdt niet van haar en nu, jaren na Avalon, is ze ouder en wijzer en weet ze waar ze aan toe is.’ Ruark vertrouwde hem dat laatste toe vol ademloze woede, met verbeten mond.

Dirk vroeg weifelend: ‘Dus hij houdt niet van haar?’

‘Zoals jij van je bezit houdt, zo is de verhouding tussen een hoogbonder en zijn betheyn. Dat is een sterke verbintenis, jade-en-zilver, die nooit verbroken kan worden, maar het is er een van verplichting en bezit. Niet van liefde. Als een Kavalaar die al voelt, is dat voor de gekozen broeder, schild en hartsvriend, minnaar en krijgsmakker, de altijd trouwe bron van genot, opvanger van klappen, verlichter van pijn, de sterke band voor het leven.’

‘Teyn,’ zei Dirk, enigszins verdoofd, terwijl zijn gedachten met hem op de loop gingen.

‘Teyn!’ knikte Ruark. ‘De Kavalaren, hoe gewelddadig ook, maken grootse poëzie. Veel daarvan is gewijd aan de teyn, aan de band van ijzer-en-gloeisteen, niets aan die van jade-en-ziÉrer.’

De zaken vielen netjes op hun plaats. ‘Je wilt zeggen,’ begon Dirk, ‘dat zij en Jaan niet van elkaar houden, dat Gwen weinig meer is dan een slavin. En toch gaat ze niet weg?’

Ruarks ronde gezicht liep rood aan. ‘Wéggaan? Baarlijke nonsens! Ze zouden haar alleen maar dwingen om terug te komen. Een hoogbonder moet zijn betheyn vasthouden en beschermen. En de man doden die probeert haar te stelen.’

‘En ze stuurde mij het juweel...’

‘Gwen praat met mij, ik weet het. Wat heeft ze verder voor hoop? De Kavalaren? Jaantony heeft er twee in een duel gedood. Geen Kavalaar zou haar aanraken, en wat zou ze eraan hebben? Ik? Ben ik iemand die hoop biedt?’ Zijn zachte handen gleden langs zijn lichaam en hij verwierp de mogelijkheid vol zelfverachting. ‘Jij, t’Larien, jij bent Gwens hoop, jij die haar iets schuldig bent. Jij die haar eens hebt liefgehad.’

Dirk hoorde zijn eigen stem als vanuit de verte. ‘Ik houd nog steeds van haar,’ zei hij.

‘Goed. Ik denk dat je wel weet dat Gwen... al zou ze het nooit zeggen, toch denk ik... dat ze ook nog steeds iets voor jou voelt. Zoals toen. Zoals ze nooit heeft gedaan voor Jaantony Riv Wolf hoog-IJzerjade Vikary.’

De drank, de vreemde, groene wijn, had meer invloed op hem dan hij gedacht zou hebben. Eén glas maar, een enkel groot glas, en de kamer draaide vreemd om hem heen en Dirk t’Larien had moeite om overeind te blijven en hoorde onmogelijke dingen, en hij begon zich te verwonderen. Wat Ruark zei was onzinnig, dacht hij, maar anderzijds was het veel te zinnig. Hij had alles uitgelegd, werkelijk, het was allemaal zo zonneklaar, en het was ook zonneklaar wat Dirk moest doen. Of niet? De kamer wiebelde, werd donker en toen weer licht, donker en weer licht en Dirk wist het een ogenblik lang heel zeker en het volgende ogenblik weer helemaal niet. Wat moest hij doen? Iets, iets voor Gwen. Hij moest achter de waarheid zien te komen en dan...

Hij bracht een hand naar zijn voorhoofd. Onder zijn krullende grijsbruine haar was het nat van het zweet. Ruark stond abrupt op, zijn gezicht geschrokken. ‘Oh,’ zei de Kimdissi, ‘de wijn heeft je ziek gemaakt! Wat een idioot ben ik! Mijn schuld. Wijn van een andere wereld en een Avalonmaag, ja. Eten helpt, weet je wel. Eten.’ Hij haastte zich weg, waarbij hij langs de plant streek, zodat de zwarte, puntige bladeren op en neer dansten en wiegden.

Dirk zat heel stil. Heel in de verte hoorde hij borden en schalen rinkelen, maar hij sloeg er geen acht op. Zijn voorhoofd, nog steeds bezweet, stond vol denkrimpels, al was denken merkwaardig moeilijk. Alle logica scheen hem te ontglippen en wat zo duidelijk was als wat, werd vaag zodra hij er greep op probeerde te krijgen. Hij beefde, terwijl oude dromen weer tot leven kwamen, terwijl de wurgbomen verdorden voor zijn geestesoog en het Wiel heet en vurig boven de weer opgebloeide hoogtij bossen van Worlorn brandde. Dat kon hij laten gebeuren, hij kon het afdwingen, hij kon het weer doen ontwaken en een einde maken aan de lange zonsondergang en hij zou Jenny, zijn Guinevere, voor altijd naast zich hebben. Ja. Ja!

Toen Ruark terugkwam met vorken en schalen vol zachte kaas, rode knollen en warm vlees, was Dirk gekalmeerd en bekoeld. Hij pakte de schalen aan en at, half in trance, terwijl zijn gastheer tegen hem aan kletste. Morgen, beloofde hij zichzelf. Hij zou ze aan het ontbijt zien, met ze praten, zo veel mogelijk van de waarheid te weten komen. Dan kon hij in actie komen. Morgen.

‘...niet de bedoeling je te beledigen,’ zei Vikary. ‘Je bent geen dwaas, Lorimaar, maar in deze kwestie handel je wel als een dwaas, vind ik.’

Dirk versteende in de deuropening. De zware houten deur die hij zonder nadenken had geopend, zwaaide verder open. Ze keerden zich allemaal naar hem toe, vier paar ogen, Vikary’s ogen het laatst en pas nadat hij zijn zin had afgemaakt. Gwen had hem toen ze de avond tevoren afscheid genomen hadden, gevraagd om te komen ontbijten (alleen hem, aangezien Ruark en de Kavalaren elkaar liever zoveel mogelijk meden), en dit was de juiste tijd, kort na zonsopgang. Maar hij had niet verwacht dit tafereel te zullen aantreffen.