Ze glimlachte alleen maar. ‘Triest,’ zei ze weer.
Hij wilde het hier niet bij laten. ‘En jij? Is er bij jou nog iets over, Gwen?’
‘Ja. Ik kan het niet ontkennen. Iets. En het groeit soms weer.’
‘Liefde?’
‘Je dramt door,’ zei ze vriendelijk terwijl ze haar kopje neerzette. De robotkelner naast haar vulde het opnieuw; de room en de specerijen zaten er al in. ‘Ik had je gevraagd om dat niet te doen.’
‘Maar ik moet wel,’ zei hij. ‘Het is al moeilijk genoeg om zo dicht bij je te zijn en dan over Worlorn of over Kavalaanse gebruiken of zelfs over jagers te praten. Daar wil ik het niet over hebben!’
‘Dat weet ik. Twee oude geliefden die met elkaar staan te praten. Komt zo vaak voor, en levert zo vaak spanningen op. Allebei bang, niet wetend of ze moeten proberen op de oude voet verder te gaan, niet wetend of de ander wil dat ze die sluimerende gevoelens weer tot leven wekken of ze juist laten rusten. Telkens als ik aan Avalon denk en die gedachte bijna hardop uitspreek, vraag ik me af: vindt hij het prettig als ik erover praat, of hoopt hij vurig dat ik het niet zal doen?’
‘Ik denk dat het afhangt van wat je wilde zeggen. Ik heb eens geprobeerd om weer opnieuw te beginnen. Weet je nog? Vlak na afloop. Ik heb je mijn fluister ju weel gestuurd. Je antwoordde niet, je kwam niet.’ Zijn stem was onbewogen, met een zweem van verwijt en spijt, maar geen boosheid. Op de een of andere wijze was hij niet boos meer, althans niet op dit moment.
‘Heb je er ooit over nagedacht waarom?’ zei Gwen. ‘Ik kreeg het juweel en huilde. Ik was toen nog alleen, ik had Jaan nog niet ontmoet en ik had zo dringend iemand nodig. Ik zou naar je teruggekomen zijn als je mij geroepen had.’
‘Ik heb je geroepen, maar je kwam niet.’
Een grimmig lachje. ‘Ach, Dirk. Het fluisterjuweel kwam in een klein doosje en er zat een briefje bij. "Alsjeblieft", stond erop, "kom bij me terug. Ik heb je nodig, Jenny". Dat stond erop. Ik huilde tranen met tuiten. Als je alleen maar had geschreven "Gwen", als je alleen maar van Gwen had gehouden, van mij... Maar nee, het was altijd Jenny, ook later, ook toen nog.’
Dirk herinnerde het zich en kromp in elkaar. ‘Ja,’ gaf hij na een korte stilte toe. ‘Ik geloof dat ik dat geschreven heb. Het spijt me. Ik had het nooit begrepen. Maar nu wel. Is het te laat?’
‘Dat heb ik je al verteld. In de bossen. Te laat, Dirk, het is allemaal dood. Als je aandringt schaad je ons straks nog.’
‘Allemaal dood? Je zei dat er nog iets was gebleven, iets wat groeide. Dat zei je daarnet nog. Hak de knoop door, Gwen. Ik wil je geen pijn doen, en mezelf ook niet. Maar ik wil...’
‘Ik weet wat je wilt. Het kan niet. Het is voorbij.’
‘Waarom?’ vroeg hij. Over de tafel wees hij naar haar armband. ‘Daarom? Jade-en-zilver voor eeuwig en altijd, is dat het?’
‘Misschien,’ zei ze. Haar stem klonk weifelend, onzeker. ‘Ik weet het niet. Wij... dat wil zeggen, ik...’
Dirk herinnerde zich alles wat Ruark hem had verteld. ‘Ik weet dat het niet gemakkelijk is om erover te praten,’ zei hij voorzichtig en vriendelijk. ‘En ik heb beloofd om te wachten. Maar sommige dingen kunnen niet wachten. Je zei dat Jaan je echtgenoot is, nietwaar? Wat is Garse? Wat betekent betbeyn?’
‘Lijfeigen vrouw,’ zei ze. ‘Maar je begrijpt het niet. Jaan is anders dan andere Kavalaren, sterker, wijzer en fatsoenlijker. Hij is de dingen aan het veranderen, in zijn eentje. De oude banden, die de betheyn aan een hoogbonder binden, onze banden, zijn niet zo. Jaan gelooft daar niet in, zoals hij ook het jagen op drogmensen verwerpt.’
‘Hij gelooft wel in Hoog Kavalaan,’ zei Dirk, ‘en in de duelleer-
code. Misschien is hij een uitzondering, maar hij blijft een Kavalaar.’
Dat had hij niet moeten zeggen. Gwen grijnsde alleen maar naar hem en herstelde zich. ‘Foei,’ zei ze. ‘Nu klink je net als Arkin.’
‘Werkelijk? Maar misschien heeft Arkin wel gelijk. Iets anders: Je zegt dat Jaan geen waarde hecht aan veel van de oude gebruiken, nietwaar?’
Gwen knikte.
‘Mooi. Maar hoe zit het dan met Garse? Ik heb nog niet veel kans gehad om met hem te praten. Garse is zonder twijfel even vooruitstrevend ?’
Daar werd ze stil van. ‘Garse...’ begon ze. Ze hield op en schudde bedenkelijk haar hoofd. ‘Nou ja, Garse is conservatiever.’
‘Ja,’ zei Dirk. Plotseling scheen hij de zaak door te krijgen. ‘Ja, die indruk krijg ik ook, en dat is een groot deel van je probleem, niet? Op Hoog Kavalaan gaat het niet om man en vrouw. Nee, het gaat om man en man en misschien vrouw, maar zelfs dan is ze niet verschrikkelijk belangrijk. Het kan zijn dat je van Jaan houdt, maar Garse Janacek zal je eigenlijk een rotzorg wezen.’
‘Ik koester veel genegenheid voor...’
‘Meen je dat?’
Gwens gezicht werd hard. ‘Hou op,’ zei ze.
Hij schrok van haar stem. Hij deinsde achteruit en werd abrupt en met een vervelend gevoel bewust van de manier waarop hij zich over de tafel heen had gebogen, dwingend, drammerig, scherp, agressief en honend, hij die gekomen was om haar te beschermen en te helpen. ‘Het spijt me,’ bracht hij uit.
Stilte. Ze staarde hem aan met een trillende bovenlip, terwijl ze probeerde zich te beheersen en kracht te verzamelen. ‘Je hebt gelijk,’ zei ze ten slotte. ‘Gedeeltelijk althans. Ik ben niet... nou ja... niet helemaal gelukkig met mijn lot.’ Ze grinnikte vol geforceerde ironie. ‘Ik denk dat ik mezelf behoorlijk voor de gek houd. Niet zo mooi, jezelf wat wijsmaken. Maar iedereen doet het, echt iedereen. Ik draag het jade-en-zilver en maak mezelf wijs dat ik meer ben dan een lijfeigene, meer dan andere Kavalaren vrouwen. Waarom? Alleen omdat Jaan het zegt? Jaan Vikary is een goed mens, Dirk, echt waar, in veel opzichten de beste man die ik ooit heb ontmoet. Ik hield van hem, en misschien doe ik dat nog steeds. Ik weet het niet. Op het ogenblik ben ik erg in de war. Maar of ik nu van hem houd of niet, ik ben hem iets schuldig. Schulden en verplichtingen, daaruit bestaan de Kavalarenverbonden. Liefde is alleen maar iets dat Jaan op Avalon leerde kennen, en ik ben er nog niet zeker van of hij de kunst meester is. Ik zou zijn teyn zijn geworden, als dat had gekund. Maar hij had al een teyn. Overigens zou zelfs Jaan niet zover tegen de gebruiken van zijn wereld zijn ingegaan. Je hebt gehoord wat hij over die duels zei — en dat allemaal omdat hij wat oude databanken heeft onderzocht en erachter kwam dat een van de helden uit de Kavalaanse traditie borsten had.’ Ze lachte grimmig. ‘Stel je voor wat er zou gebeuren als hij mij als teyn nam! Hij zou alles verliezen, werkelijk alles. IJzerjade is tot op zekere hoogte tolerant, ja, maar het zal nog eeuwen duren voordat enige vestiging daar rijp voor zal zijn. Geen enkele vrouw heeft ooit het ijzer-en-gloeisteen gedragen.’
‘Waarom?’ zei Dirk. ‘Dat begrijp ik niet. Jullie vertellen allemaal steeds weer hetzelfde — over fokvrouwen en lijfeigenen en vrouwen die zich schuilhouden in grotten, bang tevoorschijn te komen en meer van dat soort dingen. En ik kan daar maar niet echt in geloven. Hoe is Hoog Kavalaan aan zulke rare ideeën gekomen? Wat hebben ze tegen vrouwen? Waarom is het zo ernstig dat de grondlegger van IJzerjade een vrouw was? Een heleboel mensen zijn dat, zoals je weet.’
Gwen lachte flauwtjes en wreef voorzichtig met haar vingers over haar slapen alsof ze hoofdpijn had die ze probeerde weg te masseren. ‘Je had Jaan de kans moeten geven zijn verhaal af te maken,’ zei ze. ‘Dan zou je nu even goed op de hoogte zijn als wij. Hij was nog maar net op gang. Hij was nog niet eens toegekomen aan de Smartelijke Pest.’ Ze zuchtte. ‘Het is een lang verhaal, Dirk en op dit moment heb ik daar botweg de energie niet voor. Wacht tot we terug zijn op Larteyn. Ik zal een kopie van Jaans stellingen opsnorren, dan kun je alles zelf lezen.’