Jamis-Leeuw schreef dat de zonde ten slotte van Hoog Kavalaan was geweken nadat de eyn-kethi veilig waren opgesloten, ver van het daglicht, terug in de spelonken waaruit ze waren voortgekomen, waar hun schaamte niet kon worden gezien. Vikary vermeldde dat de Kavalaanse overlevenden hadden teruggevochten zo goed als ze konden. Ze beschikten niet meer over de technologische vaardigheden om luchtdichte, steriele vertrekken te bouwen; maar zonder twijfel waren geruchten over zulke vertrekken door de jaren heen tot hen doorgedrongen en ze hoopten dat zulke plaatsen tegen ziekten bestand zouden zijn. Dus werden de overlevende vrouwen in veiligheid gebracht in gevangenisachtige hospitalen, diep onder de grond, in het veiligste deel van de vestiging, zo ver mogelijk verwijderd van de verontreiniging in de wind, de regen en het water. Mannen die eens hadden rondgetrokken, gejaagd en gevochten met hun vrouwen aan hun zijde vormden nu koppels met andere mannen die ook om verloren partners treurden. Om de seksuele spanningen te verminderen -en het genetisch materiaal zo goed mogelijk in stand te houden, voor zover ze al verstand van zulke zaken hadden — maakten de mannen die de Smartelijke Pest overleefd hadden hun vrouwen tot seksueel eigendom van iedereen. Om zich te verzekeren van zoveel mogelijk kinderen maakten ze van hun vrouwen tegen gevaar beveiligde fokmerries die aan een stuk door zwanger waren. De vestigingen die deze maatregelen niet namen, hielden geen stand; zij die dat wel deden, bouwden een nieuwe cultuur op.
Ook andere veranderingen schoten wortel. Tara was een religieuze wereld geweest, de thuisbasis van de Iers-Rooms Hervormd Katholieke Kerk, en de eis tot monogamie was hardnekkig. De leefpatronen namen twee verschillende vormen aan: de sterke,
emotionele binding die tussen mannelijke jachtgenoten ontstond, werd de basis van de intense, allesomvattende verhouding van teyn-en-teyn, terwijl die mannen die verlangden naar een semi-exclusieve band met een vrouw betheyns schiepen door vrouwen uit andere vestigingen te roven. De leiders moedigden zulke rooftochten aan, zei Jaan Vikary; nieuwe vrouwen betekende nieuw bloed, meer kinderen, bevolkingsaanwas en daarmee een grotere kans op overleving. Het was ondenkbaar dat iemand een eyn-kethi alleen voor zichzelf zou hebben, maar een man die een vrouw van buiten de gemeenschap kon inbrengen, werd overladen met eerbewijzen, kreeg een zetel in de raad van leiders en, wat misschien het allerbelangrijkste was, de vrouw zelf.
Dit was de voor de hand liggende gang van zaken, concludeerde Vikary, vanzelfsprekende waarheden waaruit de moderne Ka-valarengemeenschap was ontstaan. Jamis-Leeuw Tahl, die pas vele generaties later door de wereld was rondgetrokken, was zozeer een kind van zijn tijd geweest dat hij niet in staat was geweest zich een wereld voor te stellen waarin vrouwen een andere status hadden dan hijzelf had gezien, en toen hij door de folklore die hij verzamelde gedwongen werd die mening te herzien, vond hij het een onduldbaar zondig idee. Dus herschreef hij alle mondeling overgeleverde verhalen toen hij zijn demonenliederen-cyclus publiceerde. Hij veranderde Kay Ijzersmid in een bulderende reus van een man, maakte van de Smartelijke Pest een ballade over de verdorvenheid van de eyn-ketbi en creëerde voornamelijk de indruk dat de wereld altijd zo was geweest als hij haar had aangetroffen. Latere dichters bouwden voort op de fundamenten die hij had gelegd.
De krachten die hadden geleid tot het ontstaan van de vestigingen-samenleving van Hoog Kavalaan waren allang verdwenen. Er waren nu ongeveer evenveel vrouwen als mannen, de epidemieën waren nog slechts griezelige fabels en de meeste gevaren op de planeet waren overwonnen. Desondanks werden de verhoudingen in de vestigingen gehandhaafd. De mannen duelleerden, bestudeerden de nieuwe technologie, werkten op de boerderijen en in de fabrieken en bestuurden de Kavalaanse ruimteschepen, terwijl de eyn-ketbi in grote, ondergrondse barakken woonden als seksuele partners voor alle mannen van de vestiging, werkzaamheden verrichtten die de hoogbondsraden veilig en gepast achtten, en kinderen baarden, zij het minder dan vroeger. De Kavalaanse bevolkingsgroei werd streng in de hand gehouden. Andere vrouwen leidden een wat vrijer leven onder de bescherming van jade-en-zilver, maar dat waren er niet veel. Een betheyn moest van buiten de vestiging afkomstig zijn, wat er in de praktijk op neerkwam dat een ambitieuze jongeman een hoogbonder van een ander verbond moest uitdagen en doden of een eyn-kethi van een vijandige vestiging moest opeisen en om haar moest duelleren met een door de raad gekozen verdediger. De laatste manier had bijna nooit succes; de hoogbondsraden kozen onveranderlijk de beste mannen van de vestiging ter verdediging van hun eyn-kethi. In feite was het een bijzondere eer om daarvoor aangewezen te worden. Een man die erin slaagde een betheyn te winnen, kreeg onmiddellijk zijn erenamen en een plaats onder de heersers. Dan heette het dat hij zijn kethi twee soorten bloed had geschonken -het doodsbloed, een verslagen vijand, en het levensbloed, een nieuwe vrouw. De vrouw genoot de status van jade-en-zilver tot haar veroveraar werd gedood. Als hij werd verslagen door iemand van zijn eigen vestiging werd ze een eyn-kethi; als de moordenaar een buitenstaander was, werd ze aan hem toegewezen.
Dat was de status die Gwen Delvano had aangenomen toen ze Jaans armband om haar pols gespte.
Dirk lag nog lang wakker, nadenkend over alles wat hij had gelezen, en starend naar het plafond werd hij steeds bozer naarmate hij langer nadacht. Tegen de tijd dat het eerste licht van de dageraad langzaam door het raam boven zijn hoofd begon binnen te dringen, was hij tot een besluit gekomen. In zekere zin deed het er niet langer toe of Gwen bij hem terug zou komen of niet, zolang ze Vikary en Janacek en die hele verziekte samenleving van Hoog Kavalaan maar verliet. Maar dat kon ze niet alleen, hoezeer ze dat ook zou willen. Nou, goed dan, Arkin Ruark had gelijk; hij zou haar helpen. Hij zou haar helpen haar vrijheid terug te krijgen. Naderhand zouden ze dan hun eigen verhouding wel weer onder de loep nemen.
Toen dat besluit eenmaal bij hem had postgevat, sliep Dirk eindelijk in.
Het was al middag toen hij plotseling vol schuldgevoelens wakker schrok. Hij ging rechtop zitten en herinnerde zich dat hij Gwen beloofd had ’s morgens bij haar te komen, en nu was de morgen al voorbij en had hij zich verslapen. Haastig stond hij op en kleedde zich aan, zocht een ogenblik naar Ruark — de Kimdissi was weg en had geen aanwijzing achtergelaten waarheen of voor hoelang — en liep toen naar boven, naar Gwens appartement, met Vikary’s proefschrift stevig onder zijn arm geklemd.
Toen hij klopte deed Garse Janacek open.
‘Ja?’ zei de Kavalaar met de rode baard fronsend. Zijn bovenlijf was ontbloot, hij droeg alleen een nauwsluitende, zwarte broek en die eeuwige armband van ijzer-en-gloeisteen om zijn rechterarm. In een flits zag Dirk waarom Janacek niet de shirts met v-hals droeg waaraan Vikary de voorkeur scheen te geven; over de linkerkant van zijn borst, van zijn oksel tot zijn middenrif, liep een lang krom litteken, glad en hard.
Janacek zag zijn blik. ‘Een duel dat verkeerd afliep,’ snauwde hij. ‘Ik was te jong. Zoiets zal me niet nog eens overkomen. Maar wat wil je?’
Dirk kreeg een kleur: ‘Ik kom voor Gwen.’
‘Die is er niet,’ zei Janacek, zijn ijskoude ogen hard en onvriendelijk. Hij wilde de deur weer sluiten.
‘Wacht.’ Dirk hield de deur tegen met zijn hand.
‘Wat had je nog meer?’
‘Gwen. Ik werd geacht haar hier op te zoeken. Waar is ze?’
‘In de wildernis, t’Larien. Je zou me een genoegen doen als je er rekening mee hield dat ze ecoloog is, door de hoogbonders van IJzerjade hiernaartoe gestuurd om belangrijk werk te doen. Ze heeft dat werk twee volle dagen verwaarloosd om jou overal naartoe te brengen. En nu is ze weer aan het werk, zoals het hoort. Zij en Arkin hebben hun instrumenten meegenomen en zijn de bossen ingegaan.’