‘Ik heb het gehoord,’ zei Vikary. Toen, tegen de Braiths: ‘Maak haar armen los.’
‘Je veroorlooft je nogal wat,’ zei Lorimaar.
Pyr leek echter nieuwsgierig te zijn. Hij leunde op zijn stok. ‘Maak haar armen los,’ zei hij.
Zijn teyn draaide Gwen ruw om en gebruikte zijn mes om haar te bevrijden.
‘Laat me je armen zien,’ zei Vikary tegen Gwen.
Ze aarzelde even, maar haalde toen haar armen van achter haar rug en stak ze uit, de handpalmen omlaag. Om haar linkerarm blonk het jade-en-zilver. Ze droeg de armband nog steeds.
Dirk keek toe, geboeid en wanhopig. Hij kreeg het er koud van. Ze had de armband niet afgedaan.
Vikary keek neer op Myrik die daar nog steeds met gekruiste benen zat, zijn kleine ogen op Gwen gericht. ‘Sta op.’
De man stond op en richtte zijn blik op de IJzerjade; voor het eerst sinds hij was aangekomen, wendde hij zijn blik van Gwen af. Vikary wilde het woord nemen.
‘Nee,’ zei Gwen.
Ze had haar polsen gewreven. Nu hield ze daarmee op en legde haar rechterhand op haar armband. Haar stem klonk vastbesloten. ‘Begrijp je het niet, Jaan? Nee. Als je hem uitdaagt, als je hem doodt, doe ik de armband wél af. Ik doe het.’
Voor het eerst stond Jaans gezicht emotioneel, en het juiste woord daarvoor was gekweld. ‘Je bent mijn betheyn,’ zei hij. ‘Als ik het niet doe... Gwen...’
‘Nee,’ zei ze.
Een van de Braiths begon te lachen. Toen hij dat hoorde, vertrok het gezicht van Garse Janacek zich tot een grijns, en Dirk zag een heftige trekking over het gezicht gaan van de man die Myrik heette.
Als Gwen het al merkte, dan besteedde ze er geen aandacht aan. Ze keek naar Myrik. ‘Ik heb je teyn gedood,’ zei ze. ‘Ik. Niet Jaan. Niet die arme Dirk. Ik heb hem gedood, en ik geef het toe. Hij maakte jacht op ons, net als jullie. En jullie doodden ook de Emereli.’
Myrik zei niets. Iedereen zweeg.
‘Als je zo nodig moet duelleren, als je me werkelijk dood wilt hebben, duelleer dan met mij!’ ging Gwen verder. ‘Ik heb het gedaan. Vecht met mij, als je wraak zo belangrijk vindt.’
Pyr lachte hardop. Een ogenblik later viel zijn teyn hem bij en Roseph ook, daarna verscheidene anderen — de dikke man, Rosephs bonkige kameraad met het harde gezicht, en de bejaarde man met de klauw. Allemaal lachten ze.
Myriks gezicht werd donkerrood, toen bleek en toen weer rood. ‘Betheyn-teef,’ zei hij. Opnieuw verscheen die sidderende grimas om zijn mond en deze keer zag iedereen het. ‘Je drijft de spot met mij. Een duel is... mijn teyn... en jij, een vrouw!’
Hij eindigde in een schreeuw die de mannen deed opschrikken en de honden opnieuw aan het janken bracht. Toen raakte hij buiten zichzelf.
Zijn handen strekten zich boven zijn hoofd, zijn vuisten balden zich en ontspanden weer. Toen, terwijl ze voor zijn razernij achteruitdeinsde, sloeg hij haar in het gezicht, en plotseling zat hij boven op haar. Zijn vingers klemden zich om haar keel en hij dook naar voren en zij viel achterover, en toen rolden ze om en om over de grond totdat ze hard tegen de zijkant van een luchtwagen sloegen. Myrik lag stevig boven op en pinde Gwen vast op de grond, terwijl zijn handen zich diep in het vlees van haar hals boorden. Ze sloeg hem hard tegen zijn kaak, maar in zijn razernij leek hij dat nauwelijks te voelen. Hij begon haar hoofd tegen de luchtwagen te slaan, steeds weer opnieuw, en al die tijd schreeuwde hij in het Oud-Kavalaans schreeuwend.
Dirk krabbelde overeind, maar met zijn gebonden handen kon hij niets uitrichten. Garse deed twee vlugge stappen naar voren en eindelijk kwam ook Jaan Vikary in beweging. Maar het was Bretan Braith Lantry die er het eerst was en Myrik van haar af trok door een arm rond zijn nek te slaan. Myrik sloeg wild om zich heen, totdat Lorimaar Bretan te hulp kwam. Ze klemden de man stevig tussen zich in.
Gwen lag er onbeweeglijk bij, haar hoofd tegen de metalen deur waar Myrik het tegenaan had geslagen. Vikary knielde bij haar neer en probeerde een arm om haar schouders te slaan. Haar achterhoofd liet een veeg bloed achter op de zijkant van de luchtwagen.
Janacek knielde ook, snel, en voelde haar pols. Gerustgesteld stond hij weer op, keerde zich om naar de Braiths en keek hen aan met een van woede vertrokken mond. ‘Ze droeg jade-en-zilver, Myrik,’ zei hij. ‘Je bent ten dode opgeschreven. Ik daag je uit.’
Myrik was gestopt met schreeuwen, maar hij hijgde wel. Een van de honden huilde en werd toen weer stil.
‘Leeft ze nog?’ vroeg Bretan Braith met zijn stem van schuurpapier.
Jaan Vikary keek hem aan met een gezicht, dat even vreemd en gespannen stond als dat van Myrik kort daarvoor had gedaan. ‘Ze leeft nog.’
‘Puur geluk,’ zei Janacek, ‘maar dat is niet aan jou te danken, Myrik, en het zal geen enkel verschil maken. Maak je keuzes maar!’
‘Maak me los,’ zei Dirk. Niemand bewoog. ‘Maak me los!’ schreeuwde hij.
Iemand sneed de touwen los waarmee hij vastgebonden was.
Hij liep naar Gwen en knielde naast Vikary. Even ontmoetten hun ogen elkaar. Dirk onderzocht haar achterhoofd. Daar begon het donkere haar al aan elkaar te kleven van het geronnen bloed. ‘Op zijn minst een hersenschudding,’ zei hij. ‘Misschien een schedelbasisfractuur, misschien erger. Ik weet het niet. Zijn hier medische voorzieningen?’ Hij keek iedereen aan. ‘Zijn die hier?’
Bretan antwoordde. ‘In Uitdaging werken ze niet meer, ‘t’Larien. De Stem verzette zich tegen me. De stad reageerde niet. Ik moest hem doden.’
Dirk trok een gezicht. ‘Dan mag ze niet vervoerd worden. Misschien is het alleen maar een hersenschudding. Ik denk dat ze zal moeten rusten.’
Ongelofelijk genoeg liet Jaan Vikary haar in Dirks armen achter en stond op. Hij gebaarde naar Lorimaar en Bretan, die Myrik nog tussen zich in geklemd hielden. ‘Laat hem los.’
‘Loslaten...?’ Janacek wierp Vikary een verwonderde blik toe.
‘Jaan,’ zei Dirk, ‘laat hem nou maar. Gwen...’
‘Leg haar in een luchtwagen,’ zei Vikary.
‘Ik denk dat ze beter niet vervoerd...’
‘Het is hier niet veilig, t’Larien. Leg haar in een luchtwagen.’
Janacek fronste zijn voorhoofd. ‘Mijn teynj"
Vikary keek weer naar de Braiths. ‘Ik zei jullie die man los te laten.’ Hij wachtte even. Die drogman, zoals jullie hem zouden noemen. Hij heeft die naam verdiend.’
‘Wat ben je van plan, hoog-IJzerjade?’ zei Lorimaar streng.
Dirk tilde Gwen op en legde haar voorzichtig achter in de dichtstbijzijnde luchtwagen. Ze was helemaal slap, maar haar ademhaling was nog regelmatig. Toen ging hij op de plaats van de bestuurder zitten en wachtte, terwijl hij zijn polsen masseerde om de bloedcirculatie weer op gang te brengen.
Iedereen leek hem vergeten te zijn. Lorimaar hoog-Braith was nog steeds aan het woord. ‘Wij erkennen je recht om Myrik tegemoet te treden, maar het moet een enkel gevecht worden, want Teraan Braith Nalarys is dood. Omdat je eigen teyn het eerst genoegdoening eiste...’
Jaan Vikary had zijn laserpistool in zijn hand. ‘Laat hem los en ga uit de weg.’
Lorimaar, geschrokken, liet Myriks arm los en stapte vlug opzij. Bretan aarzelde. ‘Hoog-IJzerjade,’ raspte hij, ‘omwille van jouw eer en de zijne, omwille van je vestiging en je teyn, doe dat wapen weg.’
Vikary richtte op de jongeman met het halve gezicht. Bretans gezicht vertrok, toen liet hij Myrik los, haalde met een groteske beweging zijn schouders op en stapte achteruit.
‘Wat gebeurt hier?’ vroeg de eenhandige grijsaard met schrille stem. ‘Wat gaat hij doen?’ Niemand sloeg acht op hem.