‘Hij zou nu zo langzamerhand terug moeten komen, niet?’
Ze knikte en ging weer op de bleke matras liggen.
De Sirenenstad zong haar wiegelied, haar hymne aan de laatste slaap.
11
Dirk liep de kamer door.
Het lasergeweer stond tegen de muur. Hij tilde het op en voelde nog eens aan het enigszins vettige oppervlak van het glanzende, zwarte plastic. Zijn duim streek over de wolfskop. Hij bracht het wapen naar zijn schouder, richtte en vuurde.
De lichtstaaf bleef minstens een volle seconde hangen. Hij verschoof het geweer een eindje en de potlooddunne straal verschoof mee. Toen het vuur doofde en het beeld niet meer op zijn netvlies gegrift stond, zag hij dat hij een onregelmatig gat in het raam had gebrand. De wind floot er hard doorheen en veroorzaakte een vreemde wanklank met de muziek van Lamiya-Bailis.
Gwen klom onvast haar bed uit. ‘Wat doe je, Dirk?’
Hij haalde zijn schouders op en liet het geweer zakken.
‘Wat?’ herhaalde ze. ‘Wat ben je aan het doen?’
‘Ik wilde er zeker van zijn dat ik weet hoe het werkt,’ legde hij uit. ‘Ik ga... Ik ga weg.’
Ze fronste haar voorhoofd. ‘Wacht,’ zei ze. ‘Ik zoek mijn laarzen op.’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Jij ook al?’ Haar gezicht was hard, afstotend. ‘Ik hoef niet beschermd te worden, verdomme.’
‘Daar gaat het niet om,’ zei hij.
‘Als dit een dwaze actie is om jezelf in mijn ogen tot held te bombarderen, dan gaat dat echt niet lukken,’ zei ze, terwijl ze haar handen op haar heupen plantte.
Hij glimlachte. ‘Gwen, dit is een dwaze actie om mijzelf in mijn eigen ogen tot held te bombarderen. Jouw ogen... jouw ogen zijn niet belangrijk meer.’
‘Waarom doe je het dan?’
Onzeker tilde hij het geweer op. ‘Ik weet het niet; gaf hij toe. ‘Misschien omdat ik Jaan graag mag en ik het hem schuldig ben. Misschien omdat ik goed wil maken dat ik op de loop ben gegaan nadat hij mij zijn vertrouwen had geschonken en mij keth had genoemd.’
‘Dirk,’ begon ze.
Hij gebaarde haar om te zwijgen. ‘Ik weet het... maar dat is niet alles. Misschien wil ik alleen Ruark maar te pakken nemen. Misschien is het omdat Kryne Lamiya vaker tot zelfmoord heeft uitgelokt dan welke andere stad ook en ik daar ook het slachtoffer van ga worden. Je mag ook zelf een motief bedenken, Gwen. Alles bij elkaar.’ Er gleed een vaag lachje over zijn gezicht. ‘Misschien is het wel omdat er maar twaalf sterren zijn, zie je. Dus het maakt toch zeker geen moer uit?’
‘Wat voor goeds zou je in vredesnaam kunnen uitrichten?’
‘Wie zal het zeggen, en wat doet het ertoe? Kan het jou wat schelen, Gwen. Echt?’ Hij schudde zijn hoofd en door die beweging viel zijn haar weer over zijn voorhoofd, dus moest hij nog eens stilstaan om het weg te strijken. ‘Het kan me niet schelen of het jou iets kan schelen,’ zei hij geforceerd. ‘Je zei, of je liet doorschemeren, dat ik zelfzuchtig was toen we in Uitdaging waren. Nou, misschien was dat wel zo. En misschien ben ik het nu ook. Daarom zal ik je nog iets zeggen. Wat ik ook ga doen, ik vraag jou niet om eerst naar je armen te kijken, Gwen. Snap je wat ik bedoel?’
Dat was een mooie afscheidszin, maar halverwege de deur liet hij zich vermurwen, aarzelde en draaide zich om. ‘Blijf hier. Gwen,’ zei hij tegen haar. ‘Blijf nou gewoon hier. Je bent nog steeds gewond. Voor het geval je moet vluchten — Jaan zei iets over een grot. Weet je iets van een grot?’ Ze knikte. ‘Nou, ga daar dan in geval van nood naartoe. Maar blijf anders hier.’ Hij wuifde haar onhandig vaarwel met het geweer, draaide zich om en liep toen iets te gehaast weg.
Beneden in de luchtsluis waren de muren echte muren — geen spoken, geen muurcomposities, geen lichten. In het donker struikelde Dirk over de luchtwagen die hij zocht en wachtte vervolgens tot zijn ogen aan de duisternis gewend waren. Het afgedankte voertuig was niet afkomstig van Hoog Kavalaan; het was een benauwde twoseater, een traan van plastic en licht metaal, zwart met zilver. Geen bepantsering natuurlijk, en zijn enige wapen was het lasergeweer, dat hij over zijn knieën legde.
De wagen was maar iets minder afgestorven dan de rest van Worlorn, maar dat kleine beetje was genoeg. Toen hij voorzichtig de energie inschakelde, reageerde de wagen en het instrumentenpaneel "Wierp een vaag licht in de cabine. Hij at vlug een proteïnereep en bestudeerde de gegevens. Het energieniveau was laag, te laag, maar hij zou het ermee moeten doen. Hij zou de koplampen niet gebruiken, maar bij het karige licht van de sterren vliegen. En de verwarming kon hij ook wel missen, zolang hij de leren jas maar droeg als bescherming tegen de kou.
Dirk sloeg de deur dicht en sloot die af en knipte het zwaarte-krachtrooster aan. De luchtwagen steeg op, schokkerig en enigszins onvast, maar opstijgen deed hij. Dirk greep de stuurknuppel, duwde die vooruit en toen was hij buiten en in de lucht.
Even kreeg hij de schrik te pakken. Als het net te zwak was geweest, zou er van vliegen helemaal niets terecht zijn gekomen, maar was hij tollend en draaiend op de met mos overwoekerde grond getuimeld. Eenmaal buiten trilde en zakte de wagen heel even alarmerend, maar niet meer dan een ogenblik; toen begon het net te werken en klommen ze op de suizende wind omhoog en was het enige wat nog draaide zijn maag.
Dirk bleef klimmen en probeerde de kleine wagen zo hoog mogelijk op te trekken. Voor hem lag de bergrug, en daar moest hij overheen. Bovendien zag hij er niet echt naar uit om andere nachtelijke vliegers te ontmoeten. Zo hoog mogelijk, met gedoofde lichten, zou hij iedere andere luchtwagen kunnen zien die onder hem langs zou vliegen, maar grote kans hebben dat hij zelf aan hun aandacht zou ontsnappen.
Hij keek niet om naar Kryne Lamiya, maar hij voelde hoe de stad die hij achterliet hem voorwaarts dreef en zijn angsten uitwiste. Angst was zoiets doms; niets deed er meer toe en de dood al helemaal niet. Zelfs toen de Sirenenstad met haar witte en grijze lichten uit het gezicht verdwenen was, bleef de muziek nog hoorbaar, steeds verder weg en steeds flauwer, maar voortdurend aanwezig, voortdurend van invloed. Eén toon, een zachte, golvende fluittoon, duurde langer dan de rest. Toen hij de stad ongeveer dertig kilometer achter zich had, hoorde hij die toon nog, vermengd met het lagere gefluister van de wind. Ten slotte drong het tot hem door dat het geluid van zijn eigen lippen kwam.
Hij hield op met fluiten en probeerde zich te concentreren op het vliegen.
Toen hij bijna een uur in de lucht was, rees de bergrug voor hem op, of eigenlijk onder hem, want tegen die tijd vloog hij tamelijk hoog. Hij had het gevoel dat hij dichter bij de sterren boven hem was dan bij de bossen diep onder hem. De wind gierde fel en drong door de haarscheurtjes in de deur, maar Dirk negeerde het geluid.
Daar waar de bergen overgingen in de wildernis, zag hij een licht.
Hij minderde vaart, beschreef een cirkel en begon te dalen. Aan deze kant van de bergen hoorde geen licht te zijn, wist hij; wat het ook was, het moest onderzocht worden.
Hij daalde af in een spiraal totdat hij direct boven het licht was, zette de stuwkracht van de luchtwagen uit, bleef even in de lucht zweven en liet het zwaartekrachtrooster toen langzaam uitgaan. Zo traag mogelijk zakte hij omlaag, zachtjes heen en weer deinend in de wind, een kalme val.
Onder zich zag hij verscheidene lichten. De grootste schijnsel was van een vuur afkomstig, zoals hij nu zag. Het vuur danste en flakkerde; de vlammen werden alle kanten op geblazen door de wind. Maar er waren ook andere, kleinere lichten — onbeweeglijk en kunstmatig, in een cirkel in het donker, niet erg ver van het vuur verwijderd. Misschien een kilometer, schatte hij, misschien minder.
De temperatuur in de kleine cabine begon op te lopen en Dirk voelde hoe hij begon te zweten; zijn kleren werden vochtig onder zijn dikke jas. Ook had hij last van de rook; zwarte roetwolken stegen op van het vuur en benamen hem het uitzicht. Met gefronste wenkbrauwen laveerde hij de luchtwagen zo, dat hij niet meer precies boven het vuur hing en daalde verder af.