Verbaasd plukte Janacek als in een reflex het wapen uit de lucht. Hij hield het onhandig vast en fronste. ‘Nu zou ik je kunnen doden, t’Larien.’
‘Doe het, of laat het,’ zei Dirk. ‘Wat maakt het uit. Als je ooit écht van Jaan gehouden hebt...’
‘Ik houd niet van Jaan,’ snauwde Janacek, terwijl zijn gezicht rood aanliep. ‘Hij is mijn teyn!’
Dirk liet de woorden van de Kavalaan een minuut lang in de lucht hangen. Hij krabde nadenkend aan zijn kin. ‘Is?’ zei hij. ‘Je bedoelt: Jaan was je teyn. Nietwaar?’
Janaceks blos verdween even vlug als hij was opgekomen. Onder zijn baard vertrok zijn mondhoek op een manier die Dirk aan Bretan deed denken. Zijn ogen gingen half beschaamd naar de zware ijzeren armband die nog steeds om zijn bebloede onderarm hing.
‘Je hebt niet alle gloeistenen eruit gekregen, hè?’ zei Dirk vriendelijk.
‘Nee,’ zei Janacek. Zijn stem klonk merkwaardig zacht. ‘Nee, dat klopt. Natuurlijk zegt dat weinig. Het tastbare ijzer betekent niets meer als het andere ijzer verdwenen is.’
‘Maar dat is niet verdwenen, Garse,’ zei Dirk. ‘Jaan heeft het over je gehad toen we samen in Kryne Lamiya waren. Ik weet het zeker. Misschien voelt hij zich met Gwen ook door ijzer verbonden, en misschien is dat verkeerd. Vraag het niet aan mij. Het enige wat ik weet is dat het andere ijzer voor Jaan nog steeds bestaat. In Kryne Lamia droeg hij zijn armband van ijzer-en-vuur.
Hij zal hem nog om hebben als de honden van Braith hem verscheuren, vermoed ik.’
Janacek schudde zijn hoofd. ‘t’Larien,’ zei hij, ‘ik zou zweren dat je moeder van Kimdiss komt. Maar toch kan ik niet tegen je op. Je manipuleert te goed.’ Hij grijnsde; het was zijn oude grijns, zoals die morgen toen hij zijn laser op Dirk had gericht en had gevraagd of Dirk daarvan schrok. ‘Jaan Vikary is mijn teyn,’ zei hij. ‘Wat wil je dat ik doe?’
Janaceks ommekeer, hoe schoorvoetend ook, was diepgaand genoeg. De Kavalaar nam vrijwel meteen de leiding. Dirk vond dat ze meteen op weg moesten gaan en hun plannen onderweg moesten bespreken. Maar Janacek drong erop aan dat ze de tijd zouden nemen om zich te douchen en te kleden. ‘Als Jaan nog in leven is, zal hij tot het aanbreken van de dag veilig genoeg zijn. De honden zien ’s nachts niet veel en de Braiths zullen niet graag in het wilde weg door een donker bos vol wurgers ronddwalen. Nee, t’Larien, ze zullen in hun kamp blijven en wachten. Een man alleen en te voet komt niet ver. Dus hebben we tijd genoeg om hen als IJzerjade tegemoet te treden.’
Tegen de tijd dat ze klaar waren om te vertrekken had Janacek bijna elk spoor van zijn dronkenmansrazernij weggewerkt. Hij zag er gestroomlijnd en onberispelijk uit in een met bont afgezet pak van kameleonstof, zijn baard schoongemaakt en bijgeknipt, zijn donkere, rode haar keurig naar achteren gekamd. Alleen zijn rechterarm — schoongemaakt en zorgvuldig verbonden, maar nog wel in het oog lopend — getuigde tegen hem. Maar de schrammen leken hem niet erg te hinderen. Hij oogde vlot en elegant, terwijl hij zijn laser laadde, controleerde en in zijn riem stak. Behalve zijn pistool had Janacek ook nog een lang mes en een geweer zoals Dirk er een had. Hij grijnsde vrolijk toen hij het oppakte.
Dirk had zich ondertussen gewassen en geschoren en tevens van de gelegenheid gebruikgemaakt om voor het eerst in dagen een complete maaltijd te nuttigen. Hij voelde zich bijna energiek toen ze naar het dak gingen.
Vanbinnen was Janaceks enorme, vierkante luchtwagen precies even benauwd als het kleine, afgedankte exemplaar waarmee Dirk uit Kryne Lamiya was gekomen, hoewel Janaceks machine vier kleine zitplaatsen had in plaats van twee. ‘De bepantsering,’ zei Garse toen Dirk een opmerking maakte over het gebrek aan ruimte binnenin. Hij gespte Dirk met een strakke gevechtsgordel vast op een harde, ongemakkelijke zitplaats, ging zelf ook zitten en steeg toen snel op.
De cabine was vaag verlicht en geheel afgesloten, met overal meters en instrumenten, zelfs boven de deuren. Geen ramen; een paneel met acht kleine kijkschermen bood de piloot zicht op acht verschillende punten. Het geheel was van onbeschilderd, glad aluminium.
‘Dit vehikel is ouder dan wij allebei,’ zei Janacek, terwijl ze opstegen. Hij leek best bereid om te praten en was op zijn agressieve manier vriendelijk. ‘En het heeft zelfs nog meer werelden gezien dan jij. Het heeft een fascinerende geschiedenis achter de rug. Dit specifieke model is zo’n kleine vierhonderd standaardjaren geleden gebouwd. Het is gebouwd door de Wijsheden van Dam Tul-lian, een flink eind achter de Sluier der Verlokking, en het werd gebruikt in hun oorlogen tegen Erikan en Zwervershoop. Na ongeveer een eeuw was het onbruikbaar geworden en werd het afgedankt. Het werd in een periode van vrede door de Erikaners geborgen en aan de Stalen Engelen op Bastion verkocht. Die gebruikten het in verscheidene campagnes, totdat het ten slotte werd buitgemaakt door de bevolking van Prometheus. Een handelaar van Kimdiss legde er op Prometheus de hand op en verkocht het aan mij, en ik heb het aan de duelleercode aangepast. Sindsdien heeft niemand me meer voor een luchtgevecht uitgedaagd. Let op.’ Hij stak zijn hand uit naar een verlichte knop en drukte erop, en Dirk werd door een plotselinge acceleratie tegen de leuning van zijn stoel gedrukt. ‘Reservepulsbuizen om in noodgevallen de snelheid op te voeren,’ zei Janacek met een grijns. ‘We zullen er in minder dan de helft van de tijd zijn die het jou heeft gekost, t’Larien.’
‘Goed,’ zei Dirk. Er was iets wat hem dwars zat. ‘Zei je dat je deze wagen hebt gekocht van een handelaar uit Kimdiss?’
‘Dat is de waarheid,’ zei Janacek. ‘De vredelievende Kimdissi zijn grote wapenhandelaars. Ik heb weinig respect voor die manipulators, zoals je weet, maar ik ben niet afkerig van een koopje als ik er een aangeboden krijg.’
‘Arkin ging er prat op dat hij tegen geweld was,’ zei Dirk. ‘Dat zal dan ook wel een schijnvertoning zijn geweest.’
‘Nee,’ zei Janacek. Hij keek Dirk aan en glimlachte. ‘Verbaast je dat, t’Larien? De waarheid is misschien nog gekker. Wij noemen de Kimdissi niet zonder reden manipulators. Ik neem aan dat jij op Avalon geschiedenisles hebt gehad?’
‘Enigszins,’ zei Dirk. ‘De geschiedenis van de Oude Aarde, het Federale Rijk, de Dubbele Oorlog, de expansie.’
‘Dus niet de geschiedenis van de buitenwerelden.’ Janacek klakte met zijn tong. ‘Dat viel te verwachten. Al die werelden en culturen in het mensenrijk die allemaal hun geschiedenis hebben. Zelfs de namen zijn al te veel om te leren. Luister, dan zal ik je wijzer maken. Toen je op Worlorn landde, heb je toen gelet op de kring van vlaggen?’
Dirk keek hem beteuterd aan. ‘Nee.’
‘Misschien zijn ze er niet meer. Maar tijdens het Festival wapperden er op het plein voor de ruimtehaven veertien vlaggen. Dat was een absurd idee van de Toberianen, maar het werd wel min of meer uitgevoerd, al vertegenwoordigden de planetaire vlaggen in tien van de veertien gevallen helemaal niets. Werelden zoals Eshellin en de Vergeten Kolonie wisten niet eens wat een vlag was, terwijl anderzijds de Emereli voor elk van hun honderd stadstorens een verschillende banier hadden. De bewoners van Schemerduister lachten ons uit en hingen een pikzwarte lap aan hun vlaggenstok.’ Hij scheen dat heel grappig te vinden. ‘Wat Hoog Kavalaan betreft, wij hadden geen vlag voor onze wereld als geheel. Maar we hebben er een gemaakt, geïnspireerd op onze geschiedenis. Een rechthoek, verdeeld in vier velden van verschillende kleur: een groene banshee op een zwart veld voor IJzerjade, de zilveren jachtvleermuis van Shanagate op geel, gekruiste zwaarden tegen een rode achtergrond voor Roodstaal, en voor Braith een witte wolf op paars. Het was de oude standaard van de Hoogbondsliga.