Выбрать главу

Dirk kwam naar hem toe, maar maakte een slechte landing. Het stuk rots waarop Janacek stond, was met glibberig groen mos bedekt en de onderkant van Dirks luchtschuiver gleed er recht overheen, zodat hij bijna de rivier inschoot. Janacek greep hem nog net bij zijn arm.

Dirk schakelde het zwaartekrachtrooster uit. ‘Dank je,’ mompelde hij. ‘Het lijkt me hier niet gemakkelijk zwemmen.’

‘Dat was nu precies waar ik net aan stond te denken,’ antwoordde Janacek. Hij zag er afgetobd uit. Zijn gezicht en kleren waren vuil en zijn rode baard was nat van het zweet. Een lange sliert haar hing over zijn voorhoofd, slap en vettig. ‘Ik probeerde te besluiten of ik me zo’n stroming in zou wagen of tijd zou verspillen met verder stroomopwaarts te gaan, in de vage hoop een plaats te vinden waar ik veilig kon oversteken.’ Een flauw lachje brak door op zijn gezicht. ‘Maar jij hebt dat probleem opgelost met Gwens speelgoed. Waar...?’

‘Pyr,’ zei Dirk. Hij begon Janacek te vertellen over zijn vlucht naar de verongelukte luchtwagen.

‘Je hebt het overleefd,’ zei Janacek snel. ‘Bespaar me de saaie details, t’Larien. Er is sinds gistermorgen veel gebeurd. Heb je de Braiths gezien?’

‘Lorimaar en zijn teyn liepen stroomafwaarts,’ zei Dirk.

‘Dat weet ik,’ snauwde Janacek. ‘Waren ze overgestoken?’

‘Nee, nog niet.’

‘Mooi. Jaan is nu heel dichtbij, misschien nog maar een half uur voor ons uit. Ze mogen hem niet als eersten bereiken.’ Zijn blik gleed langs de overkant van de rivier en hij zuchtte. ‘Heb je de andere schuiver ook, of moet ik de jouwe nemen?’

Dirk legde zijn geweer op de rots en begon zich van zijn rugzak te ontdoen. ‘Ik heb de andere bij me,’ zei hij. ‘Waar is Roseph? Wat is er aan de hand?’

‘Jaan heeft schitterend gerend,’ zei Janacek. ‘Niemand had verwacht dat hij in zo weinig tijd zó ver zou komen. De Braiths waarschijnlijk ook niet. En hij heeft meer gedaan dan gewoon maar rennen. Hij heeft valstrikken gezet.’ Hij streek met de rug van zijn hand het haar uit zijn gezicht. ‘Vannacht heeft hij een kamp opgeslagen. Hij was ver genoeg voor ons uit. We vonden de resten van zijn kampvuur. Roseph stapte in een verborgen kuil en kreeg een ingegraven houten staak door zijn voet.’ Janacek glimlachte. ‘Hij is teruggegaan, bijgestaan door zijn teyn. En jij zegt dat Pyr en Arris dood zijn?’

Dirk knikte. Hij had de laarzen en de tweede schuiver uit zijn rugzak gehaald.

Janacek pakte alles zonder commentaar aan. ‘Er zijn nog maar weinig jagers over. Ik denk dat wij gewonnen hebben, t’Larien. Jaan Vikary zal wel uitgeput zijn. Hij heeft zonder nachtrust een dag en twee nachten gerend. Toch weten we dat hij niet gewond is, en hij is gewapend. Bovendien is hij van IJzerjade. Lorimaar en die slak die hij als teyn heeft, zullen geen gemakkelijke prooi aan hem hebben.’

Hij knielde en begon al pratend zijn laarzen los te rijgen. ‘Hun dwaze idee om hier een nieuwe vestiging te stichten is in de kiem gesmoord. Lorimaar is uitzinnig, dat hij er zelfs maar van droomt. Ik denk dat zijn verstand het begeven heeft toen hij bij Uitdaging door Jaans laser werd getroffen.’ Hij trok een laars uit. ‘Weet je waarom Chell en Bretan er niet bij waren, t’Larien? Omdat die twee te veel verstand hadden voor dat plan inzake hoog-Larteyn! Roseph heeft me er tijdens de jacht alles over verteld. De waarheid, zei hij, is als volgt: Lorimaar kwam met dat waanzinnige idee toen de Braiths na de dood van Myrik in Larteyn terugkwamen. De zes die we in het bos aantroffen waren daarbij, plus de oude Raymaar. Bretan Braith Lantry en Chell vry-Braith niet. Ze waren achter jou en Jaantony aangegaan en zijn later nog in een paar steden geweest waarvan ze dachten dat jullie er wel eens je toevlucht gezocht konden hebben. Dus ondervond Lorimaar eigenlijk geen enkele tegenstand. Hij heeft de anderen altijd geïntimideerd, behalve misschien Pyr, en Pyr heeft nooit ergens anders belang in gesteld dan in het veroveren van drogmensenhoofden.’

Janacek had moeite om in Gwens nauwe laarzen te komen. Hij trok een gezicht en gaf een harde ruk om zijn tegenstribbelende voet er met geweld in te persen. ‘Toen Chell terugkwam, was hij woedend. Hij wilde niet meedoen. Hij wilde zelfs niet luisteren. Bretan probeerde hem te kalmeren, beweert Roseph, maar zonder resultaat. De oude Chell is een Braith en Lorimaars nieuwe vestiging kwam voor hem op verraad neer. Hij daagde hem uit. Lorimaar had daar feitelijk een vrijstelling voor, omdat hij gewond was, maar desondanks nam hij de uitdaging aan. Chell was heel oud. Als uitgedaagde deed Lorimaar de eerste van de vier keuzes. Hij koos het aantal.’

Janacek stond op en stampte hard op de glibberige rots om zijn voet beter in de laars te krijgen. ‘Ik hoef je vast niet te vertellen dat hij ervoor koos om alleen te vechten. Het zou een heel ander duel zijn geworden als hij Bretan Braith tegenover zich had gekregen, naast Chell met de Lege Armen. Al was hij gewond, Lorimaar ontdeed zich tamelijk gemakkelijk van de oude man. Ze vochten in het doodsvierkant, met messen. Chell liep veel verwondingen op, te veel waarschijnlijk. Roseph denkt dat hij in Larteyn op sterven ligt. Bretan Braith is bij hem, en wat nog belangrijker is: hij is en blijft Bretan Braith.’ Janacek spreidde zijn luchtschuiver uit.

‘Ben je iets over Ruark te weten gekomen?’ vroeg Dirk hem.

De Kavalaar haalde zijn schouders op. ‘Het is zo’n beetje gegaan als we al verwachtten. Ruark nam via een kijkscherm contact op met Lorimaar hoog-Braith — niemand schijnt te weten waar de Kimdissi nu is — en bood aan te onthullen waar Jaan zich verborgen hield als Lorimaar hem korariel wilde verklaren en hem daarmee zou beschermen. Dat deed Lorimaar graag. Gelukkig voor Jaan zat hij in zijn luchtwagen toen ze kwamen. Hij steeg eenvoudig op en nam de vlucht. Ze achtervolgden hem en ten slotte haalde Raymaar hem vlak achter de bergen in, maar hij is ook een oude man en lang niet zo’n goede vlieger als Jaan Vikary.’ Er klonk iets van blijde trots in Janaceks stem door, als van een vader die opschept over zijn kind. ‘De Braith stortte neer tijdens het gevecht, maar Jaans wagen was ook beschadigd, zodat hij gedwongen was te landen en het op een lopen te zetten. Hij was al verdwenen toen de hoogbonders van Larteyn ontdekten waar hij was neergekomen. Ze hadden tijd verspild toen ze probeerden Raymaar te helpen.’ Hij wuifde ongeduldig met zijn hand.

‘Waarom heb je je van Lorimaar afgesplitst?’ vroeg Dirk.

‘Waarom denk je? Jaan is nu dichtbij. Ik moet hem bereiken voordat zij dat doen. Saanel beweerde dat de rivier stroomafwaarts makkelijker over te steken was en ik greep die kans aan om daar tegenin te gaan. Lorimaar is nu te vermoeid om achterdochtig te zijn. Hij denkt aan niets anders dan aan de prooi die hij wil doden. Zijn haat brandt nog steeds, t’Larien! Ik denk dat hij Jaan Vikary bloedend en wel voor zich ziet liggen en vergeet op wie hij eigenlijk jacht maakt. Dus verliet ik ze en ging stroomopwaarts, en een tijdlang dacht ik dat ik een vergissing had begaan. Het oversteken is stroomafwaarts inderdaad makkelijker, nietwaar?’

Dirk knikte weer.

Janacek grijnsde. ‘Dus je komst is werkelijk een geluk.’

‘Je zult nog meer geluk nodig hebben om Jaan te vinden,’ waarschuwde Dirk hem. ‘De Braiths zijn nu waarschijnlijk de rivier al overgestoken en ze hebben hun honden.’

‘Ik maak me niet te veel zorgen,’ zei Janacek. ‘Jaan rent nu rechtdoor en ik weet iets wat Lorimaar niet weet. Ik weet waar hij naartoe rent. Een grot, t’Larien! Mijn teyn is altijd geboeid geweest door grotten. Toen we nog jongens waren, in IJzerjade, nam hij me vaak mee op ontdekkingstocht onder de grond. Hij heeft me naar meer verlaten mijnen meegenomen dan me lief was en meer dan eens zijn we tot onder de oude steden afgedaald, de ruïnes waar de demonen rondwaarden.’ Hij lachte. ‘En ook gebombardeerde vestigingen, de haarden zwartgeblakerd in de oude oorlogen en nog steeds wemelend van de rusteloze geesten. Jaan Vikary kende al dat soort plaatsen. Hij leidde me er dan rond en vertelde me hun geschiedenis, eindeloos, verhalen over Aryn hoog-Gloeisteen en Jamis-Leeuw Tahl en de kannibalen van de Diepe Kolenmijnen. Hij was altijd al een verhalenverteller. Hij wist nieuw leven in de oude helden te blazen, en ook in de verschrikkingen.’