‘Bretan Braith,’ zei Vikary.
Gwen kwam bij hen staan in de buurt van de grotingang en knikte. ‘Ja. De wagen is verscheidene malen over de stad heen en weer gevlogen en heeft ondertussen zijn lasers afgevuurd.’
‘Chell is dood,’ zei Vikary.
‘Maar jij leeft nog,’ antwoordde Gwen. ‘Ik begon eraan te twijfelen.’
‘We leven nog,’ beaamde hij. Hij liet zijn geweer uit zijn slappe vingers glijden. ‘Gwen,’ zei hij, ‘ik heb mijn teyn gedood.’
‘Garse?’ vroeg ze geschrokken. Ze fronste haar voorhoofd.
‘Hij had mij uitgeleverd aan de Braiths,’ zei Dirk snel. Zijn blik kruiste die van Gwen. ‘En hij maakte jacht op Jaan, samen met Lorimaar. Het was onvermijdelijk.’
Ze keek van Dirk weer naar Jaan. ‘Is dat werkelijk waar? Arkin vertelde me al zoiets. Ik geloofde hem niet.’
‘Het is de waarheid,’ zei Vikary.
‘Is Arkin hier?’ vroeg Dirk.
Gwen knikte. ‘In de luchtwagen. Hij is hier vanuit Larteyn naartoe gevlogen. Je moet hem verteld hebben waar ik was. Hij probeerde me opnieuw voor te liegen. Ik heb hem uitgeschakeld. Hij kan nu niets beginnen.’
‘Gwen,’ zei Dirk, ‘we hebben Arkin helemaal verkeerd beoordeeld.’ Hij had een brok in zijn keel. ‘Begrijp je het niet, Gwen? Arkin heeft Jaan gewaarschuwd dat Garse hem zou verraden. Zonder die waarschuwing zou Jaan het nooit geweten hebben. Hij zou Janacek misschien vertrouwd hebben en hem niet hebben neergeschoten. Hij zou zelf gegrepen zijn en gedood.’ Zijn stem klonk schor en dringend. ‘Begrijp je het niet? Arkin...’
Het vuur werd kil in haar ogen weerkaatst, toen ze Dirk opnam. ‘Ik begrijp het,’ zei ze, haar stem dik en onvast. Ze keek naar Vikary. ‘Oh, Jaan,’ zei ze. Ze stak haar armen naar hem uit.
Hij kwam naar haar toe en liet zijn hoofd op haar schouder rusten en sloeg zijn armen stevig om haar heen. Toen begon hij te huilen.
Dirk liet hen alleen en liep naar de luchtwagen.
Arkin Ruark zat stevig vastgebonden op een van de zitplaatsen. Hij had stevige buitenkleding aan en zijn hoofd hing voorover zodat zijn kin op zijn borst rustte. Toen Dirk naderde keek hij moeizaam op. De hele rechterkant van zijn gezicht was paars en gezwollen. ‘Dirk,’ zei hij klagelijk.
Dirk deed zijn hinderlijke rugzak af en zette die op de grond. Hij leunde tegen het bedieningspaneel. ‘Arkin,’ zei hij effen.
‘Help me,’ zei Ruark.
‘Janacek is dood,’ lichtte Dirk hem in. ‘Jaan heeft op hem geschoten en toen is hij in een boomspokennest gevallen.’
‘Garsey,’ zei Ruark met enige moeite. Zijn lippen waren gezwollen en bebloed en zijn stem trilde. ‘Hij zou jullie allemaal gedood hebben. Heus waar, heus. Ik heb Jaan gewaarschuwd, dat heb ik gedaan, ik heb hem gewaarschuwd. Geloof me, Dirk.’
‘Oh, ik geloof je wel,’ zei Dirk met een hoofdknik.
‘Ik wou jullie helpen, jawel. Gwen is helemaal wild geworden. Ik zag hoe de Braiths Jaan te pakken namen. Ik kwam er net aan om hem bij te staan, maar ze waren me voor. Maakte me ook bezorgd over haar, echt waar. Kwam haar te hulp. Ze sloeg me, ze zei dat ik een leugenaar was. Ze bond me vast en vloog ons hierheen. Ze is wild, Dirk, vriend Dirk, helemaal wild, wild als een Kavalaar. Bijna zoals Garse, helemaal niets voor die lieve Gwen. Ik denk dat ze me dood wil hebben. Jou misschien ook, dat weet ik niet. Ze gaat naar Jaan terug, dat weet ik. Help me. Je moet me helpen. Hou haar tegen.’ Hij jammerde.
‘Ze zal niemand doden,’ zei Dirk. ‘Jaan is er nu, en ik ben er ook. Je bent veilig, Arkin, maak je geen zorgen. Wij zullen de zaken rechtzetten. We hebben veel aan je te danken, nietwaar? Vooral Jaan. Ik weet niet wat er zonder jouw waarschuwing allemaal gebeurd zou zijn.’
‘Ja,’ zei Ruark. Hij glimlachte. ‘Ja, waarachtig, heus waar.’
Plotseling verscheen Gwen in de deuropening. Ze negeerde Ru-ark. ‘Dirk,’ zei ze.
Hij draaide zich naar haar om. ‘Ja?’
‘Ik heb gezorgd dat Jaan een poosje is gaan liggen. Hij is ontzettend moe. Kom mee naar buiten, dan kunnen we praten.’
‘Wacht,’ zei Ruark. ‘Maak mij eerst los, hè? Doe het. Mijn armen, Dirk, mijn armen...’
Dirk liep naar buiten. Jaan lag vlakbij met zijn hoofd tegen een boom geleund niets ziend naar het vuur in de verte te staren. Ze liepen bij hem vandaan, de duisternis onder de wurgbomen in. Ten slotte stond Gwen stil en draaide zich heftig naar hem toe om hem aan te kijken. ‘Jaan mag het nooit te weten komen,’ zei ze. Ze streek met haar rechterhand een losse lok van haar voorhoofd.
Dirk staarde naar haar. ‘Je arm,’ zei hij.
Om haar rechteronderarm droeg Gwen ijzer, zwart en leeg. Haar arm verstijfde bij Dirks woorden. ‘Ja,’ zei ze. ‘De gloeistenen komen later.’
‘Ik begrijp het,’ zei Dirk. ‘Zowel teyn als betheyn.’
Gwen knikte. Ze stak haar armen uit en nam Dirks handen in de hare. Haar huid was koel en droog. ‘Wees blij voor me, Dirk,’ zei ze met een klein, verdrietig stemmetje. ‘Alsjeblieft.’
Hij drukte haar handen in een poging haar gerust te stellen.
‘Dat ben ik ook,’ zei hij zonder veel overtuiging. Tussen hen in hing een langdurige stilte en een grote verbittering.
‘Je ziet er vreselijk uit,’ zei Gwen ten slotte, en lachte kort en geforceerd. ‘Onder de schrammen. Zoals je je arm houdt en zoals je loopt. Is alles in orde met je?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘De Braiths zijn geen zachtzinnige speelkameraden,’ zei hij. ‘Maar ik overleef het wel.’ Toen liet hij haar handen los en tastte in zijn zak. ‘Gwen, ik heb iets voor je.’
In zijn vuist hield hij twee sieraden. De gloeisteen, rond en ruw geslepen, zacht oplichtend van binnenuit, smeulend in de holte van zijn hand. En het fluister juweel; kleiner, donkerder, dood en koud.
Gwen pakte ze zwijgend. Ze liet de stenen een ogenblik peinzend in haar hand rollen. Toen stak ze de gloeisteen in haar zak en gaf het fluister]uweel aan Dirk terug.
Hij nam het aan. ‘Het laatste wat ik nog van Jenny heb,’ zei hij, toen zijn hand zich om de weerkaatsende ijsdruppel sloot en die weer in zijn zak verdween.
‘Ik weet het,’ zei ze. ‘Dank je voor je aanbod. Maar om eerlijk te zijn: de steen zegt me niets meer. Ik zal wel te veel veranderd zijn. Ik heb in jaren geen fluisteringen meer gehoord.’
‘Ja,’ zei hij. ‘Ik vermoedde al zoiets. Maar ik moest hem je aanbieden — de steen en de belofte. Die belofte blijft geldig, Gwen, mocht je er ooit een beroep op willen doen. Noem het mijn ijzer-en-vuur. Je wilt me toch zeker niet in een drogman veranderen?’
‘Nee,’ antwoordde ze. ‘En die andere steen?’
‘Garse heeft hem bewaard toen hij de andere weggooide. Ik dacht dat je hem misschien in je armband wilde laten zetten, samen met de nieuwe. Jaan zal het verschil nooit merken.’
Gwen zuchtte. ‘Goed,’ zei ze, en toen: ‘Ik merk dat ik dat van Garse toch heel treurig vind. Is dat niet gek? Al die jaren die wij samen doorbrachten, was er nauwelijks een dag dat we elkaar niet in de haren vlogen, en die arme Jaan stond er voortdurend tussenin, omdat hij van ons allebei hield. Er waren tijden dat ik er bijna zeker van was dat het enige wat mijn geluk in de weg stond, Garse Ijzer jade Janacek was. Maar nu hij er niet meer is, kan ik dat bijna niet geloven. Ik verwacht dat hij elk moment in zijn luchtwagen zal komen opdagen, tot de tanden gewapend en grijnzend, op het punt me af te snauwen en op mijn plaats te zetten.
Als het echt tot me doordringt dat het waar is, ga ik misschien wel huilen. Vind je dat niet raar?’
‘Nee,’ zei Dirk. ‘Nee.’
‘Ik zou ook haast om Arkin kunnen huilen,’ zei ze. ‘Weet je wat hij zei toen hij naar me toe kwam in Kryne Lamiya? Nadat ik hem een leugenaar had genoemd en hem een klap had gegeven en hem in elkaar had geslagen?’